Jagersverenigingen bundelen krachten met betrokken partijen voor het faunabeheer in Nederland

Bron: Jagersvereniging

Faunabeheer verdient prioriteit en zorgvuldigheid minister

Met de recente commotie rondom landelijke vrijstellingen en ontheffingen, de eerder al ontstane omstreden aanmerking ‘gevoelig’ van haas en konijn op de Rode Lijst en een daaruit voortvloeiende Kamermotie, komen verschillende fundamentele vraagstukken rond het faunabeheer in Nederland bij elkaar. Daarbij komt nog het door de minister aangekondigde en binnenkort te verwachten onderzoek van de Wageningen University and Research (WUR) naar de staat van instandhouding van de vijf wildsoorten. De Jagersvereniging werkt voortdurend en intensief aan deze dossiers en zet dit ook kracht bij in samenwerking met gelijkgestemde partijen als FPG, NOJG en LTO Nederland.

De afgelopen weken heeft de Jagersvereniging al verschillende gesprekken gevoerd met betrokken ambtenaren op verschillende (overheids)niveaus, als het gaat om de staat van instandhouding van wildsoorten. Voor zover populaties zouden afnemen, wijzen onderzoeken herhaaldelijk uit dat de oorzaak niet wordt gevonden in jacht. Verbeteringen moeten daarom ook niet worden gezocht in beperking daarvan.

Integendeel, een dergelijk wegnemen van (wettelijk vastgelegde) verantwoordelijkheid en vertrouwen zou bepaald geen stimulerende werking hebben op het vele werk dat jagers (vrijwillig) verrichten rond biotoopverbetering, bescherming, tellingen, beperken van schade aan landbouw en infra, verkeersveiligheid en rond (signalering en voorkomen van) dierziekten.

Vanzelfsprekend willen de jagers hun kennis en kunde wel inzetten om de positie van de haas en andere soorten op de wildlijst te verbeteren. Dit is immers ook hun plicht, zoals vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Dit gaat hand in hand met het belang bij gezonde wildstanden in de velden waar jagers zorg voor dragen. Onder meer deze feiten en argumenten brengen wij consequent en proactief in. Daarbij benadrukken wij ook de samenhang die bestaat tussen nut en noodzaak en hoe faunabeheer is georganiseerd.

Vrijstelling van de vos
De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland die er afgelopen vrijdag voor heeft gezorgd dat de jacht op vossen in de provincie Utrecht op dit moment in zijn geheel niet is toegestaan, zorgt voor veel onrust. De Jagersvereniging plaatst enkele kritische kanttekeningen bij de uitspraak van de rechtbank. De Wet, het Besluit en de Regeling natuurbescherming bieden in principe namelijk wel degelijk een (toereikende) grondslag voor de landelijke vrijstelling van de vos in de vorm van een Ministeriële regeling. Echter, die regelgeving blinkt niet uit in duidelijkheid.

De Jagersverenigingen zijn van mening dat de minister aan zet is om de uitspraak eerst te duiden en vraagt de provincies terughoudend te zijn bij het opleggen van beperkingen. Niettemin hebben naast Utrecht ook Friesland en Gelderland in hun provincie de jacht op de vos stilgelegd. FBE Noord-Brabant adviseert haar leden geen uitvoering te geven aan de landelijke vrijstelling vos, totdat de minister duidelijkheid heeft verstrekt over de rechtszekerheid van deze uitvoering. Vanzelfsprekend heeft de Jagersvereniging ook op dit punt aan de bel getrokken bij het ministerie.

Aangezien het Faunabeheerplan in (onder meer) Utrecht niet alleen op punt van de vos is aangevochten door dierenactivisten, maar vrijwel op alle onderdelen, worden er ook en met wisselende uitkomsten rechterlijke uitspraken gedaan omtrent knobbelzwanen, zwijnen en reeën. De Jagersverenigingen zijn formeel geen partij in dergelijke processen tegen de provincie, maar uiteraard houden we u zo goed mogelijk op de hoogte. Houdt u hiertoe ook de berichtgeving van FBE’s en WBE’s goed in de gaten.

Evenwichtige balans
Het stop zetten of beperken van predatorenbeheer heeft een desastreuze impact op het voortbestaan van kwetsbare diersoorten, zoals weidevogels en hamsters. Samen met LTO, FPG en andere stakeholders uit het veld, wil de Jagersvereniging de noodzaak van faunabeheer in Den Haag en bij de provincies onderstrepen. Het uitkeren van forse schadevergoedingen en jagers beperken in het uitvoeren van hun plicht, helpen niet om een evenwichtige balans in het Nederlands natuurlandschap te creëren.

Naast actieve belangenbehartiging om diverse ambtelijke niveaus, zorgt de Jagersvereniging daarnaast voor wetenschappelijke onderbouwing van de argumentatie. Onderdeel daarvan is de uitdrukkelijke wens om een betrouwbare telmethode voor de haas en andere diersoorten te hanteren; passend bij de soort. Voor de haas betekent dit dat nachtzichttellingen onontbeerlijk zijn om te komen tot een betrouwbaar telresultaat. Het onderzoek ‘Dag- en nachttellingen’ van de Jagersvereniging, laat duidelijk zien dat hazen van dag actieve zoogdieren, steeds meer nachtactief lijken te zijn geworden. De Jagersvereniging zal de uitkomsten van dit onderzoek breed onder de aandacht brengen bij pers en politiek.




Startnotitie voor het nieuwe Friese ganzenbeleid vastgesteld

GanzenHet college van Gedeputeerde Staten van Friesland heeft op dinsdag 15 februari de startnotitie voor het nieuwe Friese ganzenbeleid vastgesteld en legt een voorkeursvariant voor aan Provinciale Staten. Bij deze variant wordt het huidige beleid verbeterd en aangescherpt.

Voor winterganzen komt een verbetering in de aanpak om de schade terug te dringen. Verder wordt er steviger ingezet op schadebestrijding veroorzaakt door standganzen. De populatie standganzen en de schade door deze soorten is gegroeid en de verwachting is dat deze groei nog verder doorzet. Ook is er binnen deze voorkeursvariant meer aandacht voor gebiedsgericht werken samen met betrokken partijen. 

De Startnotitie beleid Fryske Guozzeoanpak is te vinden op de website van de provincie Friesland.

bron: Provincie Friesland, 15/02/2022



Onderzoek duidt op 25% groei hazenpopulatie in 2021

Bron: Jagersvereniging

Persbericht –

Pleidooi voor aanpak verkleinen regionale verschillen

Het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) schat op basis van Duits onderzoek in dat het aantal hazen in Nederland met 25% is gestegen. Dit baseert het DWHC op basis van de hazentrend in Duitsland, die volgens de woordvoerder aardig vergelijkbaar is met de situatie in Nederland. Fluctuaties en grote regionale verschillen in de hazenstand onderstrepen evenwel het belang van zorgvuldige tellingen en gebruik van alle relevante data. 

De omvang van de hazenpopulatie in Duitsland en Nederland is lastig te definiëren als gevolg van fluctuaties door en grote regionale verschillen. Deze schommelingen in de stand worden onder meer veroorzaakt door weersomstandigheden en besmettelijke ziekten. De intensiviteit van de landbouw en gewaskeuze liggen aan de basis van de grote regionale verschillen. Voor jagers niets nieuws: zij herkennen de impact van deze factoren en houden daar bij het beheer van hun jachtveld vanzelfsprekend rekening mee.

Jan Peter Spierenburg heeft een jachtveld van veertig hectare in Montfoort en van 100 hectare in Stichtse Vecht: “Als jager ben ik wekelijks in mijn veld, al bijna 40 jaar lang ben ik in het bezit van een jachtakte. Op het moment dat het jachtseizoen aanbreekt, weet ik precies hoe het er in mijn veld voorstaat. Op basis van mijn tellingen beslis ik hoeveel hazen we in het jachtseizoen kunnen oogsten. Daarbij houd ik er altijd rekening mee dat een populatie groot genoeg blijft om een mislukt paarseizoen of een ziekte op te kunnen vangen. Voor mij geldt: het zien is belangrijker dan het schieten. Alles draait om verantwoord beheer. Daar ben ik heel strikt in.”

Snelle populatietoename
In oktober 2021 ontving het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) meerdere meldingen van hazensterfte als gevolg van een ziekte. De boosdoener was een besmettelijke parasiet. Een deel van de volwassen is drager van de parasiet, maar kreeg zelf niet de daarbij horende ziekte coccidiose. Volwassen hazen hebben meestal enige weerstand opgebouwd. Maar bij nat en nog niet al te koud weer treedt vooral bij onvolwassen hazen sterfte op door deze parasiet. Dit kan per jaar sterk verschillen. Zo vonden Broekhuizen en Poelma (1968) bij hun onderzoek naar hazensterfte in de periode juli tot en met december 1968 dat 38 van de 60 onvolwassen hazen (63%) ernstige coccidiose hadden. Over dezelfde periode in 1967 hadden 20 van de 41 onvolwassen hazen (48%) de ziekte.

Wanneer de weersomstandigheden echter gunstig zijn, toont de hazenpopulatie zich veerkrachtig. Het aantal hazen kan dan weer snel toenemen. De afgelopen drie (voor)jaren was het in Nederland en Duitsland warm en droog weer. In Duitsland leidde dit tot een gemiddelde landelijke populatietoename van het haas met 25 procent (Deutscher Jagdverband, 2021). Overigens zaten hier behoorlijke regionale verschillen in.

“Het ligt in de lijn der verwachting dat dit ook voor Nederland geldt”, stelt Margriet Montizaan van het DWHC. Zij baseert zich op het feit dat we ook in Nederland met warm en droog weer te maken hadden en het landschap in Noordwest Duitsland redelijk te vergelijken is met dat van Nederland.

Biotoop verbeteren
Hazen zijn steppedieren, dus ook natte weersomstandigheden eisen hun tol onder jonge hazen. Montizaan: “Uit onderzoek door Rödel en Dekker (2012), bleek dat ‘de hazenpopulatie lager is in jaren met hogere hoeveelheden neerslag tijdens de zomer en/of herfst in het jaar ervoor’.” Het herstel na een periode met slecht weer hangt van veel factoren af, zoals het biotoop, stress en predatiedruk.

Voor hazen zijn vetrijke planten in het veld belangrijk. Deze zijn essentieel voor de jonge hazen. Voor de moerhaas zijn vette planten belangrijk, omdat hazenmelk een vetgehalte van meer dan 20% heeft. Een Oostenrijks onderzoek bevestigt dat hazen een voorkeur hebben voor planten(delen) met een hoger vetgehalte

Martijn Weterings deed promotieonderzoek naar de invloed van predatoren op de vruchtbaarheid van hazen. Recent is hierover een artikel gepubliceerd (www.doi.org/10.1002/ece3.8442). Hij werkte hiervoor samen met verschillende Wildbeheereenheden (WBE’s). Uit dit onderzoek bleek dat predatoren op meerdere manieren invloed uitoefenen op de hazenpopulatie. Het blijkt dat zij ook door afschrikking (angst) een negatief effect hebben op de gezondheid en vruchtbaarheid van hazen en dus op de populatiedynamiek. Predatoren hebben dus meer effect op hun prooi dan alleen het doden en opeten.

Reguleren predatiedruk
Spierenburg pleit voor het reguleren van de predatiedruk: “Ik bestrijd predatoren en waar mogelijk werk ik als jager aan biotoop verbeterende maatregelen. Als het tijd is om te gaan maaien, maak ik afspraken met de boer. Door bijvoorbeeld van binnen naar buiten te maaien hebben hazen en andere dieren in het veld, de gelegenheid om aan de maaimachines te ontkomen.”

Juist die biotoop verbeterende maatregelen en meer extensieve landbouw zou grote regionale verschillen in de hazenstand kunnen verkleinen. Door gevarieerder, kruidig gras te zaaien en meer weloverwogen te maaien krijgen meer jonge hazen de kans om uit te groeien tot gezonde volwassen exemplaren. Jagers nemen als experts in het veld hierin graag het voortouw.

Betrouwbare tellingen een must
Om de hazenstand beter te kunnen monitoren en de regionale verschillen beter in kaart te brengen pleit de Jagersvereniging voor een meer betrouwbaar telprotocol dan op dit moment wordt gehanteerd. Uit recente onderzoeken blijkt dat hazen steeds vaker ’s nachts actief zijn. Wat hiervan de oorzaak is,  moet verder worden onderzocht. Wel heeft de Jagersvereniging een representatieve proef opgezet waarbij hazen zowel overdag als ’s nachts – met een warmtebeeldcamera – werden geteld. Uit de eerste resultaten blijkt dat het aantal waargenomen hazen spectaculair veel hoger te liggen. Op sommige plekken gaat het zelfs om een verdubbeling.

NB: er volgt zo spoedig mogelijk een persbericht met de eerste testresultaten van de dag- en nachttellingen.




Na vossen legt rechtbank ook afschot van zwijnen en zwanen stil in de provincie Utrecht

Ook het afschieten van wilde zwijnen en knobbelzwanen in de provincie Utrecht moet voorlopig stoppen. Het afschieten van reeën mag wél doorgaan. Dat heeft de rechtbank Midden-Nederland beslist. Vorige week legde de bestuursrechter al het afschot van vossen stil. In het kader van wildbeheer in de provincie Utrecht was om verschillende redenen aan de faunabeheereenheid in Utrecht een ontheffing verleend voor het afschieten van wild. Enkele stichtingen die opkomen voor dieren en dierenrechten waren het daar niet mee eens.

 

Nulstand voor zwijnen

Al sinds 1991 bestaat in Nederland het zogenoemde ‘nulstandbeleid’, dat inhoudt dat er buiten de Veluwe en twee gebieden in Limburg geen groepen van wilde zwijnen mogen leven. Het Utrechtse provinciebestuur wees bij het verlenen van de ontheffing tot afschot van wilde zwijnen op dat nulstandbeleid. Gevreesd wordt dat als er eenmaal wilde zwijnen in Utrecht zijn, zij zich zó snel voortplanten dat ze schade gaan aanrichten en ziektes kunnen verspreiden. De rechtbank is het met de stichtingen eens dat die aanname onvoldoende onderbouwd is en dat het nulstandbeleid niet altijd gehanteerd hoeft te worden. In Gelderland en Limburg komen dan wel grote groepen wilde zwijnen voor die schade veroorzaken, maar dat betekent nog niet dat in Utrecht een kleinere populatie óók schade zou aanrichten. De provincie moet daarvoor eerst beter onderbouwen dat het nulstandsbeleid nodig is om schade te voorkomen, bijvoorbeeld omdat het te veel geld of inspanning kost om de populatie wilde zwijnen op zo’n lager niveau te houden.

‘Belangrijke schade’ door knobbelzwanen

Het provinciebestuur verleende een ontheffing voor het afschieten van knobbelzwanen om belangrijke schade aan grasland door begrazing te voorkomen. De rechtbank moest in deze zaak dus de vraag beantwoorden wanneer sprake is van ‘belangrijke schade’. De vaste lijn in de rechtspraak is dat dat schade is van € 250,- per geval, per bedrijf, per jaar. De rechtbank oordeelt nu echter dat die lijn niet meer gevolgd moet worden. Het begrip ‘belangrijke schade’ komt uit de Europese Vogelrichtlijn. Volgens de Europese Commissie moet het gaan om belangrijke schade aan een economisch belang. Er moet dus meer aan de hand zijn dan gewoon ongemak. Daarom kan het volgens de rechtbank niet zo zijn dat € 250,- schade aan grasland in álle gevallen onder ‘belangrijke schade’ valt. Enkel het argument dat een ontheffing voor het afschieten van knobbelzwanen nodig is om belangrijke schade aan grasland te voorkomen, is onvoldoende onderbouwing. 

Landelijke vrijstelling vos geldt niet meer

Het provinciebestuur verleende ook een ontheffing voor het afschieten van vossen in de nacht, bij bedrijven met vrije-uitloop-kippen en bij weidevogelgebieden. De rechtbank oordeelt in deze zaak dat het provinciebestuur beter moet onderbouwen waarom de vossen moeten worden afgeschoten. Daarnaast was deze zaak voor de rechtbank aanleiding om te kijken naar de landelijke vrijstelling voor het doden van vossen. Vossen staan op de landelijke vrijstellingslijst. Dat betekent dat de dieren niet beschermd worden tegen de jacht en dus afgeschoten mogen worden. Door een wetswijziging in 2017 is er voor de manier waarop deze vrijstelling is geregeld geen grondslag meer in de wet. De rechtbank verklaart de landelijke vrijstelling daarom ‘onverbindend’ (niet meer geldig). Dat heeft tot gevolg dat er zonder ontheffing helemaal geen vossen meer mogen worden gedood, ’s nachts niet, maar ook overdag niet. Of de landelijke vrijstelling alsnog goed wordt geregeld is aan de minister voor Natuur en Stikstof.

Reeën in relatie tot verkeersveiligheid

De ontheffing voor het afschieten van reeën is verleend vanwege de verkeersveiligheid. De rechtbank vindt dat het provinciebestuur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een relatie is tussen de hoeveelheid reeën in de provincie en het aantal verkeersongevallen. Er zijn bovendien eerst ook andere maatregelen getroffen, zoals het beperken van de verkeerssnelheid en de bouw van ecoducten. De stichtingen krijgen daarom in deze zaak geen gelijk: de verleende ontheffing voor het afschieten van reeën blijft wél in stand.

Ontheffingen tijdelijk geschorst

In de zaken over de wilde zwijnen, de vossen en de knobbelzwanen moet het provinciebestuur nu nieuwe besluiten nemen met een betere motivering. Omdat het niet zeker is of dat gaat lukken vindt de rechtbank dat deze dieren in de tussentijd niet mogen worden afgeschoten. Daarom heeft de rechtbank in deze zaken een voorlopige voorziening getroffen, waardoor de ontheffingen niet mogen worden gebruikt zolang er geen nieuwe besluiten zijn genomen. 




Kaart en ontwikkeling wolvenbestanden in Duitsland en de Benelux




Uitspraak Rechtbank Midden Nederland – schorsing ontheffing nachtelijk afschot vossen in provincie Utrecht

De jacht op vossen door uitspraak rechter voorlopig stilgelegd in provincie Utrecht

De rechtbank Midden-Nederland heeft afgelopen week het beroep van Fauna4Life, Animal Rights en Faunabescherming tegen de ontheffing van de provincie Utrecht om ’s nachts vossen te beheren bij weidevogelgebieden en agrarische bedrijven gegrond verklaard.

De rechtbank concludeert dat de algemene vrijstelling voor het doden van de vos onbevoegd in de Regeling Natuurbescherming is opgenomen, hierdoor zijn ook de verleende ontheffingen onvoldoende onderbouwd en mag in de provincie Utrecht de vos zowel overdag als ’s nachts tot nader order niet meer mag worden bejaagd. Zie de hieronder de volledige uitspraak van de Rechtbank Midden Nederland van 16-02-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:552

Dit is een rampzalige uitspraak voor onder andere de weidevogels in Utrecht. De NOJG en alle andere betrokken organisaties zoals de KNJV en de Faunabeheereenheden zijn nu in afwachting van nadere reactie van de minister van Natuur en Stikstof  en politiek Den Haag over deze (mogelijke) formele weeffout in regeling natuurbescherming.


ECLI:NL:RBMNE:2022:552

Instantie

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak 16-02-2022

Datum publicatie 22-02-2022

Zaaknummer UTR 21/1854 en UTR 21/2143

Rechtsgebieden Omgevingsrecht

Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – meervoudig

Inhoudsindicatie

Wet natuurbescherming, ontheffing voor nachtelijk afschot van vossen. De rechtbank verklaart de Regeling natuurbescherming onverbindend, voor zover daarin een algemene vrijstelling voor het doden van vossen is opgenomen. Een bepaling in een ministeriële regeling moet uitdrukkelijk berusten op een wet of een algemene maatregel van bestuur en die ontbreekt.

Verder is ontoereikend gemotiveerd dat ontheffingverlening nodig is om schade aan Freilandbedrijven en weidevogels te voorkomen. Vernietiging van de beslissing op bezwaar en schorsing van de ontheffing in afwachting van een nieuw besluit.

 

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht zaaknummers: UTR 21/1854 en UTR 21/2143

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 februari 2022 in de zaak tussen Stichting De Faunabescherming, gevestigd in Amstelveen,

(gemachtigde: mr. B.N. Kloostra)

Stichting Fauna4life, gevestigd in Amstelveen,

Stichting Animal Rights, gevestigd in Den Haag

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, verweerder

(gemachtigden: mr. M.C. de Smidt en mr. V.A.C. de Gier).

Ook heeft als partij aan het geding deelgenomen:

Stichting Faunabeheereenheid Utrecht, gevestigd in Renswoude

(gemachtigde: J. Nuissl).

Inleiding

  1. In de provincie Utrecht komen vossen voor. De vos is een predator (natuurlijke vijand) van onder meer weidevogels en kippen. Deze zaak gaat over de ontheffing die gedeputeerde staten aan de faunabeheereenheid hebben verleend om ’s nachts vossen af te schieten in weidevogelgebieden en bij agrarische bedrijven die vrije-uitloopkippen houden (‘Freilandbedrijven’). De stichtingen zijn het daar niet mee eens.
  2. Met het besluit van 13 augustus 2020 (het primaire besluit) hebben gedeputeerde staten de ontheffing verleend. Met het besluit van 30 maart 2021 (het bestreden besluit) hebben gedeputeerde staten als beslissing op de bezwaren van de stichtingen de ontheffing op twee punten aangepast. De stichtingen hebben daartegen beroepen ingesteld. Gedeputeerde staten hebben een verweerschrift ingediend en de stichtingen hebben daarop gereageerd.
  3. De zaak is behandeld op de zitting van 14 december 2021. Stichting De Faunabescherming heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De stichtingen Fauna4life en Animal Rights hebben zich laten vertegenwoordigen door [A] , voor Animal Righs bijgestaan door [B] . Gedeputeerde staten en de faunabeheereenheid hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Het oordeel van de rechtbank

  1. De rechtbank oordeelt in deze zaak dat de landelijke vrijstellingslijst onverbindend is, omdat de wet aan de minister geen bevoegdheid geeft om die lijst in een ministeriële regeling op te nemen, zoals wel is gebeurd. Het gevolg hiervan is dat de algemene vrijstelling van het verbod om de vos te doden niet geldt en dat de verleende ontheffing in volle omvang moet worden getoetst aan alle wettelijke vereisten. De uitkomst van die toetsing door de rechtbank is dat voor zowel weidevogelgebieden als voor Freilandbedrijven onvoldoende is onderbouwd dat het doden van vossen nodig is en dat er geen goede alternatieven zijn.
  2. Gedeputeerde staten moeten een nieuw besluit nemen op de bezwaren van de stichtingen. Als zij de verleende ontheffing in stand willen laten dan moeten zij beter onderbouwen dat aan de wettelijke criteria wordt voldaan. In de tussentijd wordt de ontheffing geschorst.
  3. Hierna volgen de overwegingen waarin de rechtbank haar oordelen motiveert.

Overwegingen

Algemene vrijstelling en ontheffingsmogelijkheden

  1. Deze zaak wordt beheerst door de bepalingen uit de Wet natuurbescherming (Wnb), het Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb).
  2. De vos is een in het wild levend zoogdier waarvoor een wettelijk verbod tot opzettelijk doden geldt.1 Van dit verbod kan ontheffing worden verleend, als er geen andere bevredigende oplossing is en als wordt voldaan aan een van de wettelijke noodzakelijkheidscriteria.2 Een dergelijke ontheffing kan ook worden verleend ten behoeve van de beperking van de omvang van de vossenpopulatie.3 De vos is in het Bnb aangewezen als soort die niet in zijn voortbestaan wordt bedreigd of dat gevaar loopt, en die in het gehele land schade veroorzaakt.4 In de Rnb is een algemene vrijstelling opgenomen voor het doden van vossen.5 Verder geldt een wettelijke beperking voor het doden met gebruikmaking van een geweer in de nacht.6 Ook van dit verbod kan ontheffing worden verleend.7

Grondslag ontheffing en standpunten partijen

  1. De ontheffing is in deze zaak verleend voor het doden van de vos én voor het beperken van de vossenpopulatie én voor het doden met gebruikmaking van een geweer in de nacht. In de ontheffing van 13 augustus 2020 wordt namelijk verwezen naar alle drie deze grondslagen voor ontheffingverlening: artikel 3.10, tweede lid, artikel 3.17, eerste lid en artikel 3.26, derde lid, van de Wnb. Aan hun besluitvorming hebben gedeputeerde staten ten grondslag gelegd dat er geen andere bevredigende oplossing is en dat een ontheffing nodig is in het belang van de bescherming van de wilde flora of fauna, namelijk in het belang van de bescherming van weidevogels, en daarnaast om ernstige schade aan veehouderijen, namelijk Freilandbedrijven, te voorkomen. Om te onderbouwen dat aan deze voorwaarden voor ontheffingverlening is voldaan verwijzen gedeputeerde staten in het bestreden besluit primair – en in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie – naar de aanwijzing van de vos in het Bnb en naar de algemene vrijstelling uit de Rnb. Volgens gedeputeerde staten volgt daaruit al dat ontheffingverlening nodig is om schade te voorkomen, en dat er geen andere bevredigende oplossing is. Subsidiair motiveren gedeputeerde staten de noodzaak en het ontbreken van alternatieven – nog steeds in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie – door te verwijzen naar rechtspraak over eerdere ontheffingen en naar het faunabeheerplan. In het verweerschrift zijn gedeputeerde staten hier aanvullend dieper op ingegaan.
  2. De stichtingen vinden de motivering in het bestreden besluit onvoldoende om de ontheffing op te kunnen baseren. Zij voeren aan dat niet is aangetoond dat vossen zorgen voor ernstige schade op Freilandbedrijven door dode kippen, dat vossen ook niet de hoofdoorzaak zijn van de slechte staat van de weidevogels en dat er bovendien alternatieven zijn voor het afschieten van vossen. Ook de aanvullende motivering van gedeputeerde staten uit het verweerschrift vinden de stichtingen onvoldoende.

De betekenis van de algemene vrijstelling

  1. De rechtbank stelt voorop dat de algemene vrijstelling uit de Rnb voor het doden van de vos niet beperkt is tot de dag, en dat daaronder dus ook het doden van vossen in de nacht valt. Als reeds de algemene vrijstelling geldt, is het verlenen van ontheffing voor het doden van vossen niet meer nodig. Om ’s nachts vossen af te mogen schieten zou dan alleen nog een ontheffing nodig zijn van het verbod op het doden met gebruikmaking van een geweer in de nacht. Voor die ontheffing op grond van artikel 3.26, derde lid, van de Wnb gelden geen specifieke vereisten, zodat gedeputeerde staten daar een grotere mate van beleidsruimte hebben dan bij ontheffingverlening op grond van artikel 3.10, tweede lid, van de Wnb met de bijbehorende vereisten over noodzaak en alternatieven.
  2. In het licht hiervan is voor de door gedeputeerde staten verleende ontheffing en de toetsing daarvan door de rechtbank bepalend of op de algemene vrijstelling kan worden teruggevallen. Op de zitting is dit met partijen besproken. De rechtbank heeft daarin aanleiding gezien om de geldigheid van de aanwijzing van de vos in het Bnb en van de algemene vrijstelling te beoordelen. Dat doet zij bij wijze van exceptieve toetsing.

TOELICHTING

Wat is exceptieve toetsing?

Bij exceptieve toetsing toetst de bestuursrechter, in het kader van een beroep tegen een besluit, de rechtmatigheid van het wettelijk voorschrift waarop het besluit is gebaseerd aan hoger recht of algemene rechtsbeginselen. De exceptieve toetsing kan ertoe leiden dat de rechter een niet door de formele wetgever gegeven voorschrift buiten toepassing moet laten, of onverbindend verklaart, als dit voorschrift in strijd is met een hogere regeling. Gevolg is dan dat het besluit waartegen beroep is ingesteld vernietigd kan worden. Exceptieve toetsing is dan ook een manier om van de bestuursrechter – ondanks de uitsluiting van bestuursrechtelijk beroep tegen avv’s in artikel 8:3, lid 1 Awb – een oordeel te krijgen over de rechtmatigheid van avv’s.

Wat zijn de gevolgen van exceptieve toetsing?

Exceptieve toetsing kan verstrekkende gevolgen hebben voor de regelgever en de uitvoeringspraktijk. Als gevolg van exceptieve toetsing kan een wettelijke regeling door de bestuursrechter onderbindend worden verklaard.

Grenzen exceptieve toetsing

Tot nu toe is het vaste rechtspraak dat de bestuursrechter terughoudend moet zijn bij het toetsen van avv’s aan hogere regelgeving of algemene rechtsbeginselen. De regelgever moet weliswaar alle verschillende belangen die betrokken zijn bij een avv zorgvuldig tegen elkaar afwegen, maar het is niet aan de bestuursrechter om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de in het geding zijnde belangen te wegen of naar eigen inzicht vast te stellen. De rechter hoedt zich ervoor om op de stoel van de regelgever te gaan zitten en pleegt het gebruik van de beoordelingsvrijheid van de regelgever dan ook met de nodige terughoudendheid te toetsen.

De precieze grenzen die de rechter bij exceptieve toetsing aanhoudt zijn echter niet in de rechtspraak uitgekristalliseerd. Gelet op de mogelijk verstrekkende gevolgen van een exceptieve toetsing bestaat hier in de praktijk wel behoefte aan. Waarschijnlijk heeft de Afdeling om die reden aan de staatsraad advocaat-generaal gevraagd om hierover zijn licht te laten schijnen. Daarbij zal ook het in de rechtsliteratuur veel gevoerde debat over de wenselijkheid van een sterkere rechtsbescherming tegen de grote hoeveelheid (uitvoerings)regelgeving ongetwijfeld een rol hebben gespeeld (zie onder meer het VAR preadvies 2015 van prof. dr. E.M.H. Hirsch Balling ‘Dynamiek in de bestuursrechtspraak’ en de VAR preadviezen 2016 van prof. mr. W.J.M. Voermans ‘Besturen met regels volgens de regels’ en prof. mr. R.J.B. Schutgens ‘Rechtsbescherming tegen algemene regels: tijd om de Awb te voltooien’).

De rechtbank oordeelt daarover als volgt.

 De algemene vrijstelling voor de vos is onverbindend

  1. De wetgever heeft in de Wnb een bevoegdheid opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur soorten van, onder meer, in het wild levende zoogdieren aan te wijzen die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in het gehele land schade veroorzaken.8 Vervolgens heeft de wetgever ten aanzien van dergelijke, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten, aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (inmiddels: de minister voor Natuur en Stikstof) de bevoegdheid gegeven om een vrijstelling van het verbod om te doden te geven.9

De wettelijke systematiek is dus dat soorten eerst worden aangewezen in een algemene maatregel van bestuur, en dat vervolgens door de minister een algemene vrijstelling wordt verleend voor het doden van die soorten.

  1. Voor wat die eerste stap betreft is de hiervoor beschreven systematiek dus gevolgd, met de aanwijzing van de vos in artikel 3.1 van het Bnb als algemene maatregel van bestuur.

De rechtbank overweegt dat bij de totstandkoming van deze aanwijzing is overwogen dat aan de criteria daartoe is voldaan, waarbij is verwezen naar diverse rapporten en onderzoeken, onder andere over faunaschade en predatie bij weidevogels.10 In het licht hiervan vindt de rechtbank dat niet kan worden gezegd dat in het Bnb onvoldoende is gemotiveerd dat de vos in het gehele land schade veroorzaakt of dat die conclusie in redelijkheid niet juist is. De rechtbank acht de aanwijzing van de vos in het Bnb rechtmatig.

  1. De minister heeft voor het doden van de vos vervolgens echter geen vrijstellingsbesluit genomen zoals de wet voorschrijft, maar heeft die vrijstelling in artikel 3.1 van de Rnb opgenomen.

Een bepaling in een ministeriële regeling moet echter uitdrukkelijk berusten op een wet, of een algemene maatregel van bestuur die op zijn beurt dan op de wet moet berusten. Doorgaans blijkt dit uit de formulering “bij ministeriële regeling kan…”. Die formulering staat niet in de Wnb of het Bnb ten aanzien van de algemene vrijstelling voor soorten die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in het gehele land schade veroorzaken. De rechtbank oordeelt dan ook dat noch de Wnb, noch het Bnb een dergelijke uitdrukkelijke grondslag geeft.

  1. De rechtbank wijst daarbij op het verschil met de tot 1 januari 2017 geldende regeling uit de toenmalige Flora- en faunawet. Ook die regeling gaf een bevoegdheid tot het aanwijzen van soorten in een algemene maatregel van bestuur,11 maar bepaalde vervolgens uitdrukkelijk dat bij ministeriële regeling kon worden toegestaan dat de grondgebruiker ten aanzien van die soorten verboden handelingen verrichtte, waaronder het doden.12

De rechtbank heeft in de geschiedenis bij de totstandkoming van de Wnb geen verklaring kunnen vinden voor deze wijziging in de systematiek rondom de algemene vrijstelling. Gedeputeerde staten en de faunabescherming hebben er op de zitting terecht op gewezen dat met de overgang van de Flora- en faunawet geen beleidswijzigingen zijn beoogd. Dat betekent echter niet dat de bevoegdheid tot het geven van een ministeriële regeling kan worden ‘ingelezen’ in de Wnb. Dat zou zich niet verhouden tot het vereiste dat een ministeriële regeling uitdrukkelijk moet berusten op een door of krachtens de wetgever gegeven bevoegdheid.

  1. De conclusie is dat de algemene vrijstelling voor het doden van de vos onbevoegd in de Rnb is opgenomen. De rechtbank verklaart deze bepaling – artikel 3.1, tweede lid, van de Rnb – onverbindend ten aanzien van de vos. Het gevolg daarvan is dat een ontheffing enkel voor het gebruik van het geweer in de nacht onvoldoende is voor het op die wijze mogen doden van vossen in de nacht. Een ‘zwaardere’ ontheffing op grond van artikel 3.10, tweede lid, van de Wnb is vereist.

Motivering gebrekkig, maar later aangevuld

  1. Dat de algemene vrijstelling uit de Rnb onverbindend is betekent vervolgens ook dat de primaire motivering van gedeputeerde staten – de verwijzing naar de algemene vrijstelling – geen stand kan houden. Dat de vos wel rechtmatig in het Bnb is aangewezen betekent bovendien nog niet dat gedeputeerde staten bij het verlenen van een ontheffing alleen maar daarnaar hoeven te verwijzen om te onderbouwen dat afschot van vossen nodig is. Daartoe is van belang dat als criterium voor de aanwijzing geldt het “in het gehele land veroorzaken van schade”, wat niet gelijk is te stellen met de criteria “ernstige schade aan veehouderijen” en “bescherming van flora en fauna” als reden waarvoor de ontheffing in dit geval is verleend. De rechtbank oordeelt bovendien dat de subsidiaire motivering in het licht van het uitgebreide en daaraan tegengestelde advies van de bezwaarschriftencommissie te beperkt is om te onderbouwen dat aan de vereisten over noodzaak en alternatieven wordt voldaan. Het bestreden besluit heeft een motiveringsgebrek.
  2. Zoals gezegd zijn gedeputeerde staten in het verweerschrift uitgebreider ingegaan op de criteria voor ontheffingverlening. De stichtingen hebben daarop beide gereageerd en de standpunten van partijen zijn op de zitting besproken. In het licht van haar taak om het geschil zo veel mogelijk definitief te beslechten zal de rechtbank deze standpunten daarom toetsen, en beoordelen of gedeputeerde staten de ontheffing alsnog voldoende kunnen motiveren. De rechtbank zal daarvoor zowel voor de Freilandbedrijven als voor de weidevogels per geval beoordelen of aan het noodzakelijkheidsvereiste is voldaan. Daarbij kan de aanwijzing van de vos in het Bnb wel een eerste aanknopingspunt zijn. Vervolgens zal de rechtbank voor beide gevallen beoordelen of er andere bevredigende oplossingen zijn voor afschot.

Is afschot nodig om ernstige schade aan Freilandbedrijven te voorkomen?

  1. Gedeputeerde staten willen de ontheffing verlenen om ’s nachts ernstige schade aan Freilandbedrijven te voorkomen. Met inachtneming van de beoordelingsruimte die zij bij de invulling van het begrip ‘ernstige schade’ hebben oordeelt de rechtbank dat zij op basis van de gegevens uit het verweerschrift in redelijkheid niet tot de conclusie kunnen komen dat aan dit criterium wordt voldaan. Hoewel op zichzelf niet in geschil is dat er bij de Freilandbedrijven enige vorm van schade is, door kippen die een prooi worden van vossen, is onvoldoende onderbouwd dat dit als ernstige schade voor deze bedrijven moet worden aangemerkt. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat niet duidelijk is wat de omvang van de schade precies is: hoeveel kippen ’s nachts een prooi worden is niet exact bekend. Bovendien is ook onduidelijk wat het aandeel van de vos daarin is. Er zijn immers ook andere prooidieren ’s nachts actief. Gedeputeerde staten zullen ten minste een motivering moeten kunnen geven met een indicatie van de hoeveelheid kippen die op Freilandbedrijven ’s nachts aan de vos ten prooi vallen.
  2. Daar komt bij dat evenmin inzichtelijk is wat een aan de vos ten prooi gevallen kip betekent voor een gemiddeld Freilandbedrijf. Het is nodig om in te gaan op de omzet van deze bedrijven en op de bijdrage daaraan per kip, om invulling te kunnen geven aan het begrip ernstige schade. Want ook als duidelijk wordt dat er iedere nacht kippen worden gedood door vossen, wil dat nog niet per definitie zeggen dat dat ernstige schade oplevert. Het is aan gedeputeerde staten om dit beter te onderbouwen en om daarbij invulling te geven aan hun beoordelingsruimte bij het criterium “ernstige schade aan veehouderijen”.

Zijn er andere bevredigende oplossingen voor Freilandbedrijven?

  1. Als alternatieve oplossing voor afschot hebben partijen het in de eerste plaats gehad over de mogelijkheid en het nut van rasters rond de buitenverblijven. Volgens gedeputeerde staten is een raster geen goed alternatief, waarbij zij zich baseert op stukken van de organisatie BIJ12, die namens de provincies faunaschade afhandelt, en op oudere stukken van het Faunafonds die daarmee voorheen belast was. Deze stukken verwijzen uiteindelijk terug naar de afweging die het Faunafonds in 2004 heeft gemaakt en die in die tijd door rechtbanken redelijk is gevonden. Het Faunafonds heeft toen verwezen naar berekeningen waaruit blijkt dat de jaarlijkse kosten van een vossenwerend raster tussen de 10 en 35% bedraagt van de arbeidsopbrengst van een bedrijf.
  2. In de stukken en op de zitting is verder gesproken over het ’s nachts ophokken van kippen dat op Freilandbedrijven altijd plaatsvindt. Gedeputeerde staten hebben toegelicht dat dit met een geautomatiseerd systeem gebeurt, waarbij het niet te voorkomen is dat er altijd enkele kippen ’s nachts buiten de stal blijven die vervolgens een prooi van de vos kunnen worden.
  3. De rechtbank vindt de informatie over de vossenwerende rasters gedateerd en te algemeen. De betreffende berekeningen uit 2004 zelf zijn niet verstrekt en dus niet controleerbaar. Daarnaast kan niet zonder meer gezegd worden dat de kosten voor het plaatsen en in stand houden van een raster enerzijds en de arbeidsopbrengst van Freilandbedrijven anderzijds onverkort hetzelfde zijn als vijftien jaar geleden. De rechtbank overweegt verder dat partijen het erover eens zijn dat het ophokken met het geautomatiseerde systeem gevergd kan worden van de Freilandbedrijven. Of rasters en ophokken andere bevredigende oplossingen zijn is echter afhankelijk van de uitkomst van de nadere motivering die gedeputeerde staten moeten geven over de invulling van het begrip ernstige schade in relatie tot de kippen die buiten blijven en een prooi kunnen worden. Hoe goedkoper het raster is in relatie tot de bedrijfsomzet, hoe eerder gezegd kan worden dat dit een andere bevredigende oplossing is. Dat geldt ook voor het ophokken: hoe minder kippen gemiddeld het ophokken ontlopen, en hoe minder de bijdrage per kip is aan de omzet van het bedrijf, des te eerder gezegd kan worden dat het ophokken op deze wijze een andere bevredigende oplossing is. Dit hangt hier dus samen met het criterium van de ernstige schade.

Is afschot nodig om weidevogels te beschermen?

  1. Gedeputeerde staten willen de ontheffing ook verlenen in het belang van de bescherming van weidevogels. Het gaat niet goed met de weidevogels: al jaren is sprake van een afname van de populatie. Dit komt onder andere door verandering van het landschap, intensivering van de landbouw, en volgens gedeputeerde staten ook door predatie door de vos. Omdat het aantal weidevogels is afgenomen, maar het aantal predatoren niet, neemt de relatieve predatiedruk toe. Onder verwijzing naar het faunabeheerplan en verschillende onderzoeken stellen gedeputeerde staten dat de vos in de nachtelijke uren de belangrijkste predator is van legsels en kuikens. Volgens gedeputeerde staten volgt uit gegevens van de faunabeheereenheid dat meer afschot leidt tot een hoger percentage uitgekomen legsels. Dat betekent dat nachtelijke afschot van de vos effectief is. Afname van predatie door de vos leidt niet direct tot toename van predatie door de hermelijn of de wezel, zoals de stichtingen stellen. In het verweerschrift zijn grafieken opgenomen waarmee gedeputeerde staten inzichtelijk hebben willen maken dat er een duidelijke relatie bestaat tussen afschot en nestsucces. Deze grafieken zijn opgesteld door de faunabeheereenheid op basis van de beschikbare gegevens die worden bijgehouden in een databank. Op de zitting is toegelicht dat gepredeerde eieren en kuikens worden onderzocht. Als vastgesteld kan worden welke predator daar verantwoordelijk voor was, dan wordt dit in de juiste categorie predator in de databank opgenomen. Er is ook een categorie onbekend, voor de gevallen waarin de predator niet kan worden vastgesteld.
  2. De stichtingen vinden dat de noodzaak ook met deze aanvullende motivering niet is aangetoond. Volgens de stichtingen blijkt uit onderzoeken juist dat de vos maar een klein aandeel heeft in (kuiken)predatie. Zij betwisten dat predatie een belangrijke reden is van de achteruitgang van de weidevogelstand. Deze achteruitgang wordt veroorzaakt door de intensivering van de landbouw, waardoor het bestrijden van de vos niet wezenlijk zal bijdragen aan het broedsucces van de weidevogels. Bij afschot van de vos zijn er bovendien andere predatoren die de rol van de vos zullen overnemen.
  3. Wat partijen hier verdeeld houdt is ten eerste de vraag welke invloed predatie heeft op de slechte stand van de weidevogelpopulatie, en ten tweede welk aandeel de vos heeft in die predatie. De rechtbank oordeelt dat met de in het verweerschrift opgenomen grafieken onvoldoende inzichtelijk is gemaakt dat een toename van het aantal gedode vossen een hoger percentage uitgekomen legsel tot gevolg heeft. Bij dit oordeel betrekt zij dat de brongegevens die ten grondslag liggen aan deze grafieken ontbreken. Als deze brongegevens wel bekend zouden zijn, dan is de vraag welk gewicht daaraan toegekend kan worden, omdat de gegevens mede zijn gebaseerd op bevindingen van vrijwilligers die mogelijk niet in alle gevallen de juiste predator zullen herkennen. Ook de verwijzing van gedeputeerde staten naar het faunabeheerplan, het Actieplan Weidevogels en het onderzoek van Sovon13 vindt de rechtbank onvoldoende onderbouwing voor het standpunt dat afschot van vossen noodzakelijk is het belang van de bescherming van weidevogels. Uit deze stukken kan niet worden afgeleid dat een toename van het aantal gedode vossen tot een afname van het predatiepercentage leidt. Evenmin kan uit de stukken worden opgemaakt dat het evident is dat de vos één van de oorzaken is van de slechte weidevogelstand. Er zijn wel aanknopingspunten die in die richting wijzen, maar daar worden in de stukken ook kritische kanttekeningen bij geplaatst.

Zijn er andere bevredigende oplossingen voor weidevogelgebieden?

  1. De rechtbank overweegt dat het criterium dat geen andere bevredigende oplossing bestaat, samenhangt met het noodzakelijkheidsvereiste. Het doel van de ontheffing, de bescherming van weidevogels, moet immers als uitgangspunt genomen worden bij beoordeling van de vraag of daarvoor andere bevredigende oplossingen bestaan. Het hiervoor gegeven oordeel over de motivering van de noodzaak van het doden van vossen, houdt in dat de relatie tussen de predatie door vossen en de noodzakelijke bescherming van weidevogels nog onduidelijk is. De rechtbank zal in het licht van dit oordeel niet ingaan op de vraag of er andere bevredigende oplossingen bestaan. Bij de Feilandbedrijven ligt dit anders, omdat daar duidelijk is dat de vos kippen doodt en een ander wettelijke criterium aan de ontheffing ten grondslag ligt.

Moet de verstoring van weidevogels beoordeeld worden?

  1. Stichting De Faunabescherming betoogt dat gedeputeerde staten ten onrechte niet hebben beoordeeld of weidevogels zullen worden verstoord door de jacht op vossen.
  2. De rechtbank oordeelt dat de gevolgen voor weidevogels buiten het bereik van de ontheffingsprocedure voor het doden van vossen vallen. De rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) kent een vaste lijn over het vraagstuk van (gestelde) samenloop van het overtreden van verboden bij soortenbescherming. Deze lijn houdt in dat de diersoorten waarvoor de ontheffing is aangevraagd bepalend zijn voor de omvang van het geschil. Het bevoegd gezag moet op basis van de aanvraag besluiten en de diersoorten waarvoor geen ontheffing is gevraagd, kunnen in de bezwaarfase, in beroep of in hoger beroep niet worden beoordeeld.14 In dit geval is de door de faunabeheereenheid gevraagde ontheffing beperkt tot de vos. Omdat voor beschermde weidevogels geen ontheffing is gevraagd, kunnen de gevolgen van het doden van vossen op de weidevogels in deze procedure niet beoordeeld worden. De vraag of beschermde weidevogels mogelijk worden verstoord door de jacht op vossen, kan in een handhavingsprocedure aan de orde gesteld worden.

Conclusie en verdere afdoening

  1. De algemene vrijstelling uit de Rnb is onverbindend, waardoor voor het afschieten van vossen in de nacht een ontheffing op grond van artikel 3.10, tweede lid, van de Wnb is vereist. De verleende ontheffing is gebrekkig gemotiveerd met de primaire verwijzing naar die algemene vrijstelling en de subsidiaire verwijzing naar eerdere besluiten en rechtspraak. De beroepen zijn gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd omdat het in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
  2. Een dragende motivering over de noodzaak van ontheffingverlening volgt ook niet uit het verweerschrift en de toelichting daarop, zodat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kan laten.
  3. Gelet op deze uitkomst ziet de rechtbank geen reden om de beroepsgrond van Stichting De Faunabescherming over de ontoereikende motivering van het gebruik van geluiddempers, kunstlicht en lokvoer te bespreken.
  4. Het is onzeker of gedeputeerde staten een ontheffing voor het nachtelijke afschieten van vossen op Freilandbedrijven en in weidevogelgebieden alsnog toereikend kunnen motiveren. Dat is afhankelijk van nader onderzoek naar schade en alternatieven. De uitkomst ligt daarmee nog te veel open. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een tussenuitspraak te doen waarbij gedeputeerde staten de gelegenheid krijgen om via een bestuurlijke lus het gebrek te herstellen.
  5. Gedeputeerde staten moeten na de vernietiging door de rechtbank opnieuw beslissen op de bezwaren van de stichtingen. Daarvoor geldt de reguliere beslistermijn voor bezwaarschriften.
  6. De met het primaire besluit verleende ontheffing blijft in beginsel gelden in afwachting van de nieuwe beslissing van gedeputeerde staten. Uit deze uitspraak volgt echter dat die ontheffing gebrekkig is en het is zoals gezegd onzeker of die gebreken zijn te herstellen. In het licht daarvan weegt de rechtbank het belang van de stichtingen bij het voorkomen van afschot van vossen als beschermde diersoort zwaarder dan het belang van gedeputeerde staten en de faunabeheereenheid bij het voorkomen van schade bij Freilandbedrijven en in weidevogelgebieden.

De rechtbank ziet daarin aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij het primaire besluit wordt geschorst tot zes weken na de te nemen nieuwe beslissing op de bezwaarschriften. Dat betekent dat er tot die tijd geen gebruik mag worden gemaakt van de ontheffing.

  1. Om de bij deze procedure betrokken partijen maar ook anderen voor te lichten wijst de rechtbank nog op het volgende. De onverbindendverklaring door de rechtbank werkt jegens een ieder en is niet beperkt tot deze zaak. De onverbindendverklaring van de algemene vrijstelling voor het doden van de vos betekent dat het doden van vossen zonder ontheffing niet is toegestaan, niet overdag en ook niet ’s nachts.

Griffierecht en proceskostenveroordeling

  1. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat gedeputeerde staten aan de stichtingen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
  2. Stichting De Faunabescherming krijgt een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.518,-.
  3. Stichting Fauna4life en Stichting Animal Rights hebben verzocht om vergoeding van reiskosten voor het bijwonen van de zitting. Deze reiskosten komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 41,40.

Beslissing

De rechtbank

  • -verklaart de beroepen gegrond;
  • -vernietigt het bestreden besluit van 30 maart 2021;
  • -schorst het primaire besluit van 13 augustus 2020 tot zes weken na de datum van de nieuwe beslissing op de bezwaarschriften;
  • -veroordeelt gedeputeerde staten in de proceskosten van Stichting De Faunabescherming tot een bedrag van € 1.518,-;
  • -veroordeelt gedeputeerde staten in de proceskosten van Stichting Fauna4life en Stichting Animal Rights tot een bedrag van € 41,40;
  • -draagt gedeputeerde staten op het betaalde griffierecht van € 360,- aan Stichting De Faunabescherming te vergoeden én € 360,- aan de Stichting Fauna4life en Stichting Animal Rights.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, en mr. K. de Meulder en

  1. A. Rademaker, leden, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is uitgesproken op 16 februari 2022 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

griffier voorzitter

 




Kun je met geluid dieren wegjagen?

Damherten
Met geluid kun je vogels of dieren wegjagen. Boeren maken daar bijvoorbeeld met harde knallen op hun bouwgrond gebruik van. Maar kan het ook wat verfijnder? Kun je bijvoorbeeld damherten uit je bomenplantage houden door het geluid van een roofdier af te spelen? Ecoloog Martijn Weterings (Wildlife Ecology and Conservation) probeerde het uit.

 

Vraatschade door damherten is de aanleiding voor de studie. ‘Boomkwekers in De Veluwezoom hadden last van die dieren. Door vergroting van de afschotvrije zone in de kern van Nationaal Park De Veluwezoom, kwamen damherten ’s nachts naar de kwekerijen en vraten de bomen aan’, licht Weterings toe. ‘Als alternatief voor afschot kwamen we op het idee om het met geluid te proberen.’

Stropers

‘Wij waren in Kenia bezig met een project om stropers te spotten door naar het gedrag van prooidieren te kijken die reageren op mensen’, vervolgt hij. ‘Iets dergelijks kun je met damherten ook doen. Hoe reageren die op predatoren en kun je die reactie gebruiken om die beesten te verjagen?’ De proef werd op de som genomen door met cameravallen de reactie op wolvengeluiden vast te leggen.

Hoe reageren prooidieren op predatoren en kun je die reactie gebruiken om damherten te verjagen? 

In een deel van park De Veluwezoom werden 36 camera’s opgehangen met daar tegenover een geluidbox. Uit de boxen kwamen in meerdere sessies gedurende een paar maanden afwisselend geluiden van wolven, schapen of niks (als controle). De camera’s legden het effect van het geluid vast op de voorbijtrekkende reeën, edelherten, damherten en wilde zwijnen. In de analyse werd ook het soort bebossing meegenomen.

De resultaten zijn niet eenduidig. Wilde zwijnen en herten blijven aanvankelijk weg als ze wolven horen. Maar dat effect hangt af van de bebossing in de omgeving. In alle gevallen is het schrikeffect maar tijdelijk. Na maximaal drie weken trekken de dieren zich niks meer van de geluiden aan. Is door die gewenning de inzet van wolvengeluid als afschrikmiddel van de baan?

Gewenning

Nee, integendeel, denkt Weterings. ‘De proef werd in 2019 gedaan met zogeheten naïeve dieren; dus dieren die geen ervaring hebben met wolven. Inmiddels is dat anders. De wolf is in Nederland. Gewenning kan nu anders uitpakken als zo af en toe een dier wordt gedood door een wolf. Als er dus ‘straf’ staat op het negeren van het geluid. Daarmee doorbreek je de gewenning.’  

Dat herten hetzelfde reageren op wolvengeluid als op dat van schapen wijt Weterings aan de geringe aantallen herten in het park tijdens het experiment. ‘De verschillen waren daardoor niet significant.’ Door die geringe aantallen was bovendien geen onderscheid te maken tussen reeën, damherten en edelherten. Daarvoor is meer onderzoek nodig naar het effect van de wolf op het gedrag van groot wild.

Bij wilde zwijnen en herten ebt de schrik na een paar weken weg.

Stress

Weterings pleit sowieso voor meer en gecoördineerd onderzoek naar het effect van de wolf op groot wild op de Veluwe. ‘Niet alleen het geluid van wolven, maar ook de aanwezigheid zelf kan de populatie van prooidieren naar beneden brengen. Stress door die aanwezigheid kan ervoor zorgen dat er minder jongen worden geboren. Los van het feit dat er af en toe dieren worden opgegeten.’




Schapenhouders Drenthe zijn klaar met wolf: ‘Het is een lustmoordenaar’

Bron: NOS

Enkele schapenhouders in Zuidwest-Drenthe overwegen hun kudde weg te doen omdat ze genoeg hebben van wolvenaanvallen. Vijf schapenhouders zijn de afgelopen maanden bij tientallen aanvallen gezamenlijk bijna zeventig schapen verloren, meldt RTV Drenthe.

Lammert Koeling zegt er moedeloos van te worden. Een wolf viel zijn kudde afgelopen weekend voor de zevende keer aan. “Toen ik zondagochtend in de wei kwam, zag ik dat hij de strot had doorgebeten van een schaap. Verder doet hij er niets mee. Hij eet er niet van”, zegt hij tegen de regionale omroep. Koeling spreekt van een lustmoordenaar.

Hij vraagt zich hardop af of hij maar moet stoppen met schapen houden. “Ik ben 73 jaar en heb al 50 jaar schapen. Ik heb dit nog als hobby.” Als voorlopige oplossing heeft hij zijn dieren 15 kilometer verderop gezet. Daar is de wolf nog niet geweest, zegt hij. “Ik hoop dat het goed gaat nu. Je gaat iedere morgen weer heen en vraagt je af: hoe zou het zijn vanochtend? Nu lopen ze hier. Maar dat geeft geen garantie.”

Wolfwerend raster

Koeling heeft de dieren achter twee stroomdraden gezet, maar dat is niet genoeg om een wolf tegen te houden. Volgens hem hebben andere schapenhouders wel een wolfwerend raster geplaatst en andere maatregelen genomen zoals een hond en een ezel bij de schapen. “En toch blijft de wolf toeslaan”, aldus Koeling.

Zijn zoon Erwin heeft meer dan duizend schapen, verdeeld over 23 percelen. Hij verloor acht schapen in de afgelopen paar maanden. Maar de dieren verplaatsen gaat niet zomaar omdat hij dan ook zijn wolfwerende hek moet verplaatsen en dat is kostbaar. “Ik krijg 20.000 euro subsidie voor mijn hek en dat lijkt veel, maar het is veel te weinig. De arbeid wordt niet vergoed. Mijn inkomsten stijgen niet. Het levert zo niets meer op.”

‘Ik zet ze op Marktplaats’

Ook de schapen van Stefan Worst zijn de afgelopen tijd zeven keer aangevallen. Bij de laatste aanval kwam een schaap om het leven en twee andere waren bijna dood. Uit frustratie zei hij tegen zijn vader dat hij zijn kudde op Marktplaats gaat zetten. Zijn vriendin plaatste een emotioneel bericht op Facebook. “Mijn vriend bleef aanval na aanval positief, hoopvol en op zoek naar oplossingen. Maar toch zag ik vandaag na de zevende aanval de radeloosheid toeslaan.”

Een schadevergoeding hebben de schapenhouders nog niet ontvangen, terwijl zij de aanvallen in oktober en november al hebben gemeld. Bij12, dat provincies ondersteunt met de uitvoering van wettelijke taken, erkent dat de termijn van zes weken niet altijd wordt gehaald. Dat komt omdat er regelmatig losse eindjes zijn in dossiers, zoals bij gewonde of vermiste dieren. En soms komt de factuur van een dierenarts of destructiebedrijf te laat binnen.

“We begrijpen de frustratie en vragen waarom dit zo lang moet duren, maar tegelijkertijd vraagt dit proces wel om nauwkeurigheid en zijn er veel verschillende schijven bij betrokken”, zegt een woordvoerder van Bij12.

‘Afschieten geen optie’

De provincie Drenthe heeft een wolvenconsulent aangesteld die schapenhouders advies gaat geven over preventieve maatregelen. Volgens de omroep begint die volgende maand. Wat er nu precies met de wolven moet gebeuren is niet helemaal duidelijk, maar volgens de gebiedscommissie is afschieten geen optie.

“Ik denk dat de grens pas is bereikt als de wolf heel gevaarlijk gedrag vertoont richting mensen of in de stedelijke omgeving gaat opereren. Dan kom je in de problemen. Maar op dit moment denk ik dat er binnen de wetgeving niks mogelijk is”, zegt een woordvoerder.

Geen prooidieren

Platform Wolven in Nederland erkent het probleem van de Drentse schapenhouders. “We zien dat de huidige situatie voor schapenhouders echt heel lastig is”, zegt een woordvoerder. “We moeten als maatschappij wennen aan het feit dat de wolf weer terug is. We zijn verleerd welke maatregelen we moeten nemen nu ze hier weer rondlopen.”

De woordvoerder ziet in dat er een acuut probleem is voor de houders van wie de dieren worden doodgebeten. Maar omdat de wolf een beschermd dier is, is er geen snelle makkelijke oplossing, zegt hij. “Zeker in Drenthe niet, omdat daar een beperkt aantal prooidieren leeft. Op de Veluwe lopen zwijnen en herten rond zodat de wolf gevarieerd kan eten. Je kunt je daarom afvragen of er zwijnen moeten worden toegelaten in Drenthe, maar dat is een politieke keuze.”




Uitnodiging NOJG leden Regio Utrecht ALV – Vrijdag 18 maart 2022 – Scherpenzeel

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Download




Ganzen vallen uit lucht in Utrecht door vogelgriep, vrees voor overdracht op mens

Ze vallen letterlijk met bosjes uit de lucht: doodzieke ganzen die besmet zijn met de vogelgriep. Medewerkers van dierenambulances in de provincie Utrecht draaien overuren. Ze proberen de zeer besmettelijke variant van de vogelgriep, die ook op mensen overgedragen kan worden, onder controle te krijgen.

“Het is heel triest, we hebben er vorige week in drie dagen tijd bijna zeshonderd opgehaald”, zegt Gerrit de Boon (manager dierenambulance), terwijl hij dode ganzen uit het weiland raapt.

Ook mensen overleden

Deze variant van de vogelgriep wordt heel makkelijk overgedragen, maar niet alleen onder vogels. “Het is al bekend dat er vossen besmet zijn, er zijn bunzinkjes besmet. Aangezien dat allemaal zoogdieren zijn en de mens ook een zoogdier is, is het wel degelijk heel gevaarlijk en zullen we heel erg op onze hoede moeten zijn”, zegt De Boon.

In Europa zijn in de afgelopen vijf jaar 689 mensen besmet geraakt met het vogelgriepvirus, “daarvan is bijna de helft overleden”.

 

 

 

Vrijwilligers moeten zelf betalen

Het opruimen van de vogels is vrijwilligerswerk. Zo’n 65 medewerkers zetten zich nu in, maar moeten alles zelf betalen. De vrijwilligers hebben de afgelopen twee weken al zo’n vijfduizend euro uitgegeven aan beschermings- en reinigingsmiddelen. “De overheid is hartstikke enthousiast dat we het doen, alleen mogen we de rekening zelf betalen en dat is niet helemaal eerlijk”.

Volgens De Boon gaan we nooit meer van het vogelgriepvirus afkomen, “eer dit over is, begint de voorjaarstrek en krijgen we alweer de volgende golf. Ik houd mijn hart vast”.

Bron: Hart van Nederland




Aantal AVP-gevallen loopt iets terug in Duitsland

Duitse jagers schoten in het jachtseizoen 2020/2021 bijna 690.000 wilde zwijnen af. Hoewel er dat bijna 200.000 minder waren dan een jaar eerder, is dat het op twee na hoogste aantal in één seizoen.  

De Duitse Jagersbond (DJV) wijst er op dat het uitdunnen van het bestand wilde zwijnen een belangrijk instrument is om de verspreiding van Afrikaanse varkenspest (AVP) te vertragen en roept de politiek op tot meer inzet om het aantal te verhogen.

Dit zou kunnen door de bureaucratie rondom de zwijnenjacht te verminderen en de kosten van bijvoorbeeld trichine onderzoek, dat standaard moet worden uitgevoerd bij afgeschoten dieren, door de overheid te laten vergoeden. Ook het opleiden van honden die ingezet kunnen worden bij de zoektocht naar kadavers van dieren zou beter financieel kunnen worden ondersteund. 

Aantal AVP-gevallen loopt iets terug
Het aantal zwijnen dat positief wordt getest op het AVP-virus is de afgelopen maanden wat teruggelopen. In november werden nog een recordaantal van 319 besmette zwijnen in Duitsland aangetroffen, in de maanden december en januari respectievelijk 262 en 178. Toch is er niet al te veel reden voor optimisme: op meerdere plekken werden de restrictiegebieden de afgelopen maanden uitgebreid omdat er besmette dieren buiten de bestaande afgezette zones werden gevonden.

image_pdf



Instelling van de Commissie Wet wapens en munitie.

Minister van Veiligheid en Justitie Yeşilgöz-Zegerius heeft op 28 januari haar goedkeuring gegeven voor het instellen van de commissie Wet wapens en munitie (WWM).

In de Kamerbrief van 18 december 2020 is de richting en reikwijdte van de voorgenomen herziening van de Wet wapens en munitie uiteengezet.1

In reactie hierop heeft de Kamer een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht om een commissie te benoemen, met onder andere (gerechtelijk) deskundigen, betrokkenen vanuit de politie, het Openbaar Ministerie, de jagers- en schietsportwereld, en deze commissie een basisplan op te laten stellen voor een nieuwe Wet wapens en munitie en dit basisplan voor te leggen aan de Kamer.2

In lijn met deze motie wordt met dit besluit een commissie ingesteld die bestaat uit vertegenwoordigers van overheidsorganisaties en externe belanghebbende partijen. Gelet op de samenstelling van deze commissie is geconcludeerd dat de Kaderwet adviescolleges niet van toepassing is.

Jeroen Hoefnagels, jurist bij de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging, is namens de Nederlandse jagersverenigingen benoemd in deze commissie.

In deze commissie WWM, onder voorzitterschap van Chris van Dam, zijn diverse partijen uit het veld vertegenwoordigd. De commissie heeft als taak de problemen te inventariseren en de onderliggende regelgeving van de Wet wapens en munitie te moderniseren.

“Het is een goede zaak dat stakeholders uit het werkveld worden betrokken bij het tot stand komen van werkbare regels in de gemoderniseerde Wet wapens en munitie”, stelt Hoefnagels.

Concreet zien de Nederlandse jagersverenigingen onder meer graag dat de huidige jachtakte wordt vervangen door een exemplaar dat meerdere jaren geldig is. Daarnaast staan ook het legaliseren van de geluiddemper en het omvormen tot een werkbare screening van akte-aanvragers hoog op de agenda.

 

Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 januari 2022, nr. 3576949, houdende instelling van de Commissie Wet wapens en munitie (Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie)

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Justitie en Veiligheid;

b. commissie:

commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2 Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie Wet wapens en munitie.

  • 2. De commissie heeft tot taak:

    • a. Het maken van een probleem-inventarisatie ten aanzien van het functioneren van de Wet wapens en munitie en de onderliggende regelgeving. De commissie betrekt hierbij in ieder geval de onderwerpen die zijn opgenomen in de brief van 18 december 2020, inzake de voortgang van de herziening Wet wapens en munitie (Kamerstukken II 2020/21, 33 033, nr.29);

    • b. Naar aanleiding van de probleem-inventarisatie de mogelijkheden in kaart te brengen, met (eventuele) voor- en nadelen, op welke wijze de Wet wapens en munitie en onderliggende regelgeving gemoderniseerd kunnen worden op een wijze die past bij het doel van de Wet wapens en munitie, namelijk de openbare orde en veiligheid te waarborgen door het illegale bezit van wapens en munitie te bestrijden en het legale bezit zoveel mogelijk te beheersen;

  • 3. De commissie zal zo veel als mogelijk aangeven in hoeverre de mogelijkheden proportioneel zijn ten opzichte van het te verwachten resultaat, de te verwachten impact ervan en de te verwachten kosten bij implementatie en uitvoering

  • 4. De commissie zal zo veel als mogelijk inzichtelijk maken hoe de mogelijkheden zijn afgebakend en op welke wijze zij te implementeren, en voor zover relevant, te handhaven zijn;

  • 5. De mogelijkheden dienen zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de door het kabinet vastgestelde normen zoals opgenomen in het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK).

Artikel 3 Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en veertien andere leden.

  • 2. De voorzitter wordt door de minister benoemd, de andere leden worden in overleg met de voorzitter door de minister benoemd.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de instellingsduur van de commissie.

  • 4. De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 4 Instellingsduur en eindrapport

  • 1. De commissie wordt ingesteld voor de duur van negen maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, en zij brengt voor het einde van de instellingsduur haar eindrapport uit.

  • 2. Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het rapport, dan stelt zij, via haar voorzitter, de minister daarvan onverwijld op de hoogte.

  • 3. De minister beslist, op verzoek van de voorzitter van de commissie, over de eventuele verlenging van de termijn bedoeld in het eerste lid en brengt de commissie daarvan schriftelijk op de hoogte.

Artikel 5 Leden commissie

Met ingang van 7 februari 2022 worden tot lid van de commissie benoemd:

  • a. de heer mr. C.J.L. van Dam, tevens voorzitter;

  • b. de heer C.W. Boom (Re-enactment, musea, historisch militair materieel en ook vertegenwoordiger NOJG);

  • c. de heer ing. J. van Driel (Gerechtelijk deskundige op het vakgebied ‘Toetsing aan de Wet wapens en munitie’);

  • d. de heer S. Duisterhof (Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie);

  • e. mevrouw K.C.H.M. Entius MSc (Politie);

  • f. de heer J.G.M. Goudsmits (Koepel Nederlandse Traditionele Schutters);

  • g. de heer M.S. Haaxman (Justis);

  • h. de heer mr. drs. J.J.M. Hoefnagels (Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging) namens de Nederlandse jagersverenigingen;

  • i. de heer mr. I.V. van der Kolk (Nederlandse Airsoft Belangenvereniging);

  • j. de heer J.H. van der Linden (Wapen- en munitieverzamelaars);

  • k. de heer A.M. Renier LLM (Koninklijke Marechaussee);

  • l. de heer E. Ringeling (Verenigde Vakspecialisten Jacht en Schietsport);

  • m. de heer mr. Z. Trokic (Openbaar Ministerie);

  • n. de heer mr. A.G.M. Vicedomini (Douane);

  • o. de heer mr. drs. E.C. Virginia (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit).

Artikel 6 Secretariaat

  • 1. De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.

  • 2. Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.

  • 3. De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.

  • 4. De minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.

Artikel 7 Werkwijze en beraadslaging

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie maakt voor haar werkzaamheden gebruik van een begeleidingscommissie bestaande uit de volgende personen:

    • a. de heer prof. mr. H.J.B. Sackers (voorzitter);

    • b. de heer prof. mr. S. Brinkhoff;

    • c. de heer prof. dr. I. Helsloot.

  • 3. De begeleidingscommissie heeft tot taak het geven van wetenschappelijk advies ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie. Zij voorziet de commissie in ieder geval van wetenschappelijk commentaar op de probleem-inventarisatie en het concepteindrapport.

  • 4. De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 5. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 6. De commissie kan slechts besluiten nemen of rapporten vaststellen indien ten minste de helft van de leden aanwezig is.

Artikel 8 Vergoeding

  • 1. Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) en de arbeidsduurfactor op 8/36.

  • 2. De voorzitter van de begeleidingscommissie ontvangt een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 390,00. De andere leden van de begeleidingscommissie ontvangen een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 300,00.

Artikel 9 Kosten van de commissie

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen, de vergaderingen van de begeleidingscommissie daarbij inbegrepen, en voor secretariële ondersteuning,

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

    • c. de kosten voor oplevering van het rapport.

  • 2. De commissie voert een eigen financiële administratie en levert een financieel overzicht op.

Artikel 10 Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Rechtshandhaving en Criminaliteitsbestrijding van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

’s-Gravenhage, 26 januari 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Informatie

Conform de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies wordt voorzien in de kosten van de werkzaamheden van commissieleden. Voor de commissie Wet wapens en munitie blijft dit beperkt tot de voorzitter. De overige leden van de commissie Wet wapens en munitie krijgen geen vergoeding. De leden van de begeleidingscommissie ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding.

’s-Gravenhage, 19 januari 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


1

Kamerstukken II 2020/21, 33 033, nr.29

2

Kamerstukken II 2020/21, 29 628, nr. 1001




De Hoge Veluwe kraakt onderzoeksrapport ‘De wolf terug in Nederland’

Woensdag 02 februari 2022

De overheid maakt beleid ten aanzien van wolven en zegt zich hierbij te baseren op onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. In het Interprovinciaal wolvenplan (IPO 2019) wordt het huidige beleid ten aanzien van de wolf beschreven. Met het voornemen om het huidige beleidsplan te herzien werd Wageningen Environmental Research gevraagd een onafhankelijk onderzoek te doen dat antwoord moest geven op 25 onderzoeksvragen die het toekomstige beleid zullen beïnvloeden. Deze factfinding study genaamd ‘De wolf terug in Nederland’ werd onlangs gepubliceerd.

Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe heeft grote bedenkingen bij het kader, de gebruikte rekenmethoden en de onafhankelijkheid van het rapport.

In de eerste plaats wordt in het rapport puur gekeken naar één enkel facet van natuur en landschap, zijnde de wolf. Dit terwijl beheer van soorten, habitats en landschappen vraagt om een integrale benadering van het ecosysteem. Beleid moet dan ook veel meer vanuit die brede kijk en visie worden opgesteld, anders ontstaat er een disbalans in het geheel. Dat is nu met de wolf, ondersteund door deze studie, ook aan de hand.

In de tweede plaats vraagt het Park zich af of er voldoende diepgravend onderzoek is gedaan naar onderliggende data, waarom slechts delen van geciteerde conclusies worden gebruikt en waarom verschillende (Europese) onderzoeken niet worden gebruikt.

Zo weerlegt het Park de stelling dat honden veel meer schade aan schapen toebrengen dan wolven. Onvergelijkbare onderzoeksmethodieken en twijfelachtige rekenmethoden die in het onderzoek worden gebruikt bepalen de in het rapport herhaalde stelling dat jaarlijks 4.000 tot 13.000 schapen ten prooi vallen aan honden en vossen en dat schade door wolven daarmee vergeleken verwaarloosbaar is. Het Park rekent op basis van de gebruikte data echter voor dat als 1 wolf 15 schapen doodt daar meer dan 6.000 honden voor nodig zijn.

Ten laatste, en wellicht het meest zorgwekkend, worden de objectiviteit en de onafhankelijkheid van het rapport in twijfel getrokken. Zo is het rapport geschreven door uitgesproken voorstanders van de aanwezigheid van de wolf in Nederland. Daarnaast werd het rapport niet door een onafhankelijk wetenschappelijk expert gecontroleerd, maar door een directe collega van de hoofdauteur. Het zorgt voor een situatie waarin de slager zijn eigen vlees keurt en heeft daarmee een hoog WC- eend-gehalte.

Haar bedenkingen aangaande het rapport heeft de directie van het Park gedeeld met de betrokken opdrachtgevers met daarbij de oproep om de discussie over het nieuw te vormen wolvenbeleid breder te voeren en om een nieuw integraal onderzoek te laten doen door onbevooroordeelde buitenlandse wetenschappers met ruime ervaring met wolven.

Het is voor Het Nationale Park De Hoge Veluwe van groot belang dat beleid stoelt op een afweging van alle (natuur)belangen. Een integrale landschaps- en ecosysteembenadering waarvan de wolf onderdeel uitmaakt, is daarbij essentieel. Het Park is van mening dat het rapport ‘De wolf terug in Nederland’ niet zelfstandig in die missie kan slagen en dus niet zonder inachtneming van de overige betrokken belangen aan het beleid ten grondslag kan worden gelegd. 

In de bijlagen bij dit persbericht treft u de brief met titel ‘brief rapport wolf terug in Nederland’ die naar de opdrachtgevers werd gestuurd en de weerlegging van de stelling dat circa 4.000 – 13.000 schapen ten prooi vallen aan honden en vossen.

Brief rapport “De wolf terug in Nederland”

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Download

Bijlage weerlegging van de stelling dat circa 4.000 tot 13.000 schapen ten prooi vallen aan honden en vossen

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Download




Praktijk Centrum Jacht & Fauna start in februari met haar cursussen Kleinwildverwerking

Apeldoorn – In februari mogen onder ontheffing weer ganzen geschoten worden. En met die ganzen willen we natuurlijk iets goeds doen. Natuurlijk de bijdrage aan de noodzakelijke schadebestrijding, maar ook om goed en natuurlijk voedsel naar de consument te brengen. Want wat we schieten eten we op! Zo is het toch?

Hoe maak je de gans panklaar? De borsten en de poten wil je net als de poelier netjes en hygiënisch voor de keuken voorbereiden. Samen met Pieter van Meel en medewerkers van Pieter van Meel Wild & Gevogelte uit Amsterdam organiseren wij de cursus ‘kleinwildverwerking’.

We leren u zoals gezegd de gans klaar te maken, maar u gaat ook aan de slag met eend, konijn, haas, duif en indien voorhanden fazant. Kortom het hele pallet aan kleinwild.

Een superleuke cursus, altijd op de zondag!

Locatie:            Pieter van Meel Wild & Gevogelte te Amsterdam
Data:                zondag 20 februari, 27 maart en 24 april 2022
Kosten:             € 195,- inclusief lunch, drankje en certificaat
Tijdsduur:         09.30 – 16.00 uur
Reservering:     via www.pcjacht.nl of bel met Iris Strijd 085-0700 896




Nieuwe Jachthuurovereenkomst Provinciegronden Limburg

Nieuwsbericht Jagersvereniging afdeling Limburg 

De Jagersvereniging afdeling Limburg heeft na een goed gesprek met gedeputeerde Gabriëls kunnen bereiken dat de jachthuurovereenkomsten voor de meeste gronden, die eigendom zijn van de provincie weer voor 6 jaren worden verlengd. Deze verlenging was noodzakelijk omdat de oude huurovereenkomsten afliepen op 31 december jl. waardoor delen van jachtvelden onbejaagbaar zouden kunnen worden voor jacht beheer en schadebestrijding met het geweer.

Na een tweetal verlengingen heeft de provincie nu besloten om de aflopende jachthuurovereenkomsten niet opnieuw te verlengen per 1 februari, maar deze te vervangen door een nieuwe Jachthuurovereenkomst. “jacht op afroep”

Conform de nieuwe jachthuurovereenkomst “jacht-op-afroep” kan ieder perceel van de provincie Limburg meegeteld worden voor het aantal hectares en de benodigde cirkels in een jachtveld. De provincie heeft hiervoor een beslisboom gemaakt, waarop de provincie Limburg een afweging kan maken om “jacht-op-afroep” wel of niet toe te kennen.

Om de afgesproken werkwijze met de provincie in de praktijk werkbaar te houden is het erg belangrijk dat de jacht op afroep alleen wordt ingeroepen voor die percelen waar jagers tijdens het jachtseizoen DAADWERKELIJK een haas, een fazant of een wilde eend verwachten te kunnen schieten.

Alle overige afschot – van ontheffingen tot de landelijke vrijstelling – is immers al op basis van de huidige overeenkomst toegestaan. Om dit maatwerk te kunnen leveren is het van groot belang dat niet de WBE die selectie maakt, maar de individuele jager voor zijn jachtveld. Immers, alleen HIJ weet waar tijdens het””jachtseizoen de drie te bejagen wildsoorten daadwerkelijk verwacht kunnen worden.

De meeste WBE’s hebben inmiddels de nieuw aangeboden huurovereenkomst ondertekend ingeleverd. Deze zijn inmiddels ook al doorgezonden naar de provincie voor ondertekening.

Indien de WBE nog niet in de gelegenheid is geweest om de nieuwe huurovereenkomst met de provincie te verlengen betekent dit voor u, als jachthouder in Limburg dat u ná 31 januari niet meer deze gronden met een geweer mag betreden in het kader van jacht, beheer en schadebestrijding omdat u dan de Wet natuurbescherming overtreedt hetgeen tot intrekking van uw jachtakte kan leiden.

Inmiddels hebben al 21  van de 31 WBE’s ondertekend en ingeleverd (stand 30 januari 2022).

Uw WBE kan u berichten wanneer zij weer over een nieuwe huurovereenkomst op de provinciale gronden beschikt.




Provinciale Staten Flevoland wil splisting Wbe Flevoland in 3 aparte Wbe’s

 

Jagers tegen opdelen Wildbeheereenheid Flevoland

De Wildbeheereenheid Flevoland dient te worden opgesplitst in drie aparte wildbeheereenheden dit is woensdagavond besloten tijdens een vergadering van Provinciale Staten.

Een groot deel van de leden van de WBE is tegen het voorstel en overweegt nu juridische stappen.

De Wildbeheereenheid (WBE) Flevoland ziet geen meerwaarde in het opsplitsen van hun vereniging in drie aparte eenheden. Als provincie Flevoland het plan toch doorzet, stapt het verenigingsbestuur naar de rechter.

Dat zegt WBE-voorzitter Henk Suelmann voorafgaand aan een debat over de mogelijke opdeling komende woensdag in Provinciale Staten. Provincie Flevoland stelt dat de opdeling in drie WBE’s, voor de Noordoostpolder en Oostelijk en Zuidelijk Flevoland, het verlenen van ontheffingen makkelijker maakt. Die zijn dan beter toe te spitsen op de lokale situatie.

Volgens Suelmann maakt een opsplitsing het werk van de aangesloten jagers in Flevoland er alleen maar lastiger op. ‘Je moet een goed functionerende vereniging niet willen opdelen, 95 procent van onze leden steunt ons daarin. Een voetbalvereniging wordt er ook niet beter op als je die in drieën opdeelt.’

Persoonlijke opvattingen

In Suelmanns ogen is er geen wettelijke aanleiding, maar spelen eerder persoonlijke opvattingen een rol. ‘Een overheid mag volgens de juristen die wij raadpleegden ook niet ingrijpen in een privaatrechtelijke vereniging, zeker als daar wettelijk geen aanleiding voor is.’

LTO Noord Flevoland stelt zich neutraal op in het conflict. ‘Zo lang het bestrijden van wildschade er maar niet onder lijdt’, zegt voorzitter Arnold Michielsen.