Federatie Particulier Grondbezit ( FPG) ontstemd over inperking jacht haas en konijn

Logo FPG

 

 

 

Minister Van der Wal-Zeggelink heeft besloten het jachtseizoen 2022/2023 voor het konijn landelijk niet te openen. En voor het haas wordt hetzelfde voorgesteld voor de provincies: Groningen, Utrecht en Limburg. Dit heeft de Minister voor Natuur en Stikstof op 14 april bekend gemaakt via een kamerbrief.  Dit besluit is genomen op basis van twee rapporten over de staat van instandhouding door de WUR en SOVON. De FPG is zeer ontstemd over het voorgenomen besluit. Voor schadebestrijding, fauna- en natuurbeheer blijft jacht van groot belang. Op de onderliggende onderzoeken en argumentatie is dan ook het nodige af te dingen. Het sluiten van de jacht is daarnaast een principiële inperking van het eigendomsrecht.

In de Kamerbrief geeft de Minister ook aan dat op basis van het onderzoek het jachtseizoen 2022/2023 wordt geopend voor de Fazant, Houtduif en Wilde Eend, maar volgend jaar dit wordt herbekeken met inachtneming van de provinciale trends. FPG blijft het gesprek met het ministerie en de Tweede Kamer aangaan om het belang van jacht voor goed faunabeheer te benadrukken, samen met de Jagersvereniging, NOJG en LTO.

Argumentatie voor sluiten jacht onduidelijk

De minister geeft aan dat uit de onderzoeken blijkt dat de jacht op alle wildsoorten niet of maar beperkt bijdraagt aan de ongunstige staat van instandhouding. Voor de achteruitgang van de soort liggen andere oorzaken aan ten grondslag. Over de staat van instandhouding (SvI) bestaat discussie. In de onderzoeken wordt de SvI van de Habitat- en Vogelrichtlijn toegepast, terwijl de Wet natuurbescherming andere beoordelingscriteria hanteert voor de SvI. De minister geeft dan ook aan dat het sluiten van de jacht op het haas en konijn niet of heel beperkt bijdragen aan het herstel van deze soorten. En dat de jacht juist kansen biedt om de achteruitgang van de populaties tegen te gaan. Immers eigenaren, pachters en jagers werken gezamenlijk aan het landschap en de soorten die hier leven. Het is de FPG en andere partijen dan ook onduidelijk waarom de minister met dit voorgenomen besluit komt.

Schade aan natuur en economie wordt erkend, nader onderzoek volgt

Het sluiten van de jacht zal een grote impact hebben op faunabeheer, schadebestrijding en natuurbeheer. De minister en de provincies geven aan zich hierover zorgen te maken. Zij streeft dan ook naar een gebiedsgerichte aanpak voor de deze thema’s. Hier wil zij het komend jaar aan werken samen met de provincies en stakeholders. Dit geldt ook voor de telprotocollen en de dataverzameling. Ten slotte zal in kaart worden gebracht wat de maatschappelijke en financiële impact van het niet openen van jacht is.

Internetconsultatie

Om het voorgenomen besluit van de minister in te voeren is een wijziging van de Regeling natuurbescherming nodig. Het ontwerp van deze wijziging wordt binnenkort gepubliceerd voor internetconsultatie. FPG voert overleg met haar partners over een reactie op het voorgenomen besluit van minister Van der Wal – Zeggelink. U kan ook een zienswijze indienen wanneer de internetconsultatie open staat. U wordt geïnformeerd op het moment dat de internetconsultatie online staat.




Haas en konijn met twee maten bemeten

Bron: Melkvee.nl

De landbouwsector kreeg gisteren weer een veeg uit de pan van het ministerie van LNV, omdat het slecht zou gaan met haas en konijn. Wie dieper kijkt, ziet dat er wetenschappelijk met twee maten wordt gemeten.

Volgens minister Van der Wal van Stikstof en Natuur gaat het niet goed met haas en konijn in Nederland. Zij schrijft: ‘De belangrijkste oorzaken zijn habitatverlies, afgenomen kwaliteit van het leefgebied en het effect van predatoren. Dit komt onder andere door intensivering en schaalvergroting van de landbouw, veranderingen in het landschap en landbouwmachines.’

De minister baseert zich op een rapport dat is opgesteld door Wageningen Environment and Research in opdracht van het ministerie, nadat de Zoogdierenvereniging twee jaar geleden haas en konijn op de Rode Lijst plaatsten. Voor het konijn viel daar wel iets voor te zeggen, want dat is door ziekte fors achteruitgegaan. Dat wordt in de kamerbrief en in de samenvatting van het rapport weggelaten, waardoor de focus vooral op landbouw wordt gericht. Het ministerie lijkt daarmee het rapport te gebruiken om haar eigen beleid ten aanzien van de landbouwtransitie die ze nodig acht kracht bij te zetten.

Napraten

Wie het onderzoek leest, concludeert dat de onderzoekers helemaal geen onderzoek hebben gedaan naar de oorzaken. Ze citeren enkel andere onderzoeksrapporten over de oorzaken. Dat is inmiddels een beproefd recept, waardoor je denkt dat er weer nieuw bewijs is maar het telkens om hetzelfde blijkt te gaan. Bij haas valt in die zin op dat er in drie rapporten gerapporteerd wordt over een daling van 61 procent sinds de jaren zestig. Nergens in het Basisrapport Rode Lijst, waar die 61 procent als eerste wordt opgevoerd, is een analyse terug te vinden waar de 61 procent afname op gebaseerd is en ontbreekt een verwijzing naar de gebruikte data. In het dossier van haas en konijn lijkt er mede daardoor doelbewust toegewerkt te worden naar het besluit om ze van de wildlijst te schrappen. In Limburg, Utrecht en Groningen is de jacht voor het komende seizoen al uitgesloten. De wetenschappelijk onderbouwing rammelt echter nogal.

Data

De grootste omissie is dat er geen betrouwbare telgegevens zijn van konijn en haas. Ik schreef daar eerder al een column over toen de nieuwe Rode Lijst werd gepubliceerd. Mijn conclusie was dat haas enkel op de Rode Lijst is gekomen doordat het basisjaar waarmee werd vergeleken van 1960 naar 1950 werd veranderd. Dus niet doordat het de afgelopen jaren slechter ging met de haas.

De Wageningse onderzoekers baseren zich nu opnieuw op diezelfde data en uitkomsten en beginnen dan met jaar 1994 toen de Habitat-regeling werd vastgesteld, waarbij 15 hazen per 100 ha als minimum zou gelden en 40 hazen het maximum, dan zie je dat bepaalde data niet worden meegenomen om een trend te bepalen om wetenschappelijke redenen en andere data waar ook allerlei haken en ogen aan zitten wel. Ook worden onzekerheden die ook een verklaring kunnen vormen voor de uitkomsten die niet passen in het plaatje van achteruitgang weggelaten. Een paar voorbeelden.

Broedvogeltellingen

Om er achter te komen hoe het gaat met de haas beroepen de onderzoekers zich op data van het Meetneet Urbane Soorten (MUS) en de Broedvogelmonitoring. Binnen MUS worden broedvogels geteld binnen de stedelijke omgeving. Mocht daar toevallig een haas rondlopen dan kan die ook ingevoerd worden. Omdat hazen juist voorkomen buiten de stedelijke gebieden is de Broedvogelmonitoring een interessantere bron, maar ook hier is het doel om broedvogels te tellen en geen hazen en konijnen. Hazen zijn bijvangst en niet het doel van de telling. De onderzoekers gaan daar volledig aan voorbij. Onterecht naar mijn mening en dat blijkt ook uit mijn niet-representatieve steekproef binnen mijn eigen werkgroep van patrijzentellers.

Hazen niet ingevoerd

Sinds drie jaar ben ik teller van patrijzen voor Sovon in de Achterhoek. Ik vroeg vanmorgen wie naast patrijzen ook andere soorten invoert. Binnen een half uur reageerden zes tellers. Eentje voerde alles in, eentje enkel hazen want die had in zijn telgebied nog nooit een patrijs gezien en de overige vier voerden alleen patrijzen in. Ik denk dat in veel andere telgebieden het net zo gaat. Ik voer ze zelf sinds dit voorjaar wel in, omdat ik nu weet dat er overheidsbeleid op wordt gebaseerd. Maar erg wetenschappelijk zijn deze data natuurlijk niet. De onderzoekers concluderen echter omdat er een protocol ligt voor deze tellingen dat de kwaliteit van deze data zeer goed is en dus meegenomen kan worden. Het CBS heeft er vervolgens ook nog een stempel op gezet en dan is het waarheid.

Faunabeheereenheden

Data van de Faunabeheereenheden, waar wel gerichte tellingen van hazen en konijnen door jagers in zijn opgenomen, zijn niet meegenomen. Volgens de onderzoekers zijn die data niet gevalideerd en betrouwbaar genoeg. Navraag bij de Jagersvereniging levert op dat jagers door het hele land jaarlijks meerdere keren tellen. Alleen zijn de telprotocollen per Faunabeheereenheid verschillend. Daardoor is er geen uniformiteit en kan het CBS er geen stempel op zetten. In plaats van goed te kijken als onderzoekers wat je wel met die data kunt, hebben ze het nu in de prullenbak gegooid. Dat deed de Zoogdierenvereniging twee jaar geleden net zo.

Habitatrichtlijn

Volgens deze selectieve dataselectie blijkt onderaan de streep de hazenpopulatie jaarlijks af te nemen met 1,2 procent. Omdat dat meer is dan 1 procent concluderen de onderzoekers dat de staat van instandhouding zeer ongunstig is. Dat is wel nieuw in dit onderzoek, want voor haas en konijn is er nog niet eerder op die manier gekeken. Maar hier mag ook best een kanttekening bij. Die 1 procentregel is afgeleid uit de instandhoudingsdoelstellingen die afgeleid zijn van de habitatrichtlijn en die gaat over soorten die met uitsterven worden bedreigd. Waarom de onderzoekers die strenge richtlijn hebben toegepast op soorten die algemeen voorkomend zijn, is een raadsel. Ook hier zouden andere keuzes tot andere uitkomsten kunnen leiden.

Afschotcijfers

In het rapport staat dat naast tellingen ook afschotgegevens zijn gebruikt, maar dan enkel tot met 2011. De afschotcijfers van de jaren daarna niet meer, terwijl die wel bekend zijn. Ook hiervoor ontbreekt de verklaring en lijken de onderzoekers enkel naar het rapport van de Zoogdierenvereniging te hebben gekeken in plaats van zelf data op te vragen. Uit die afschotcijfers, die beschikbaar zijn sinds 1960, zou volgens de Zoogdierenvereniging blijken dat die cijfers voldoende betrouwbaar zijn om ze te zien als cijfers over hoeveel hazen er in die periode voorkwamen. Het onderzoek waar deze vereniging zich op baseert is echter niet openbaar gepubliceerd. Dus kunnen andere wetenschappers ook niet zien hoe het tot stand is gekomen en het onderzoek herhalen om er achter te komen of het klopt. Door dan ook de afschotcijfers van na 2011 niet mee te nemen en je dan enkel te baseren op bijvangst van broedvogeltellingen voedt het de gedachte dat onwelgevallige data niet wordt meegenomen.

Telpunten gehalveerd

Een laatste voorbeeld gaat over de betrouwbaarheid van de cijfers. Hoeveel mensen tellen er eigenlijk? Is dat toe- of afgenomen en zou daar ook een verklaring kunnen zitten voor veranderingen? In Limburg bijvoorbeeld is het aantal telpunten de afgelopen 12 jaar gehalveerd. En dan heb ik nog niet genoemd dat het gedrag van de dieren door de toegenomen drukte in het landelijk gebied, bijvoorbeeld door recreatie, ook wel eens veranderd kan zijn. Dan zijn ze er wel, maar zijn ze meer nachtactief geworden. Ook daar staat niets over in het rapport.

Alle data op tafel

Tja, om dan vooral de pijlen weer op de landbouwsector te richten als boeman, geeft mij te denken. De minister zou er goed aan doen om alle data openbaar te maken en de onderzoekers te vragen zelf een eigen analyse te maken in plaats van andere onderzoekers en een belangenverenging voor zoogdieren na te praten. De ‘zeer ongunstige staat van instandhouding’ herken ik in ieder geval niet als ik de weilanden en akkers over kijk.




Nieuwsbrief DWHC april 2022

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Download




Update Haas en Konijn op de Rode Lijst en de landelijke vrijstellingen

De landelijke vrijstelling en de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland hierover, dat de vos op onbevoegde wijze was opgenomen in de ministeriële regeling heeft gezorgd voor veel onrust en ook van willekeurige beslissingen door het opschorten van de in landelijke vrijstellingen genoemde diersoorten door verschillende provincies in Nederland.

In de provincies Gelderland, Utrecht, Noord Brabant en nu ook Zuid-Holland mag de vos niet beheerd mag worden op basis van de landelijke vrijstellingen. De provincies Drenthe en Groningen zijn nog een stap verder gegaan en hebben de bestrijding van alle soorten op de landelijke vrijstellingslijst op opgeschort. De overige provincies hebben de minister gevraagd omtrent meer duidelijkheid en hier kan dan ook uitvoering van de landelijke vrijstelling plaats vinden en/of er wordt er niet op gehandhaafd.

 

Procedure Raad van State

Inmiddels loopt er ook een procedure bij de Raad van State, de hoogste bestuursrechter, over de houdbaarheid van de landelijke vrijstelling door het hoger beroep van de provincie Utrecht. Zowel de NOJG als de Jagersvereniging volgen uiteraard beide zaken op de voet en merken dat er toch nogal wat vraagtekens zijn, daar de Raad van State juridisch de zaak geheel anders benaderd dan de rechtbank Midden-Nederland, waarbij door één van de rechters de uitspraak van de rechtbank Midden Nederland in twijfel werd getrokken. Wij vinden zoals ook in de brief aan de Minister is gevraagd om duidelijkheid te hierin te scheppen.

 

Kamervragen

De Tweede Kamerleden Roelof Bisschop (SGP) en Thom van Campen (VVD) hebben schriftelijke vragen gesteld aan de minister voor Natuur en Stikstof over het jachtbeleid naar aanleiding van de problemen door een rechterlijke uitspraak over de landelijke vrijstellingen, nieuwe inzichten in de hazenpopulaties en twijfels over de kwaliteit van de gebruikte data voor de Rode Lijst.    2022Z04623 (ingezonden 11 maart 2022)

De parlementariërs vragen de minister om recente publicaties te betrekken bij de nu lopende analyse van een studie naar wildsoorten. Hieruit blijkt dat vooral de hazenpopulaties veel groter zijn dan in eerdere onderzoeken werd aangenomen. Verder worden bij de vraagstelling over de kwaliteit van de data die zijn gebruikt voor de eind 2020 verschenen Rode Lijst, ook kanttekeningen geplaatst bij de keuze van 1950 als referentiejaar. SGP en VVD hebben de minister gevraagd of zij deze relevante nieuwe inzichten betrekt bij haar beleidsafwegingen.

Hoewel de minister heeft aangegeven dat de vragen van de Kamerleden niet tijdig te kunnen beantwoorden, deed zij enkele weken geleden in een persoonlijk gesprek met de Jagersvereniging, LTO, PFG en NOJG de toezegging de stakeholders te willen betrekken bij ambtelijke overleggen omtrent de actuele problematiek rond landelijke vrijstellingen en provinciale ontheffingen. De minister wil de tellingen van wildsoorten verbeteren en standaardiseren, waarbij ook nieuwe inzichten en moderne methodes, zoals warmtebeeldtellingen benut moeten worden.

 

WEnR-rapport

De Jagersvereniging heeft voor wetenschappelijke onderbouwing van de argumentatie een rapport laten opstellen door gerenommeerd bureau in Nederland. Wij wachten daarom ook op de uitkomsten van het WEnR-onderzoek en hopen dan ook zeer dat alle betrokken stakeholders  zoals de Jagersverenigingen, de Federatie Particulier Grondbezit en LTO Nederland ook hun zienswijze op dit rapport kunnen indienen en niet alleen binnen het Ministerie behandeld wordt.




Eendaagse training praktisch kogelschieten

Schieten met een kogelgeweer onder jachtomstandigheden kan heel divers zijn.
Oefenen in praktijksituaties doet bijna niemand. Zo is het schieten vanaf een hoogzit of over een bers stok wezenlijk anders dan vanaf de
zandzak op de baan.

Fauna Service organiseert een ééndaagse training die gericht is op de alledaagse jachtpraktijk. Met relatief eenvoudige tips zullen de
resultaten in het veld snel verbeteren.

Voor wie?
Iedere jager die met de kogelbuks het veld in gaat. Of je nu al dertig aktes hebt of met de eerste gaat beginnen.

Aanbod
• Inschieten en controle van de buks;
• Schieten vanuit diverse houdingen, bijv. staand of vanaf een hoogzit;
• Schieten met behulp van een schiet/bers stok;
• Oefenen (buiten de baan) in het praktisch gebruik van schietstok en overige hulpmiddelen onder jacht omstandigheden.

Om persoonlijke aandacht te garanderen is de groepsgrootte max. zes deelnemers. Op verzoek kan hiervan afgeweken worden, bijvoorbeeld voor
jachtcombinaties.

Voor meer info: www.faunaservice.nl of direct contact opnemen via mail of telefoon.

Kosten: €199 incl koffie bij ontvangst, lunch, baanhuur en btw

 

John Houtveen

Email: j.houtveen@faunaservice.nl

Telefoonnummer: 0651530499




Honderden vogels met vogelgriep: ‘Het is nog nooit zo erg geweest’ in Zeeland

In de Zeeuwse delta bezwijken sinds enkele weken honderden vogels aan het vogelgriepvirus. Het is de hevigste uitbraak van vogelgriep tot nu toe. Medewerkers van de dierenambulance draaien overuren. Ze zeggen dat de situatie op dit moment extreem is.

 
Vogelgriep grijpt om zich heen, dierenambulance krijgt meerdere meldingen per dag.
De dierenambulance rukt dagelijks enkele keren uit. “We hebben nog nooit zoveel vogelgriepslachtoffers gehad. We krijgen meerdere meldingen per dag”, zegt coördinator Karina Wijnands van de dierenbescherming. “Zo erg heb ik het nog nooit meegemaakt.”

Zieke vogels krijgen een spuitje

In volle beschermende uitrusting halen medewerkers van de dierenambulance zieke vogels op. Als zij dode vogels tegenkomen, nemen zij die ook mee. Zieke vogels krijgen bij de dierenarts een spuitje. De dode vogels gaan naar de destructie of naar onderzoekers van het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) van de faculteit diergeneeskunde in Utrecht. Die laten de vogels in Lelystad bij het Wageningen Bioveterinary Research onderzoeken.
Woordvoerder Magriet Montizaan van het DWHC bevestigt het beeld. “Het is de ergste uitbraak ooit in Europa. Dat hebben we nog nooit zo meegemaakt.”
 
Vogelteller Pim Wolf: ‘Het slaat meteen op hun motoriek. Het is ongelofelijk zielig om te zien’ 
Projecten komt zieke vogels regelmatig tegen. “Het zijn totaal gedesoriënteerde beesten die niet meer rechtuit kunnen lopen of rechtuit kunnen zwemmen, maar voortdurend in rondjes bewegen. Het slaat meteen op hun motoriek. Het is ongelofelijk zielig om te zien.”

Vooral ganzen en roofvogels

De ziekte treft vooral ganzen en roofvogels, meldt de dierenambulance. “We hebben vorige week een buizerd opgehaald die op zijn rug vloog en neerstortte”, vertelt Karina Wijnands. “Bij de ganzen en zwanen zie je dat ze heel erg met hun kop schudden of rondjes zwemmen of lopen. Daar kunnen we het aan herkennen.”
 
 
     
Voor sommige soorten is vogelgriep een grote klap. “Voor brandganzen is het niet zo’n groot probleem, daar zijn er veel van. Maar voor kanoeten bijvoorbeeld, een kleine strandloper, die zijn erg gevoelig”, vertelt Wolf, “Als er daar tweeduizend van overlijden, dan heeft dat zeker effect. Die populatie is veel kleiner.”
De ziekte treft ook veel roofvogels zoals buizerds en valken. Die raken besmet door het eten van zieke vogels. “Dat leidt tot verliezen”, zegt Wolf. “Onder slechtvalken bijvoorbeeld. We zien nu een enorme afname van slechtvalken.”

Het is niet haalbaar om alle dode vogels te laten testen.

Margriet Montizaan, patholoog en dierenarts Universiteit Utrecht
Het is onduidelijk hoe groot de uitbraak van vogelgriep in Zeeland is in vergelijking met andere delen van het land. Een landelijk systeem van monitoring ontbreekt.
Wolf vermoedt dat vogelgriep in de noordelijke provincies en de Waddenzee heftiger toeslaat dan in Zeeland. “We hebben honderden dode brandganzen gevonden in het Haringvliet en ook op Schouwen-Duiveland in de Prunje, waar we vele tientallen dode beesten hebben gevonden. Maar op Walcheren kom je nauwelijks zieke beesten tegen.”

Niemand heeft goed zicht op de situatie

“Er is geen goed overzicht van de aantallen vogels die gestorven zijn”, zegt Magriet Montizaan, van het Dutch Wildlife Health Centre. Niet alle zieke vogels worden in Lelystad onderzocht of worden geregistreerd. “Het is belangrijk dat dode vogels op vogelgriep worden getest, maar het is niet haalbaar om alle dode vogels te laten testen. Het opruimen van dode vogels gebeurt grotendeels door gemeenten en dierenambulances. Er is nog geen landelijk systeem waar het melden voor onderzoek en het melden voor het opruimen van vogels goed op elkaar zijn afgestemd.”
De dierenbescherming kan het aantal meldingen van zieke vogels ternauwernood aan. “We komen al niet meer bij vogelopvangcentrum De Mikke,”, vertelt Mieke Wijnands “Nu gaan we meteen naar de destructiebak. Al die vogels worden niet meer onderzocht en worden niet meer geregistreerd. Dat is nu niet meer te doen.”
'Raak de vogels vooral niet aan en bel de dierenambulance' 

Het gevaar van vogelgriep wordt steeds urgenter gevoeld. Wilde vogels dragen vogelgriep nu jaarrond bij zich. Regelmatig worden in Nederland besmette pluimveebedrijven geruimd. Virologen waarschuwen al jaren voor het gevaar van het overspringen van vogelgriep op mensen.

'Vooral niet aanraken en schoenzolen ontsmetten'
Wat moet je doen als je een zieke vogel tegenkomt? “Vooral niet aanraken en de dierenambulance bellen”, zegt Wijnands. Voor pluimveebedrijven geldt op dit moment een ophokplicht. Mensen met kippen op hun erf of in de tuin wordt geadviseerd om de kippen in het hok te houden of af te schermen. Vogelgriep kan worden overgedragen door vogelpoep. “En heb je in de natuur gewandeld, dan zou je je schoenzolen kunnen ontsmetten.”



Meer nestsucces bij weidevogels door beheer steenmarters in Friesland

Steenmarter

 

Het beheer van steenmarters zorgde afgelopen seizoen in Friesland voor meer uitgekomen weidevogeleieren en overlevende kuikens. Dat blijkt uit verschillende onderzoeken en pilots binnen de provincie Friesland. Betrokken partijen evalueren dit jaar de pilots en de uitkomsten van de onderzoeken van de afgelopen jaren om de verdere koers van het steenmarterbeheer te bepalen. Provinciale Staten worden daar in de herfst van 2022 over geïnformeerd.

Het afgelopen jaar zijn bij wijze van pilot in 13 weidevogelgebieden steenmarters gevangen  In het gebied Soarremoarre is nu 4 jaar op rij te zien dat meer weidevogeleieren uitkomen als steenmarters verwijderd worden. In 2021 waren dat 14 steenmarters. Dat zorgde ervoor dat 37% meer weidevogeleieren uitkomen  ten opzichte van 2017, het jaar van de nulmeting.

De steenmarterpilot is verder uitgebreid naar de Workumerwaard, Skriezekrite Idzegea, Skrok & Skrins en Runom, Fjûrlannen, St. Johannesga, Lytse Deelen, Feanhoop, Janssenstichting, De Ontginning, Raard, Kollum en Zwagermieden. Hier werden vorig jaar 141 steenmarters gevangen. In 8 van de 12 gebieden zorgde dat voor een afname van predatie. Ongeveer 70% van de nesten kwam uit. In de andere 4 gebieden was die afname niet te zien. Dat kwam bijvoorbeeld doordat in verhouding meer vossen de nesten leeghaalden.

Met behulp van 3800 nestcamera’s is in 50 weidevogelgebieden het aandeel van de steenmarter bij het leeghalen van de nesten onderzocht. De afgelopen 4 jaar had de steenmarter over al die gebieden het grootste aandeel. In het zuiden en oosten van de provincie had de vos ook een behoorlijk aandeel. Verder werden zwarte kraai, bruine rat, huiskatten en kleine marters zoals hermelijn gezien.

Ook is onderzocht of kleine marters zoals hermelijn, wezel en bunzing meer nesten zouden leeghalen als er meer steenmarters gevangen zouden worden. De aanleiding was een verhoogde nestpredatie door deze soorten in 2020. Onderzoek wijst uit dat er geen direct verband is, maar dat het mogelijk door de vele muizen dat jaar kwam. Afgelopen jaar nam de nestpredatie door de kleine marters weer af.

Dit jaar vindt er ook steenmarterbeheer plaats bij Bolsward, Meamerter- en Wammerterpolder, Anjumerkolken, Tusken Wâld en Ie en de Haskerveenpolder. Daar zagen agrarisch collectieven afgelopen jaar op camera’s dat veel steenmarters de nesten leeghaalden en dat er een laag broedsucces was. In circa 20 andere weidevogelgebieden zullen collectieven dit weidevogelseizoen ook met nestcamera’s nesten in de gaten houden.

 

bron: Provincie Friesland, 15/03/2022



Wijzigingen Herladers-erkenning

logo politie

Geachte leden,

 

Naar aanleiding van een uitspraak inzake de beperkingen van Kg kruit die aan zogenaamde herladers-erkenningen zijn verbonden, dient de politie normale erkenningen af te gaan geven zonder deze beperking.

Het ministerie van I&W heeft aangegeven dat de oude afspraak van de herlader-erkenning zoals deze tussen de ILT, de politie en de KNSA tot stand is gekomen, niet meer als zodanig uitgevoerd kan worden.

Dit betekent dat normale erkenningen verleend dienen te gaan worden waar de politie in april een start mee zal gaan maken.

Hierbij geldt dat reeds bestaande herladers-erkenningen bij het eerstvolgende moment van verlenging daadwerkelijk verlengd zullen worden door middel van de afgifte van een nieuwe erkenning tegen een onkostenvergoeding van € 60, =.

Daartoe dient ook een pasfoto te worden aangereikt. In het geval er sprake is van het aanvragen van een geheel nieuwe erkenning, dient rekening gehouden te worden met een onkostenvergoeding van € 121, =.

Reeds bestaande houders van een herladers-erkenning zullen hierover een brief ontvangen.

 

Portefeuillehouder Korpscheftaken,

 

Manon van Rosmalen       
Hoofd Operatiën
Politie | Oost-Brabant | Staf

Bezoekadres, 5212 VL ‘s-Hertogenbosch
Postbus 90163 5200 MS ’s-Hertogenbosch

Meer informatie? Kijk op politie.nl




Nieuwsbrief Praktijk Centrum Jacht en Fauna

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Download




Videoverslag van de discussie en gedachten wisseling actuele zaken in de jacht van 18 september 2021 – Regio Holland

Interesse in meer open discussie en gedachten wisseling over actuele zaken in de jacht? Regio Holland produceerde een prima videoverslag van de brede bijeenkomst Noord- en Zuid-Holland afgelopen september.

Thema’s tijdens deze bijeenkomst waren faunabeheer, gans, ree, beleid van TBO’s, FBE’s en provincies, politieke lobby en meer. Een mooie tool om het gesprek over faunabeheer en schadebestrijding verder te brengen!

Voor meer informatie kunt U een E-mail sturen aan het regionale bestuur van de NOJG via holland@nojg.nl 

 




Startnotitie voor het nieuwe Friese ganzenbeleid vastgesteld

GanzenHet college van Gedeputeerde Staten van Friesland heeft op dinsdag 15 februari de startnotitie voor het nieuwe Friese ganzenbeleid vastgesteld en legt een voorkeursvariant voor aan Provinciale Staten. Bij deze variant wordt het huidige beleid verbeterd en aangescherpt.

Voor winterganzen komt een verbetering in de aanpak om de schade terug te dringen. Verder wordt er steviger ingezet op schadebestrijding veroorzaakt door standganzen. De populatie standganzen en de schade door deze soorten is gegroeid en de verwachting is dat deze groei nog verder doorzet. Ook is er binnen deze voorkeursvariant meer aandacht voor gebiedsgericht werken samen met betrokken partijen. 

De Startnotitie beleid Fryske Guozzeoanpak is te vinden op de website van de provincie Friesland.

bron: Provincie Friesland, 15/02/2022



Onderzoek duidt op 25% groei hazenpopulatie in 2021

Bron: Jagersvereniging

Persbericht –

Pleidooi voor aanpak verkleinen regionale verschillen

Het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) schat op basis van Duits onderzoek in dat het aantal hazen in Nederland met 25% is gestegen. Dit baseert het DWHC op basis van de hazentrend in Duitsland, die volgens de woordvoerder aardig vergelijkbaar is met de situatie in Nederland. Fluctuaties en grote regionale verschillen in de hazenstand onderstrepen evenwel het belang van zorgvuldige tellingen en gebruik van alle relevante data. 

De omvang van de hazenpopulatie in Duitsland en Nederland is lastig te definiëren als gevolg van fluctuaties door en grote regionale verschillen. Deze schommelingen in de stand worden onder meer veroorzaakt door weersomstandigheden en besmettelijke ziekten. De intensiviteit van de landbouw en gewaskeuze liggen aan de basis van de grote regionale verschillen. Voor jagers niets nieuws: zij herkennen de impact van deze factoren en houden daar bij het beheer van hun jachtveld vanzelfsprekend rekening mee.

Jan Peter Spierenburg heeft een jachtveld van veertig hectare in Montfoort en van 100 hectare in Stichtse Vecht: “Als jager ben ik wekelijks in mijn veld, al bijna 40 jaar lang ben ik in het bezit van een jachtakte. Op het moment dat het jachtseizoen aanbreekt, weet ik precies hoe het er in mijn veld voorstaat. Op basis van mijn tellingen beslis ik hoeveel hazen we in het jachtseizoen kunnen oogsten. Daarbij houd ik er altijd rekening mee dat een populatie groot genoeg blijft om een mislukt paarseizoen of een ziekte op te kunnen vangen. Voor mij geldt: het zien is belangrijker dan het schieten. Alles draait om verantwoord beheer. Daar ben ik heel strikt in.”

Snelle populatietoename
In oktober 2021 ontving het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) meerdere meldingen van hazensterfte als gevolg van een ziekte. De boosdoener was een besmettelijke parasiet. Een deel van de volwassen is drager van de parasiet, maar kreeg zelf niet de daarbij horende ziekte coccidiose. Volwassen hazen hebben meestal enige weerstand opgebouwd. Maar bij nat en nog niet al te koud weer treedt vooral bij onvolwassen hazen sterfte op door deze parasiet. Dit kan per jaar sterk verschillen. Zo vonden Broekhuizen en Poelma (1968) bij hun onderzoek naar hazensterfte in de periode juli tot en met december 1968 dat 38 van de 60 onvolwassen hazen (63%) ernstige coccidiose hadden. Over dezelfde periode in 1967 hadden 20 van de 41 onvolwassen hazen (48%) de ziekte.

Wanneer de weersomstandigheden echter gunstig zijn, toont de hazenpopulatie zich veerkrachtig. Het aantal hazen kan dan weer snel toenemen. De afgelopen drie (voor)jaren was het in Nederland en Duitsland warm en droog weer. In Duitsland leidde dit tot een gemiddelde landelijke populatietoename van het haas met 25 procent (Deutscher Jagdverband, 2021). Overigens zaten hier behoorlijke regionale verschillen in.

“Het ligt in de lijn der verwachting dat dit ook voor Nederland geldt”, stelt Margriet Montizaan van het DWHC. Zij baseert zich op het feit dat we ook in Nederland met warm en droog weer te maken hadden en het landschap in Noordwest Duitsland redelijk te vergelijken is met dat van Nederland.

Biotoop verbeteren
Hazen zijn steppedieren, dus ook natte weersomstandigheden eisen hun tol onder jonge hazen. Montizaan: “Uit onderzoek door Rödel en Dekker (2012), bleek dat ‘de hazenpopulatie lager is in jaren met hogere hoeveelheden neerslag tijdens de zomer en/of herfst in het jaar ervoor’.” Het herstel na een periode met slecht weer hangt van veel factoren af, zoals het biotoop, stress en predatiedruk.

Voor hazen zijn vetrijke planten in het veld belangrijk. Deze zijn essentieel voor de jonge hazen. Voor de moerhaas zijn vette planten belangrijk, omdat hazenmelk een vetgehalte van meer dan 20% heeft. Een Oostenrijks onderzoek bevestigt dat hazen een voorkeur hebben voor planten(delen) met een hoger vetgehalte

Martijn Weterings deed promotieonderzoek naar de invloed van predatoren op de vruchtbaarheid van hazen. Recent is hierover een artikel gepubliceerd (www.doi.org/10.1002/ece3.8442). Hij werkte hiervoor samen met verschillende Wildbeheereenheden (WBE’s). Uit dit onderzoek bleek dat predatoren op meerdere manieren invloed uitoefenen op de hazenpopulatie. Het blijkt dat zij ook door afschrikking (angst) een negatief effect hebben op de gezondheid en vruchtbaarheid van hazen en dus op de populatiedynamiek. Predatoren hebben dus meer effect op hun prooi dan alleen het doden en opeten.

Reguleren predatiedruk
Spierenburg pleit voor het reguleren van de predatiedruk: “Ik bestrijd predatoren en waar mogelijk werk ik als jager aan biotoop verbeterende maatregelen. Als het tijd is om te gaan maaien, maak ik afspraken met de boer. Door bijvoorbeeld van binnen naar buiten te maaien hebben hazen en andere dieren in het veld, de gelegenheid om aan de maaimachines te ontkomen.”

Juist die biotoop verbeterende maatregelen en meer extensieve landbouw zou grote regionale verschillen in de hazenstand kunnen verkleinen. Door gevarieerder, kruidig gras te zaaien en meer weloverwogen te maaien krijgen meer jonge hazen de kans om uit te groeien tot gezonde volwassen exemplaren. Jagers nemen als experts in het veld hierin graag het voortouw.

Betrouwbare tellingen een must
Om de hazenstand beter te kunnen monitoren en de regionale verschillen beter in kaart te brengen pleit de Jagersvereniging voor een meer betrouwbaar telprotocol dan op dit moment wordt gehanteerd. Uit recente onderzoeken blijkt dat hazen steeds vaker ’s nachts actief zijn. Wat hiervan de oorzaak is,  moet verder worden onderzocht. Wel heeft de Jagersvereniging een representatieve proef opgezet waarbij hazen zowel overdag als ’s nachts – met een warmtebeeldcamera – werden geteld. Uit de eerste resultaten blijkt dat het aantal waargenomen hazen spectaculair veel hoger te liggen. Op sommige plekken gaat het zelfs om een verdubbeling.

NB: er volgt zo spoedig mogelijk een persbericht met de eerste testresultaten van de dag- en nachttellingen.




Na vossen legt rechtbank ook afschot van zwijnen en zwanen stil in de provincie Utrecht

Ook het afschieten van wilde zwijnen en knobbelzwanen in de provincie Utrecht moet voorlopig stoppen. Het afschieten van reeën mag wél doorgaan. Dat heeft de rechtbank Midden-Nederland beslist. Vorige week legde de bestuursrechter al het afschot van vossen stil. In het kader van wildbeheer in de provincie Utrecht was om verschillende redenen aan de faunabeheereenheid in Utrecht een ontheffing verleend voor het afschieten van wild. Enkele stichtingen die opkomen voor dieren en dierenrechten waren het daar niet mee eens.

 

Nulstand voor zwijnen

Al sinds 1991 bestaat in Nederland het zogenoemde ‘nulstandbeleid’, dat inhoudt dat er buiten de Veluwe en twee gebieden in Limburg geen groepen van wilde zwijnen mogen leven. Het Utrechtse provinciebestuur wees bij het verlenen van de ontheffing tot afschot van wilde zwijnen op dat nulstandbeleid. Gevreesd wordt dat als er eenmaal wilde zwijnen in Utrecht zijn, zij zich zó snel voortplanten dat ze schade gaan aanrichten en ziektes kunnen verspreiden. De rechtbank is het met de stichtingen eens dat die aanname onvoldoende onderbouwd is en dat het nulstandbeleid niet altijd gehanteerd hoeft te worden. In Gelderland en Limburg komen dan wel grote groepen wilde zwijnen voor die schade veroorzaken, maar dat betekent nog niet dat in Utrecht een kleinere populatie óók schade zou aanrichten. De provincie moet daarvoor eerst beter onderbouwen dat het nulstandsbeleid nodig is om schade te voorkomen, bijvoorbeeld omdat het te veel geld of inspanning kost om de populatie wilde zwijnen op zo’n lager niveau te houden.

‘Belangrijke schade’ door knobbelzwanen

Het provinciebestuur verleende een ontheffing voor het afschieten van knobbelzwanen om belangrijke schade aan grasland door begrazing te voorkomen. De rechtbank moest in deze zaak dus de vraag beantwoorden wanneer sprake is van ‘belangrijke schade’. De vaste lijn in de rechtspraak is dat dat schade is van € 250,- per geval, per bedrijf, per jaar. De rechtbank oordeelt nu echter dat die lijn niet meer gevolgd moet worden. Het begrip ‘belangrijke schade’ komt uit de Europese Vogelrichtlijn. Volgens de Europese Commissie moet het gaan om belangrijke schade aan een economisch belang. Er moet dus meer aan de hand zijn dan gewoon ongemak. Daarom kan het volgens de rechtbank niet zo zijn dat € 250,- schade aan grasland in álle gevallen onder ‘belangrijke schade’ valt. Enkel het argument dat een ontheffing voor het afschieten van knobbelzwanen nodig is om belangrijke schade aan grasland te voorkomen, is onvoldoende onderbouwing. 

Landelijke vrijstelling vos geldt niet meer

Het provinciebestuur verleende ook een ontheffing voor het afschieten van vossen in de nacht, bij bedrijven met vrije-uitloop-kippen en bij weidevogelgebieden. De rechtbank oordeelt in deze zaak dat het provinciebestuur beter moet onderbouwen waarom de vossen moeten worden afgeschoten. Daarnaast was deze zaak voor de rechtbank aanleiding om te kijken naar de landelijke vrijstelling voor het doden van vossen. Vossen staan op de landelijke vrijstellingslijst. Dat betekent dat de dieren niet beschermd worden tegen de jacht en dus afgeschoten mogen worden. Door een wetswijziging in 2017 is er voor de manier waarop deze vrijstelling is geregeld geen grondslag meer in de wet. De rechtbank verklaart de landelijke vrijstelling daarom ‘onverbindend’ (niet meer geldig). Dat heeft tot gevolg dat er zonder ontheffing helemaal geen vossen meer mogen worden gedood, ’s nachts niet, maar ook overdag niet. Of de landelijke vrijstelling alsnog goed wordt geregeld is aan de minister voor Natuur en Stikstof.

Reeën in relatie tot verkeersveiligheid

De ontheffing voor het afschieten van reeën is verleend vanwege de verkeersveiligheid. De rechtbank vindt dat het provinciebestuur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een relatie is tussen de hoeveelheid reeën in de provincie en het aantal verkeersongevallen. Er zijn bovendien eerst ook andere maatregelen getroffen, zoals het beperken van de verkeerssnelheid en de bouw van ecoducten. De stichtingen krijgen daarom in deze zaak geen gelijk: de verleende ontheffing voor het afschieten van reeën blijft wél in stand.

Ontheffingen tijdelijk geschorst

In de zaken over de wilde zwijnen, de vossen en de knobbelzwanen moet het provinciebestuur nu nieuwe besluiten nemen met een betere motivering. Omdat het niet zeker is of dat gaat lukken vindt de rechtbank dat deze dieren in de tussentijd niet mogen worden afgeschoten. Daarom heeft de rechtbank in deze zaken een voorlopige voorziening getroffen, waardoor de ontheffingen niet mogen worden gebruikt zolang er geen nieuwe besluiten zijn genomen. 




Kaart en ontwikkeling wolvenbestanden in Duitsland en de Benelux




Uitspraak Rechtbank Midden Nederland – schorsing ontheffing nachtelijk afschot vossen in provincie Utrecht

De jacht op vossen door uitspraak rechter voorlopig stilgelegd in provincie Utrecht

De rechtbank Midden-Nederland heeft afgelopen week het beroep van Fauna4Life, Animal Rights en Faunabescherming tegen de ontheffing van de provincie Utrecht om ’s nachts vossen te beheren bij weidevogelgebieden en agrarische bedrijven gegrond verklaard.

De rechtbank concludeert dat de algemene vrijstelling voor het doden van de vos onbevoegd in de Regeling Natuurbescherming is opgenomen, hierdoor zijn ook de verleende ontheffingen onvoldoende onderbouwd en mag in de provincie Utrecht de vos zowel overdag als ’s nachts tot nader order niet meer mag worden bejaagd. Zie de hieronder de volledige uitspraak van de Rechtbank Midden Nederland van 16-02-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:552

Dit is een rampzalige uitspraak voor onder andere de weidevogels in Utrecht. De NOJG en alle andere betrokken organisaties zoals de KNJV en de Faunabeheereenheden zijn nu in afwachting van nadere reactie van de minister van Natuur en Stikstof  en politiek Den Haag over deze (mogelijke) formele weeffout in regeling natuurbescherming.


ECLI:NL:RBMNE:2022:552

Instantie

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak 16-02-2022

Datum publicatie 22-02-2022

Zaaknummer UTR 21/1854 en UTR 21/2143

Rechtsgebieden Omgevingsrecht

Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – meervoudig

Inhoudsindicatie

Wet natuurbescherming, ontheffing voor nachtelijk afschot van vossen. De rechtbank verklaart de Regeling natuurbescherming onverbindend, voor zover daarin een algemene vrijstelling voor het doden van vossen is opgenomen. Een bepaling in een ministeriële regeling moet uitdrukkelijk berusten op een wet of een algemene maatregel van bestuur en die ontbreekt.

Verder is ontoereikend gemotiveerd dat ontheffingverlening nodig is om schade aan Freilandbedrijven en weidevogels te voorkomen. Vernietiging van de beslissing op bezwaar en schorsing van de ontheffing in afwachting van een nieuw besluit.

 

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht zaaknummers: UTR 21/1854 en UTR 21/2143

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 februari 2022 in de zaak tussen Stichting De Faunabescherming, gevestigd in Amstelveen,

(gemachtigde: mr. B.N. Kloostra)

Stichting Fauna4life, gevestigd in Amstelveen,

Stichting Animal Rights, gevestigd in Den Haag

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, verweerder

(gemachtigden: mr. M.C. de Smidt en mr. V.A.C. de Gier).

Ook heeft als partij aan het geding deelgenomen:

Stichting Faunabeheereenheid Utrecht, gevestigd in Renswoude

(gemachtigde: J. Nuissl).

Inleiding

  1. In de provincie Utrecht komen vossen voor. De vos is een predator (natuurlijke vijand) van onder meer weidevogels en kippen. Deze zaak gaat over de ontheffing die gedeputeerde staten aan de faunabeheereenheid hebben verleend om ’s nachts vossen af te schieten in weidevogelgebieden en bij agrarische bedrijven die vrije-uitloopkippen houden (‘Freilandbedrijven’). De stichtingen zijn het daar niet mee eens.
  2. Met het besluit van 13 augustus 2020 (het primaire besluit) hebben gedeputeerde staten de ontheffing verleend. Met het besluit van 30 maart 2021 (het bestreden besluit) hebben gedeputeerde staten als beslissing op de bezwaren van de stichtingen de ontheffing op twee punten aangepast. De stichtingen hebben daartegen beroepen ingesteld. Gedeputeerde staten hebben een verweerschrift ingediend en de stichtingen hebben daarop gereageerd.
  3. De zaak is behandeld op de zitting van 14 december 2021. Stichting De Faunabescherming heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De stichtingen Fauna4life en Animal Rights hebben zich laten vertegenwoordigen door [A] , voor Animal Righs bijgestaan door [B] . Gedeputeerde staten en de faunabeheereenheid hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Het oordeel van de rechtbank

  1. De rechtbank oordeelt in deze zaak dat de landelijke vrijstellingslijst onverbindend is, omdat de wet aan de minister geen bevoegdheid geeft om die lijst in een ministeriële regeling op te nemen, zoals wel is gebeurd. Het gevolg hiervan is dat de algemene vrijstelling van het verbod om de vos te doden niet geldt en dat de verleende ontheffing in volle omvang moet worden getoetst aan alle wettelijke vereisten. De uitkomst van die toetsing door de rechtbank is dat voor zowel weidevogelgebieden als voor Freilandbedrijven onvoldoende is onderbouwd dat het doden van vossen nodig is en dat er geen goede alternatieven zijn.
  2. Gedeputeerde staten moeten een nieuw besluit nemen op de bezwaren van de stichtingen. Als zij de verleende ontheffing in stand willen laten dan moeten zij beter onderbouwen dat aan de wettelijke criteria wordt voldaan. In de tussentijd wordt de ontheffing geschorst.
  3. Hierna volgen de overwegingen waarin de rechtbank haar oordelen motiveert.

Overwegingen

Algemene vrijstelling en ontheffingsmogelijkheden

  1. Deze zaak wordt beheerst door de bepalingen uit de Wet natuurbescherming (Wnb), het Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb).
  2. De vos is een in het wild levend zoogdier waarvoor een wettelijk verbod tot opzettelijk doden geldt.1 Van dit verbod kan ontheffing worden verleend, als er geen andere bevredigende oplossing is en als wordt voldaan aan een van de wettelijke noodzakelijkheidscriteria.2 Een dergelijke ontheffing kan ook worden verleend ten behoeve van de beperking van de omvang van de vossenpopulatie.3 De vos is in het Bnb aangewezen als soort die niet in zijn voortbestaan wordt bedreigd of dat gevaar loopt, en die in het gehele land schade veroorzaakt.4 In de Rnb is een algemene vrijstelling opgenomen voor het doden van vossen.5 Verder geldt een wettelijke beperking voor het doden met gebruikmaking van een geweer in de nacht.6 Ook van dit verbod kan ontheffing worden verleend.7

Grondslag ontheffing en standpunten partijen

  1. De ontheffing is in deze zaak verleend voor het doden van de vos én voor het beperken van de vossenpopulatie én voor het doden met gebruikmaking van een geweer in de nacht. In de ontheffing van 13 augustus 2020 wordt namelijk verwezen naar alle drie deze grondslagen voor ontheffingverlening: artikel 3.10, tweede lid, artikel 3.17, eerste lid en artikel 3.26, derde lid, van de Wnb. Aan hun besluitvorming hebben gedeputeerde staten ten grondslag gelegd dat er geen andere bevredigende oplossing is en dat een ontheffing nodig is in het belang van de bescherming van de wilde flora of fauna, namelijk in het belang van de bescherming van weidevogels, en daarnaast om ernstige schade aan veehouderijen, namelijk Freilandbedrijven, te voorkomen. Om te onderbouwen dat aan deze voorwaarden voor ontheffingverlening is voldaan verwijzen gedeputeerde staten in het bestreden besluit primair – en in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie – naar de aanwijzing van de vos in het Bnb en naar de algemene vrijstelling uit de Rnb. Volgens gedeputeerde staten volgt daaruit al dat ontheffingverlening nodig is om schade te voorkomen, en dat er geen andere bevredigende oplossing is. Subsidiair motiveren gedeputeerde staten de noodzaak en het ontbreken van alternatieven – nog steeds in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie – door te verwijzen naar rechtspraak over eerdere ontheffingen en naar het faunabeheerplan. In het verweerschrift zijn gedeputeerde staten hier aanvullend dieper op ingegaan.
  2. De stichtingen vinden de motivering in het bestreden besluit onvoldoende om de ontheffing op te kunnen baseren. Zij voeren aan dat niet is aangetoond dat vossen zorgen voor ernstige schade op Freilandbedrijven door dode kippen, dat vossen ook niet de hoofdoorzaak zijn van de slechte staat van de weidevogels en dat er bovendien alternatieven zijn voor het afschieten van vossen. Ook de aanvullende motivering van gedeputeerde staten uit het verweerschrift vinden de stichtingen onvoldoende.

De betekenis van de algemene vrijstelling

  1. De rechtbank stelt voorop dat de algemene vrijstelling uit de Rnb voor het doden van de vos niet beperkt is tot de dag, en dat daaronder dus ook het doden van vossen in de nacht valt. Als reeds de algemene vrijstelling geldt, is het verlenen van ontheffing voor het doden van vossen niet meer nodig. Om ’s nachts vossen af te mogen schieten zou dan alleen nog een ontheffing nodig zijn van het verbod op het doden met gebruikmaking van een geweer in de nacht. Voor die ontheffing op grond van artikel 3.26, derde lid, van de Wnb gelden geen specifieke vereisten, zodat gedeputeerde staten daar een grotere mate van beleidsruimte hebben dan bij ontheffingverlening op grond van artikel 3.10, tweede lid, van de Wnb met de bijbehorende vereisten over noodzaak en alternatieven.
  2. In het licht hiervan is voor de door gedeputeerde staten verleende ontheffing en de toetsing daarvan door de rechtbank bepalend of op de algemene vrijstelling kan worden teruggevallen. Op de zitting is dit met partijen besproken. De rechtbank heeft daarin aanleiding gezien om de geldigheid van de aanwijzing van de vos in het Bnb en van de algemene vrijstelling te beoordelen. Dat doet zij bij wijze van exceptieve toetsing.

TOELICHTING

Wat is exceptieve toetsing?

Bij exceptieve toetsing toetst de bestuursrechter, in het kader van een beroep tegen een besluit, de rechtmatigheid van het wettelijk voorschrift waarop het besluit is gebaseerd aan hoger recht of algemene rechtsbeginselen. De exceptieve toetsing kan ertoe leiden dat de rechter een niet door de formele wetgever gegeven voorschrift buiten toepassing moet laten, of onverbindend verklaart, als dit voorschrift in strijd is met een hogere regeling. Gevolg is dan dat het besluit waartegen beroep is ingesteld vernietigd kan worden. Exceptieve toetsing is dan ook een manier om van de bestuursrechter – ondanks de uitsluiting van bestuursrechtelijk beroep tegen avv’s in artikel 8:3, lid 1 Awb – een oordeel te krijgen over de rechtmatigheid van avv’s.

Wat zijn de gevolgen van exceptieve toetsing?

Exceptieve toetsing kan verstrekkende gevolgen hebben voor de regelgever en de uitvoeringspraktijk. Als gevolg van exceptieve toetsing kan een wettelijke regeling door de bestuursrechter onderbindend worden verklaard.

Grenzen exceptieve toetsing

Tot nu toe is het vaste rechtspraak dat de bestuursrechter terughoudend moet zijn bij het toetsen van avv’s aan hogere regelgeving of algemene rechtsbeginselen. De regelgever moet weliswaar alle verschillende belangen die betrokken zijn bij een avv zorgvuldig tegen elkaar afwegen, maar het is niet aan de bestuursrechter om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de in het geding zijnde belangen te wegen of naar eigen inzicht vast te stellen. De rechter hoedt zich ervoor om op de stoel van de regelgever te gaan zitten en pleegt het gebruik van de beoordelingsvrijheid van de regelgever dan ook met de nodige terughoudendheid te toetsen.

De precieze grenzen die de rechter bij exceptieve toetsing aanhoudt zijn echter niet in de rechtspraak uitgekristalliseerd. Gelet op de mogelijk verstrekkende gevolgen van een exceptieve toetsing bestaat hier in de praktijk wel behoefte aan. Waarschijnlijk heeft de Afdeling om die reden aan de staatsraad advocaat-generaal gevraagd om hierover zijn licht te laten schijnen. Daarbij zal ook het in de rechtsliteratuur veel gevoerde debat over de wenselijkheid van een sterkere rechtsbescherming tegen de grote hoeveelheid (uitvoerings)regelgeving ongetwijfeld een rol hebben gespeeld (zie onder meer het VAR preadvies 2015 van prof. dr. E.M.H. Hirsch Balling ‘Dynamiek in de bestuursrechtspraak’ en de VAR preadviezen 2016 van prof. mr. W.J.M. Voermans ‘Besturen met regels volgens de regels’ en prof. mr. R.J.B. Schutgens ‘Rechtsbescherming tegen algemene regels: tijd om de Awb te voltooien’).

De rechtbank oordeelt daarover als volgt.

 De algemene vrijstelling voor de vos is onverbindend

  1. De wetgever heeft in de Wnb een bevoegdheid opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur soorten van, onder meer, in het wild levende zoogdieren aan te wijzen die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in het gehele land schade veroorzaken.8 Vervolgens heeft de wetgever ten aanzien van dergelijke, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten, aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (inmiddels: de minister voor Natuur en Stikstof) de bevoegdheid gegeven om een vrijstelling van het verbod om te doden te geven.9

De wettelijke systematiek is dus dat soorten eerst worden aangewezen in een algemene maatregel van bestuur, en dat vervolgens door de minister een algemene vrijstelling wordt verleend voor het doden van die soorten.

  1. Voor wat die eerste stap betreft is de hiervoor beschreven systematiek dus gevolgd, met de aanwijzing van de vos in artikel 3.1 van het Bnb als algemene maatregel van bestuur.

De rechtbank overweegt dat bij de totstandkoming van deze aanwijzing is overwogen dat aan de criteria daartoe is voldaan, waarbij is verwezen naar diverse rapporten en onderzoeken, onder andere over faunaschade en predatie bij weidevogels.10 In het licht hiervan vindt de rechtbank dat niet kan worden gezegd dat in het Bnb onvoldoende is gemotiveerd dat de vos in het gehele land schade veroorzaakt of dat die conclusie in redelijkheid niet juist is. De rechtbank acht de aanwijzing van de vos in het Bnb rechtmatig.

  1. De minister heeft voor het doden van de vos vervolgens echter geen vrijstellingsbesluit genomen zoals de wet voorschrijft, maar heeft die vrijstelling in artikel 3.1 van de Rnb opgenomen.

Een bepaling in een ministeriële regeling moet echter uitdrukkelijk berusten op een wet, of een algemene maatregel van bestuur die op zijn beurt dan op de wet moet berusten. Doorgaans blijkt dit uit de formulering “bij ministeriële regeling kan…”. Die formulering staat niet in de Wnb of het Bnb ten aanzien van de algemene vrijstelling voor soorten die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in het gehele land schade veroorzaken. De rechtbank oordeelt dan ook dat noch de Wnb, noch het Bnb een dergelijke uitdrukkelijke grondslag geeft.

  1. De rechtbank wijst daarbij op het verschil met de tot 1 januari 2017 geldende regeling uit de toenmalige Flora- en faunawet. Ook die regeling gaf een bevoegdheid tot het aanwijzen van soorten in een algemene maatregel van bestuur,11 maar bepaalde vervolgens uitdrukkelijk dat bij ministeriële regeling kon worden toegestaan dat de grondgebruiker ten aanzien van die soorten verboden handelingen verrichtte, waaronder het doden.12

De rechtbank heeft in de geschiedenis bij de totstandkoming van de Wnb geen verklaring kunnen vinden voor deze wijziging in de systematiek rondom de algemene vrijstelling. Gedeputeerde staten en de faunabescherming hebben er op de zitting terecht op gewezen dat met de overgang van de Flora- en faunawet geen beleidswijzigingen zijn beoogd. Dat betekent echter niet dat de bevoegdheid tot het geven van een ministeriële regeling kan worden ‘ingelezen’ in de Wnb. Dat zou zich niet verhouden tot het vereiste dat een ministeriële regeling uitdrukkelijk moet berusten op een door of krachtens de wetgever gegeven bevoegdheid.

  1. De conclusie is dat de algemene vrijstelling voor het doden van de vos onbevoegd in de Rnb is opgenomen. De rechtbank verklaart deze bepaling – artikel 3.1, tweede lid, van de Rnb – onverbindend ten aanzien van de vos. Het gevolg daarvan is dat een ontheffing enkel voor het gebruik van het geweer in de nacht onvoldoende is voor het op die wijze mogen doden van vossen in de nacht. Een ‘zwaardere’ ontheffing op grond van artikel 3.10, tweede lid, van de Wnb is vereist.

Motivering gebrekkig, maar later aangevuld

  1. Dat de algemene vrijstelling uit de Rnb onverbindend is betekent vervolgens ook dat de primaire motivering van gedeputeerde staten – de verwijzing naar de algemene vrijstelling – geen stand kan houden. Dat de vos wel rechtmatig in het Bnb is aangewezen betekent bovendien nog niet dat gedeputeerde staten bij het verlenen van een ontheffing alleen maar daarnaar hoeven te verwijzen om te onderbouwen dat afschot van vossen nodig is. Daartoe is van belang dat als criterium voor de aanwijzing geldt het “in het gehele land veroorzaken van schade”, wat niet gelijk is te stellen met de criteria “ernstige schade aan veehouderijen” en “bescherming van flora en fauna” als reden waarvoor de ontheffing in dit geval is verleend. De rechtbank oordeelt bovendien dat de subsidiaire motivering in het licht van het uitgebreide en daaraan tegengestelde advies van de bezwaarschriftencommissie te beperkt is om te onderbouwen dat aan de vereisten over noodzaak en alternatieven wordt voldaan. Het bestreden besluit heeft een motiveringsgebrek.
  2. Zoals gezegd zijn gedeputeerde staten in het verweerschrift uitgebreider ingegaan op de criteria voor ontheffingverlening. De stichtingen hebben daarop beide gereageerd en de standpunten van partijen zijn op de zitting besproken. In het licht van haar taak om het geschil zo veel mogelijk definitief te beslechten zal de rechtbank deze standpunten daarom toetsen, en beoordelen of gedeputeerde staten de ontheffing alsnog voldoende kunnen motiveren. De rechtbank zal daarvoor zowel voor de Freilandbedrijven als voor de weidevogels per geval beoordelen of aan het noodzakelijkheidsvereiste is voldaan. Daarbij kan de aanwijzing van de vos in het Bnb wel een eerste aanknopingspunt zijn. Vervolgens zal de rechtbank voor beide gevallen beoordelen of er andere bevredigende oplossingen zijn voor afschot.

Is afschot nodig om ernstige schade aan Freilandbedrijven te voorkomen?

  1. Gedeputeerde staten willen de ontheffing verlenen om ’s nachts ernstige schade aan Freilandbedrijven te voorkomen. Met inachtneming van de beoordelingsruimte die zij bij de invulling van het begrip ‘ernstige schade’ hebben oordeelt de rechtbank dat zij op basis van de gegevens uit het verweerschrift in redelijkheid niet tot de conclusie kunnen komen dat aan dit criterium wordt voldaan. Hoewel op zichzelf niet in geschil is dat er bij de Freilandbedrijven enige vorm van schade is, door kippen die een prooi worden van vossen, is onvoldoende onderbouwd dat dit als ernstige schade voor deze bedrijven moet worden aangemerkt. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat niet duidelijk is wat de omvang van de schade precies is: hoeveel kippen ’s nachts een prooi worden is niet exact bekend. Bovendien is ook onduidelijk wat het aandeel van de vos daarin is. Er zijn immers ook andere prooidieren ’s nachts actief. Gedeputeerde staten zullen ten minste een motivering moeten kunnen geven met een indicatie van de hoeveelheid kippen die op Freilandbedrijven ’s nachts aan de vos ten prooi vallen.
  2. Daar komt bij dat evenmin inzichtelijk is wat een aan de vos ten prooi gevallen kip betekent voor een gemiddeld Freilandbedrijf. Het is nodig om in te gaan op de omzet van deze bedrijven en op de bijdrage daaraan per kip, om invulling te kunnen geven aan het begrip ernstige schade. Want ook als duidelijk wordt dat er iedere nacht kippen worden gedood door vossen, wil dat nog niet per definitie zeggen dat dat ernstige schade oplevert. Het is aan gedeputeerde staten om dit beter te onderbouwen en om daarbij invulling te geven aan hun beoordelingsruimte bij het criterium “ernstige schade aan veehouderijen”.

Zijn er andere bevredigende oplossingen voor Freilandbedrijven?

  1. Als alternatieve oplossing voor afschot hebben partijen het in de eerste plaats gehad over de mogelijkheid en het nut van rasters rond de buitenverblijven. Volgens gedeputeerde staten is een raster geen goed alternatief, waarbij zij zich baseert op stukken van de organisatie BIJ12, die namens de provincies faunaschade afhandelt, en op oudere stukken van het Faunafonds die daarmee voorheen belast was. Deze stukken verwijzen uiteindelijk terug naar de afweging die het Faunafonds in 2004 heeft gemaakt en die in die tijd door rechtbanken redelijk is gevonden. Het Faunafonds heeft toen verwezen naar berekeningen waaruit blijkt dat de jaarlijkse kosten van een vossenwerend raster tussen de 10 en 35% bedraagt van de arbeidsopbrengst van een bedrijf.
  2. In de stukken en op de zitting is verder gesproken over het ’s nachts ophokken van kippen dat op Freilandbedrijven altijd plaatsvindt. Gedeputeerde staten hebben toegelicht dat dit met een geautomatiseerd systeem gebeurt, waarbij het niet te voorkomen is dat er altijd enkele kippen ’s nachts buiten de stal blijven die vervolgens een prooi van de vos kunnen worden.
  3. De rechtbank vindt de informatie over de vossenwerende rasters gedateerd en te algemeen. De betreffende berekeningen uit 2004 zelf zijn niet verstrekt en dus niet controleerbaar. Daarnaast kan niet zonder meer gezegd worden dat de kosten voor het plaatsen en in stand houden van een raster enerzijds en de arbeidsopbrengst van Freilandbedrijven anderzijds onverkort hetzelfde zijn als vijftien jaar geleden. De rechtbank overweegt verder dat partijen het erover eens zijn dat het ophokken met het geautomatiseerde systeem gevergd kan worden van de Freilandbedrijven. Of rasters en ophokken andere bevredigende oplossingen zijn is echter afhankelijk van de uitkomst van de nadere motivering die gedeputeerde staten moeten geven over de invulling van het begrip ernstige schade in relatie tot de kippen die buiten blijven en een prooi kunnen worden. Hoe goedkoper het raster is in relatie tot de bedrijfsomzet, hoe eerder gezegd kan worden dat dit een andere bevredigende oplossing is. Dat geldt ook voor het ophokken: hoe minder kippen gemiddeld het ophokken ontlopen, en hoe minder de bijdrage per kip is aan de omzet van het bedrijf, des te eerder gezegd kan worden dat het ophokken op deze wijze een andere bevredigende oplossing is. Dit hangt hier dus samen met het criterium van de ernstige schade.

Is afschot nodig om weidevogels te beschermen?

  1. Gedeputeerde staten willen de ontheffing ook verlenen in het belang van de bescherming van weidevogels. Het gaat niet goed met de weidevogels: al jaren is sprake van een afname van de populatie. Dit komt onder andere door verandering van het landschap, intensivering van de landbouw, en volgens gedeputeerde staten ook door predatie door de vos. Omdat het aantal weidevogels is afgenomen, maar het aantal predatoren niet, neemt de relatieve predatiedruk toe. Onder verwijzing naar het faunabeheerplan en verschillende onderzoeken stellen gedeputeerde staten dat de vos in de nachtelijke uren de belangrijkste predator is van legsels en kuikens. Volgens gedeputeerde staten volgt uit gegevens van de faunabeheereenheid dat meer afschot leidt tot een hoger percentage uitgekomen legsels. Dat betekent dat nachtelijke afschot van de vos effectief is. Afname van predatie door de vos leidt niet direct tot toename van predatie door de hermelijn of de wezel, zoals de stichtingen stellen. In het verweerschrift zijn grafieken opgenomen waarmee gedeputeerde staten inzichtelijk hebben willen maken dat er een duidelijke relatie bestaat tussen afschot en nestsucces. Deze grafieken zijn opgesteld door de faunabeheereenheid op basis van de beschikbare gegevens die worden bijgehouden in een databank. Op de zitting is toegelicht dat gepredeerde eieren en kuikens worden onderzocht. Als vastgesteld kan worden welke predator daar verantwoordelijk voor was, dan wordt dit in de juiste categorie predator in de databank opgenomen. Er is ook een categorie onbekend, voor de gevallen waarin de predator niet kan worden vastgesteld.
  2. De stichtingen vinden dat de noodzaak ook met deze aanvullende motivering niet is aangetoond. Volgens de stichtingen blijkt uit onderzoeken juist dat de vos maar een klein aandeel heeft in (kuiken)predatie. Zij betwisten dat predatie een belangrijke reden is van de achteruitgang van de weidevogelstand. Deze achteruitgang wordt veroorzaakt door de intensivering van de landbouw, waardoor het bestrijden van de vos niet wezenlijk zal bijdragen aan het broedsucces van de weidevogels. Bij afschot van de vos zijn er bovendien andere predatoren die de rol van de vos zullen overnemen.
  3. Wat partijen hier verdeeld houdt is ten eerste de vraag welke invloed predatie heeft op de slechte stand van de weidevogelpopulatie, en ten tweede welk aandeel de vos heeft in die predatie. De rechtbank oordeelt dat met de in het verweerschrift opgenomen grafieken onvoldoende inzichtelijk is gemaakt dat een toename van het aantal gedode vossen een hoger percentage uitgekomen legsel tot gevolg heeft. Bij dit oordeel betrekt zij dat de brongegevens die ten grondslag liggen aan deze grafieken ontbreken. Als deze brongegevens wel bekend zouden zijn, dan is de vraag welk gewicht daaraan toegekend kan worden, omdat de gegevens mede zijn gebaseerd op bevindingen van vrijwilligers die mogelijk niet in alle gevallen de juiste predator zullen herkennen. Ook de verwijzing van gedeputeerde staten naar het faunabeheerplan, het Actieplan Weidevogels en het onderzoek van Sovon13 vindt de rechtbank onvoldoende onderbouwing voor het standpunt dat afschot van vossen noodzakelijk is het belang van de bescherming van weidevogels. Uit deze stukken kan niet worden afgeleid dat een toename van het aantal gedode vossen tot een afname van het predatiepercentage leidt. Evenmin kan uit de stukken worden opgemaakt dat het evident is dat de vos één van de oorzaken is van de slechte weidevogelstand. Er zijn wel aanknopingspunten die in die richting wijzen, maar daar worden in de stukken ook kritische kanttekeningen bij geplaatst.

Zijn er andere bevredigende oplossingen voor weidevogelgebieden?

  1. De rechtbank overweegt dat het criterium dat geen andere bevredigende oplossing bestaat, samenhangt met het noodzakelijkheidsvereiste. Het doel van de ontheffing, de bescherming van weidevogels, moet immers als uitgangspunt genomen worden bij beoordeling van de vraag of daarvoor andere bevredigende oplossingen bestaan. Het hiervoor gegeven oordeel over de motivering van de noodzaak van het doden van vossen, houdt in dat de relatie tussen de predatie door vossen en de noodzakelijke bescherming van weidevogels nog onduidelijk is. De rechtbank zal in het licht van dit oordeel niet ingaan op de vraag of er andere bevredigende oplossingen bestaan. Bij de Feilandbedrijven ligt dit anders, omdat daar duidelijk is dat de vos kippen doodt en een ander wettelijke criterium aan de ontheffing ten grondslag ligt.

Moet de verstoring van weidevogels beoordeeld worden?

  1. Stichting De Faunabescherming betoogt dat gedeputeerde staten ten onrechte niet hebben beoordeeld of weidevogels zullen worden verstoord door de jacht op vossen.
  2. De rechtbank oordeelt dat de gevolgen voor weidevogels buiten het bereik van de ontheffingsprocedure voor het doden van vossen vallen. De rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) kent een vaste lijn over het vraagstuk van (gestelde) samenloop van het overtreden van verboden bij soortenbescherming. Deze lijn houdt in dat de diersoorten waarvoor de ontheffing is aangevraagd bepalend zijn voor de omvang van het geschil. Het bevoegd gezag moet op basis van de aanvraag besluiten en de diersoorten waarvoor geen ontheffing is gevraagd, kunnen in de bezwaarfase, in beroep of in hoger beroep niet worden beoordeeld.14 In dit geval is de door de faunabeheereenheid gevraagde ontheffing beperkt tot de vos. Omdat voor beschermde weidevogels geen ontheffing is gevraagd, kunnen de gevolgen van het doden van vossen op de weidevogels in deze procedure niet beoordeeld worden. De vraag of beschermde weidevogels mogelijk worden verstoord door de jacht op vossen, kan in een handhavingsprocedure aan de orde gesteld worden.

Conclusie en verdere afdoening

  1. De algemene vrijstelling uit de Rnb is onverbindend, waardoor voor het afschieten van vossen in de nacht een ontheffing op grond van artikel 3.10, tweede lid, van de Wnb is vereist. De verleende ontheffing is gebrekkig gemotiveerd met de primaire verwijzing naar die algemene vrijstelling en de subsidiaire verwijzing naar eerdere besluiten en rechtspraak. De beroepen zijn gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd omdat het in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
  2. Een dragende motivering over de noodzaak van ontheffingverlening volgt ook niet uit het verweerschrift en de toelichting daarop, zodat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kan laten.
  3. Gelet op deze uitkomst ziet de rechtbank geen reden om de beroepsgrond van Stichting De Faunabescherming over de ontoereikende motivering van het gebruik van geluiddempers, kunstlicht en lokvoer te bespreken.
  4. Het is onzeker of gedeputeerde staten een ontheffing voor het nachtelijke afschieten van vossen op Freilandbedrijven en in weidevogelgebieden alsnog toereikend kunnen motiveren. Dat is afhankelijk van nader onderzoek naar schade en alternatieven. De uitkomst ligt daarmee nog te veel open. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een tussenuitspraak te doen waarbij gedeputeerde staten de gelegenheid krijgen om via een bestuurlijke lus het gebrek te herstellen.
  5. Gedeputeerde staten moeten na de vernietiging door de rechtbank opnieuw beslissen op de bezwaren van de stichtingen. Daarvoor geldt de reguliere beslistermijn voor bezwaarschriften.
  6. De met het primaire besluit verleende ontheffing blijft in beginsel gelden in afwachting van de nieuwe beslissing van gedeputeerde staten. Uit deze uitspraak volgt echter dat die ontheffing gebrekkig is en het is zoals gezegd onzeker of die gebreken zijn te herstellen. In het licht daarvan weegt de rechtbank het belang van de stichtingen bij het voorkomen van afschot van vossen als beschermde diersoort zwaarder dan het belang van gedeputeerde staten en de faunabeheereenheid bij het voorkomen van schade bij Freilandbedrijven en in weidevogelgebieden.

De rechtbank ziet daarin aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij het primaire besluit wordt geschorst tot zes weken na de te nemen nieuwe beslissing op de bezwaarschriften. Dat betekent dat er tot die tijd geen gebruik mag worden gemaakt van de ontheffing.

  1. Om de bij deze procedure betrokken partijen maar ook anderen voor te lichten wijst de rechtbank nog op het volgende. De onverbindendverklaring door de rechtbank werkt jegens een ieder en is niet beperkt tot deze zaak. De onverbindendverklaring van de algemene vrijstelling voor het doden van de vos betekent dat het doden van vossen zonder ontheffing niet is toegestaan, niet overdag en ook niet ’s nachts.

Griffierecht en proceskostenveroordeling

  1. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat gedeputeerde staten aan de stichtingen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
  2. Stichting De Faunabescherming krijgt een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.518,-.
  3. Stichting Fauna4life en Stichting Animal Rights hebben verzocht om vergoeding van reiskosten voor het bijwonen van de zitting. Deze reiskosten komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 41,40.

Beslissing

De rechtbank

  • -verklaart de beroepen gegrond;
  • -vernietigt het bestreden besluit van 30 maart 2021;
  • -schorst het primaire besluit van 13 augustus 2020 tot zes weken na de datum van de nieuwe beslissing op de bezwaarschriften;
  • -veroordeelt gedeputeerde staten in de proceskosten van Stichting De Faunabescherming tot een bedrag van € 1.518,-;
  • -veroordeelt gedeputeerde staten in de proceskosten van Stichting Fauna4life en Stichting Animal Rights tot een bedrag van € 41,40;
  • -draagt gedeputeerde staten op het betaalde griffierecht van € 360,- aan Stichting De Faunabescherming te vergoeden én € 360,- aan de Stichting Fauna4life en Stichting Animal Rights.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, en mr. K. de Meulder en

  1. A. Rademaker, leden, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is uitgesproken op 16 februari 2022 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

griffier voorzitter

 




Kun je met geluid dieren wegjagen?

Damherten
Met geluid kun je vogels of dieren wegjagen. Boeren maken daar bijvoorbeeld met harde knallen op hun bouwgrond gebruik van. Maar kan het ook wat verfijnder? Kun je bijvoorbeeld damherten uit je bomenplantage houden door het geluid van een roofdier af te spelen? Ecoloog Martijn Weterings (Wildlife Ecology and Conservation) probeerde het uit.

 

Vraatschade door damherten is de aanleiding voor de studie. ‘Boomkwekers in De Veluwezoom hadden last van die dieren. Door vergroting van de afschotvrije zone in de kern van Nationaal Park De Veluwezoom, kwamen damherten ’s nachts naar de kwekerijen en vraten de bomen aan’, licht Weterings toe. ‘Als alternatief voor afschot kwamen we op het idee om het met geluid te proberen.’

Stropers

‘Wij waren in Kenia bezig met een project om stropers te spotten door naar het gedrag van prooidieren te kijken die reageren op mensen’, vervolgt hij. ‘Iets dergelijks kun je met damherten ook doen. Hoe reageren die op predatoren en kun je die reactie gebruiken om die beesten te verjagen?’ De proef werd op de som genomen door met cameravallen de reactie op wolvengeluiden vast te leggen.

Hoe reageren prooidieren op predatoren en kun je die reactie gebruiken om damherten te verjagen? 

In een deel van park De Veluwezoom werden 36 camera’s opgehangen met daar tegenover een geluidbox. Uit de boxen kwamen in meerdere sessies gedurende een paar maanden afwisselend geluiden van wolven, schapen of niks (als controle). De camera’s legden het effect van het geluid vast op de voorbijtrekkende reeën, edelherten, damherten en wilde zwijnen. In de analyse werd ook het soort bebossing meegenomen.

De resultaten zijn niet eenduidig. Wilde zwijnen en herten blijven aanvankelijk weg als ze wolven horen. Maar dat effect hangt af van de bebossing in de omgeving. In alle gevallen is het schrikeffect maar tijdelijk. Na maximaal drie weken trekken de dieren zich niks meer van de geluiden aan. Is door die gewenning de inzet van wolvengeluid als afschrikmiddel van de baan?

Gewenning

Nee, integendeel, denkt Weterings. ‘De proef werd in 2019 gedaan met zogeheten naïeve dieren; dus dieren die geen ervaring hebben met wolven. Inmiddels is dat anders. De wolf is in Nederland. Gewenning kan nu anders uitpakken als zo af en toe een dier wordt gedood door een wolf. Als er dus ‘straf’ staat op het negeren van het geluid. Daarmee doorbreek je de gewenning.’  

Dat herten hetzelfde reageren op wolvengeluid als op dat van schapen wijt Weterings aan de geringe aantallen herten in het park tijdens het experiment. ‘De verschillen waren daardoor niet significant.’ Door die geringe aantallen was bovendien geen onderscheid te maken tussen reeën, damherten en edelherten. Daarvoor is meer onderzoek nodig naar het effect van de wolf op het gedrag van groot wild.

Bij wilde zwijnen en herten ebt de schrik na een paar weken weg.

Stress

Weterings pleit sowieso voor meer en gecoördineerd onderzoek naar het effect van de wolf op groot wild op de Veluwe. ‘Niet alleen het geluid van wolven, maar ook de aanwezigheid zelf kan de populatie van prooidieren naar beneden brengen. Stress door die aanwezigheid kan ervoor zorgen dat er minder jongen worden geboren. Los van het feit dat er af en toe dieren worden opgegeten.’