Praktijkvragen beheer diersoorten

image_pdfimage_print

Vragen beheer diersoorten

Een omgevingsvergunning op basis van een faunabeheerplan: 11.63 Bal aan Faunabeheereenheid: 8.74j, derde lid, Bkl (vogels), 8.74k, derde lid, Bkl (soorten habitat-richtlijn), 8.74l, derde lid, Bkl (andere soorten) wordt verleend aan een faunabeheereenheid, die handelt overeenkomstig het daartoe vastgestelde en goedgekeurde faunabeheerplan. De faunabeheereenheid kan bij schriftelijke en gedagtekende toestemming de haar ingevolge het eerste en tweede lid toegestane handelingen door een wildbeheereenheid of anderen doen uitoefenen. In afwijking van 8.74j, derde lid, Bkl (vogels); 8.74k, derde lid, Bkl (soorten habitat-richtlijn); 8.74l, derde lid, Bkl (andere soorten) kan een omgevingsvergunning ook aan een wildbeheereenheid of aan anderen dan een faunabeheereenheid worden verleend, indien de noodzaak ontbreekt voor verrichting van de handelingen door tussenkomst van een faunabeheereenheid.

In afwijking van artikel 11.63 BAL kan een omgevingsvergunning worden verleend voor handelingen die niet op grond van een faunabeheerplan worden verricht, indien de noodzaak ontbreekt voor een faunabeheerplan, gelet op de specifieke kenmerken van de desbetreffende diersoort dan wel de aard of omvang van te verrichten handelingen

-- Als u de omgevingsvergunning gaat gebruiken heeft u schriftelijke toestemming nodig van de grondgebruiker art 11.52 lid 5 BAL.
-- Voor het gebruik een geweer is de 40 ha regeling van toepassing.

Dit wordt per provincie geregeld in de omgevingsvergunning die verstrekt wordt aan de Faunabeheereenheid aan de hand van het Faunabeheerplan( art 11.63 BAL). Deze verstrekt deze weer aan de Wildbeheereenheid en die weer aan haar jachthouders, die gebruik kunnen maken van de omgevingsvergunning op basis van art 8.74j, derde lid, Bkl (vogels); 8.74k, derde lid, Bkl (soorten habitat-richtlijn); 8.74l, derde lid, Bkl (andere soorten) en art 11.44, vierde lid, 11.52, vierde lid, 11.58, vierde lid Bal; 8.74r, tweede lid, Bkl bij schadebestrijding en beheer diersoorten.

Als de weersomstandigheden zo slecht zijn voor langere tijd dat het wild en reeën en edelherten moeilijk voedsel kunnen vinden, is het dan toegestaan om voederbieten, hooi en mais etc. verstrekken?

Artikel 11.60 Bal geeft hierover aan: Het is verboden in het wild levende edelherten, damherten, reeën of wilde zwijnen en dieren van de soorten, genoemd in artikel 8.3, vierde lid, Ow, bij te voeren.

Gedeputeerde staten kunnen omgevingsvergunning verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien sprake is van:

-- bijzondere weersomstandigheden, of een tijdelijk natuurlijk voedseltekort en het welzijn van de dieren in het geding is.

Het college van Burgemeesters en Wethouders kan een omgevingsvergunning op basis van art.11.31, tweede lid, in samenhang met 11.63, eerste lid, Ba aanvragen bij de provincie.

De minister kan bij algemene maatregel van bestuur kunnen vogels als bedoeld in artikel 418.Ro, en dieren van soorten als bedoeld in artikel 4.27 Ro, worden aangewezen, die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in het gehele land schade veroorzaken.

De Minister kan dan een landelijke omgevingsvergunning art. 5.2, derde lid, Ow en art11.43, eerste lid, onder b, Bal (vogels); 11.57, onder b, Bal (andere soorten) verlenen voor de bestrijding door grondgebruikers van schadeveroorzakende vogels en dieren.

  • Artikel 4.27 Ro (aanwijzing vergunningvrije gevallen andere soorten: bestrijding schadelijke dieren) konijn en vos en
  • Artikel 4.18 Ro (aanwijzing vergunningvrije gevallen soorten vogelrichtlijn: bestrijding schadelijke vogels) Zwarte kraai, kauw, houtduif en Canadese gans.

Ook de Provinciale staten kunnen bij omgevingsverordening art.5.2, eerste lid, Ow en 11.42 in samenhang met 11.44, tweede lid, Bal (vogels); 11.49 in samenhang met 11.52, tweede lid, Bal (soorten habitatrichtlijn); 11.56 in samenhang met 11.58, tweede lid, Bal (andere soorten) aanwijzen die niet bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid, zijn aangewezen en niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in hun provincie schade veroorzaken.

Provinciale staten verlenen bij vomgevingsverordening een vrijstelling, voor de bestrijding van schade-veroorzakende vogels en dieren als bedoeld in het derde lid uitsluitend aan grondgebruikers.

De vrijstelling, wordt verleend voor handelingen op door de grondgebruiker gebruikte gronden, dan wel in of aan door hem gebruikte opstallen, ter voorkoming van in het lopende of daarop volgende jaar dreigende schade op deze gronden, in of aan deze opstallen, of in het omringende gebied.

De grondgebruiker kan bij schriftelijke en gedagtekende toestemming (Toestemming van de grondgebruiker art 11.52 lid 5 BAL) verlenen om schadebestrijdingshandeling door anderen te laten uitoefenen, 11.44, vijfde lid, 11.52, vijfde lid, en 11.58, zesde lid, Bal toegestane handelingen door een wildbeheereenheid of anderen doen uitoefenen.

De voor het bestrijden van een aangewezen vergunningvrije gevallen diersoort, mag met de schriftelijke toestemming grondgebruiker, tenzij de provincie heeft bepaald dat deze toestemming niet nodig is (bijvoorbeeld voor het vangen van muskusratten of exoten). Als gebruik gemaakt mag worden van het geweer is de 40 ha regeling (art 11.76 BAL) van toepassing.

 

Overlast bestrijding is nieuw opgenomen in de Wet natuurbescherming en nu dus ook in Omgevingswet, dit kan zowel door de Minister LNV op basis van art 5.2, derde lid, Ow worden afgegeven. Dit is een landelijke lijst die voor gemeenten geldt binnen de bebouwde kom of door de provincie op basis van art 5.2, eerste lid, Ow en art.11.42 in samenhang met 11.44, derde lid Bal (vogels); 11.49 in samenhang met 11.52, derde lid, Bal (soorten habitatrichtlijn); 11.56 in samenhang met 11.58, derde lid, Bal (andere soorten) worden gedaan. Dit is een provinciale lijst die voor gemeenten geldt binnen de bebouwde kom.

art 3.16 lid 2 en 3 Wn

Dit is niet toegestaan. Art. 3.5 Wn verbiedt (opzettelijk) verontrusten van beschermde inheemse dieren. Je kunt hiervoor via de FBE een ontheffing aanvragen. Dit geldt niet voor het gebruik van restlichtversterkers of warmtebeeld apparatuur, dat bepaald de telcommissie van de Wbe in overleg met de faunabeheereenheid, dit om de trendtelling hierdoor zeker door verstoort kunnen worden. Zeker als dit de eerste keer is geeft het namelijk een heel andere uitslag als zonder en heeft dus veel invloed op de trendtellingen.

CMW 2019 onder 5. Het gekweekt grofwild mag slechts worden gedood indien het geweer en de munitie voldoen aan de eisen zoals gesteld in Artikel 11.79 BAL (specificaties geweren en munitie)
Bij het doden van gekweekt grofwild mag geen gebruik worden gemaakt van militaire kogelpatronen, met inbegrip van fosfor- of lichtspoorpatronen, noch van volmantel-kogelpatronen of kogels die niet vervormen bij het treffen van het dier;
7. Bij het doden van het gekweekt grofwild mag de afstand tussen dier en schutter ten hoogste 25 meter bedragen;
8. De houder van het verlof dient er zorg voor te dragen dat zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid, voor schade waartoe het verrichten van die handelingen met gebruikmaking van een geweer aanleiding kan geven, door een verzekering is gedekt (NOJG).

 

Het gaat hierbij eigenlijk om gehouden (huis)dieren. Dit zijn, ingevolge artikel 3.10 lid 2 Wn, geen beschermde inheemse dieren. De Wet natuurbescherming is hierop dus niet van toepassing. Met toestemming van de eigenaar kunnen zij door een persoon als bedoeld in de Circulaire-Wapens-en-Munitie-2018 worden gedood met een speciaal verlof van de korpschef. Wanneer de openbare orde en veiligheid in het geding is kan de burgemeester de eigenaar passeren. Meestal hebben de Boa’s dit speciaal verlof, die kunnen dan ingrijpen op verzoek van de politie. Circulaire-Wapens-en-Munitie-2018
Druk- en drijfjacht is in Nederland al sinds 2002 verboden. Afschot van wilde zwijnen wordt alleen toegestaan in het kader van noodzakelijk populatiebeheer of schadebestrijding. Afschot vindt in principe plaats via aanzitten en het leggen van lokvoer op basis van het geldende faunabeheerplan en de hierop verstrekte ontheffingen art 3.17 Wnb Als die methode door het Faunafonds niet effectief wordt geacht omdat er in een jaar teveel natuurlijk voedselaanbod is, wordt de één-op-één methode toegestaan. Daarin wordt één persoon toegestaan wilde zwijnen op een rustige manier binnen het schootsveld van één geweerdrager te brengen. De dieren worden niet opgejaagd en kunnen met één geweerschot worden gedood. De één-op-één methode lijkt niet op de klassieke druk- en drijfjacht.” art 3.17 Wn
Artikel 3.29 besluit Omgevingswet (provinciale taak invasieve exoten) Gedeputeerde staten dragen zorg voor het uitvoeren van uitroeiingsmaatregelen, beheermaatregelen en herstelmaatregelen als bedoeld in de artikelen 17, 19 en 20 van de invasieve-exoten-basisverordening met betrekking tot de in bijlage VA genoemde soorten.

Reacties zijn gesloten.