WILD OP DE WEG


Ongeval met wild kopje

Aanrijdingen met wild: wie is verantwoordelijk en wie betaalt de prijs, want het wild dier is altijd onschuldig?

Aanrijdingen met herten, reeën en zwijnen komen regelmatig voor in Nederland. Aanrijdingen met  de grofwild soorten zoals herten, reen en zwijnen maar ook met heel veel kleinere diersoorten komen regelmatig voor in Nederland. Zo’n 10.000 aanrijdingen met groot wild werden in 2017 gemeld bij de meldkamer van de politie. De totale schatting van het aantal grofwild in Nederland wordt geschat op 15.000 stuks en worden niet allemaal gemeld bij de meldkamers. De materiële schade wordt dan met een gemiddelde schade van zo’n € 1700 tot € 2500 en bedraagt dus zo’n € 17.000.000 en € 25.000.000 op jaarbasis. Extra veel aanrijdingen  met de grofwild soorten vinden plaats na de omzetting van winter- naar zomertijd en vice versa. Dan vallen de verplaatsingen van reeën, wilde zwijnen en herten precies samen met de ochtend- en avondspits in het verkeer. Jagers leveren een grote bijdrage aan de veiligheid in het verkeer. Jaarlijks steken zij meer dan 250 uur per Wbe in preventie van aanrijdingen en het opzoeken van gewonde, aangereden dieren.

Preventie

Jagers spelen een belangrijke rol in de preventie van aanrijdingen en aanvaringen met grofwild waardoor de verkeersveiligheid in Nederland wordt bevorderd. Door op de juiste wijze beheren van de genoemde grofwildsoorten vermindert het aantal botsingen, door het registreren van de valwildplaatsen worden de ook knelpunten bekend waar veelvuldig de aanrijdingen plaatsvinden – en door het plaatsen van wildreflectoren wordt  het aantal aanrijdingen flink naar beneden gebracht.

  • zoals het plaatsen van hekken aan de rand van een natuurgebied,
  • het plaatsen van wildroosters langs een weg of
  • het beperken van de maximumsnelheid.
  • het beperken van de wildstand in de gebieden direct grenzend aan deze wegen
  • Tot op heden is onduidelijk of aanrijdingen met wild tot aansprakelijkheid kunnen leiden, en zo ja, wie dan aansprakelijk is, op basis waarvan en onder welke voorwaarden.

    Uit een onderzoek van Rijksuniversiteit van Utrecht (RUU), wordt de Veluwe als praktijkvoorbeeld gebruikt om meer grip te krijgen op dit op landelijke probleem.

    Aansprakelijkheid

    ‘wild’ in de wetgeving te beoordelen. Daarnaast is het ook belangrijk na te gaan of de mogelijkheden voor wildbeheer nog van invloed zijn op de aansprakelijkheidsvraag.

    In dat verband is bekeken welke mogelijkheden de Flora- en faunawet biedt voor wildbeheer, alsmede of het voor privaat­rechtelijke aansprakelijkheid van belang is of en in hoeverre gebruik is gemaakt van een publiekrechtelijke bevoegdheid tot wildbeheer.

    Daarna is onderzocht welke juridische mogelijkheden voor schadeverhaal er zijn bij aanrijdingen met wild.

    Ten slotte is in dit onderzoek ook gekeken naar verschillende ongevalsituaties en de relevantie daarvan voor de aansprakelijkheid.

    Wat is ‘wild’?

    .

  • namelijk de aard en omvang van het terrein,
  • de mate waarin het dier in staat is zichzelf in leven te houden zonder menselijk ingrijpen.
  • Voor beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag is echter wel van belang hoe in het wild levende diersoorten juridisch gekwalificeerd kunnen worden. In dit onderzoek worden in dit verband drie verschillende groepen dieren onderscheiden:

    •  Op deze dieren kan verschillende wetten en regelgeving van toepassing zijn.

      Welke mogelijkheden biedt de Wet natuurbescherming voor het wildbeheer?

      De Wet natuurbescherming  geeft een aantal mogelijkheden voor het beheer van populaties van wilde dieren (beheer) en het treffen van maatregelen ter voorkoming of beperking van de door hen toegebrachte schade (schadebestrijding).


      • Hierbij dient aan de volgende criteria te zijn voldaan:

        • Bij toepassing van beheer en schadebestrijding dient, slechts wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kan de aanwijzing bedoeld in het eerste lid te worden gedaan ter voorkoming van:

          1. belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren, of
          2. schade aan de fauna.

          Een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt verleend aan een faunabeheereenheid, die handelt overeenkomstig het daartoe vastgestelde en goedgekeurde faunabeheerplan.

        • De faunabeheereenheid kan bij schriftelijke en gedagtekende toestemming de haar ingevolge het eerste en tweede lid toegestane handelingen door een wildbeheereenheid of anderen doen uitoefenen.
        • In afwijking van het tweede lid kan een omgevingsvergunning ook aan een wildbeheereenheid of aan anderen dan een faunabeheereenheid worden verleend, indien de noodzaak ontbreekt voor verrichting van de handelingen door tussenkomst van een faunabeheereenheid.
        • In afwijking van artikel 11.63 Bal en het tweede lid kan een omgevingsvergunning worden verleend voor handelingen die niet op grond van een faunabeheerplan worden verricht, indien de noodzaak ontbreekt voor een faunabeheerplan, gelet op de specifieke kenmerken van de desbetreffende diersoort dan wel de aard of omvang van te verrichten handelingen.

        Een ontheffing wordt slechts dan verleend als een van de limitatief in de Wet natuurbescherming opgesomde belangen in het geding is, deze worden onderscheiden in:

        Vogels

        1. ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij of wateren, of
        2. Dieren van soorten als bedoeld in artikel 8.74k, derde lid, Bkl (soorten habitat-richtlijn):

          1. ter voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden en wateren en andere vormen van eigendom, of
          2. in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid of om andere dwingende redenen van groot openbaar belang, of

          Dieren van soorten als bedoeld in 8.74l, derde lid, Bkl (andere soorten):

          1. ter voorkoming van schade of overlast, met inbegrip van schade aan sportvelden, industrieterreinen of begraafplaatsen,
          2. ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren, en
          3. in het algemeen belang.

          Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, Ow en 4.6 Ob (bevoegdheid bevat een generieke aanwijzingsbevoegdheid,

          Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, Ow en 8.74j, tweede lid Bkl (vogels), 8.74k, tweede lid, Bkl (soorten habitat-richtlijn), 8.74l, tweede lid, Bkl (andere soorten) biedt juist de mogelijkheid tot het verlenen van (individuele) ontheffingen.

          Welke mogelijkheden zijn er per ongeval situatie om iemand aansprakelijk te stellen?

          Er bestaan verschillende ongeval situaties waarbij wild betrokken kan zijn. Allereerst kunnen dieren in verschillende omstandigheden verkeren.

          Hiervoor zijn in het onderzoek de navolgende voorbeelden verder uitgewerkt:

          • een hert in een hertenpark,
          • een hert dat vrij rond kan lopen en een hert in een met wegen doorkruist natuur­park.

          Bij al deze voorbeelden kunnen zich, in een geval een ongeval plaatsvindt, verschillende situaties voordoen. Het kan gaan om een dier dat niet is te herleiden tot een aanwijsbaar gebied, een dier dat is uitgebroken uit een aanwijsbaar gebied of een dier dat schade veroorzaakt binnen een aanwijsbaar gebied. Al deze varianten kunnen onder omstandigheden tot aansprakelijkheid leiden.

          Er bestaan vier verschillende vormen van aansprakelijkheid bij ongevallen tussen automobilist en wild:

          • aansprakelijkheid van de grondbeheerder op- grond van art. 6:162 BW en
          • aansprakelijkheid van de overheid met een beheermogelijkheid op grond van art.6:162 BW

        3. onderzocht kan worden wie de kosten moet vergoeden voor het behandelen en/of opruimen van het aangereden wild.

      Van wie?

      Een ander probleem is dat dieren die in een aanwijsbaar gebied leven, vaak van niemand zijn.

      In zo’n geval zijn er volgens de auteurs drie aansprakelijkheidsopties.

      • De eerste is aansprakelijkheid voor een beheerder die een beheertaak heeft verzaakt, bijvoorbeeld omdat er te veel dieren in de omgeving rondlopen.
      • zoals ernst van de schade,
      • de waarschijnlijkheid daarvan en
      • de zorg in voorzorgsmaatregelen worden bekeken wie als eerste aansprakelijk kan worden gesteld.
    • De derde optie is het aansprakelijk stellen van de gebiedsbeheerder, bijvoorbeeld als sprake is van het ontbreken van een hek of wildrooster.

    Als dieren in volledige vrijheid leven (en dus niet aan een bepaald gebied zijn gebonden), zijn er twee aansprakelijkheidsopties:

    • de aansprakelijkheid van de overheid met een beheermogelijkheid en
    • het aansprakelijk stellen van de wegbeheerder.

    Pas wanneer aansprakelijkheid is vastgesteld, kan worden gekeken of de automobilist eigen schuld treft. Als onduidelijk blijft wie aansprakelijk is voor verkeersschade met wild, kan volgens de onderzoekers worden overwogen een (overheids)fonds (analoog aan het Faunafonds) in te stellen, waaruit verzekeraars en individuele automobilisten een gemaximaliseerde schadevergoeding kunnen ontvangen.

    De achterliggende vraag van het onderzoek betrof de noodzaak van beheer van populaties wild door middel van beheer(bejaging), teneinde (verkeers-)schade te beperken.

    Door verdere uitwerking van deze aanbevelingen, kunnen meer concrete afspraken worden gemaakt over vergoeding van de schade. Daarnaast kan onderzoek worden gedaan naar alternatieven om (schade door) aanrijdingen met wild te voorkomen.

    Bij technische maatregelen zoals hekken, wildroosters, moderne waarschuwingsystemen en de nieuwe wildspiegels met een beperking van de maximumsnelheid kunnen aanrijdingen mogelijk op een andere manier dan door beheerjacht alleen worden tegengegaan.

    Wat dient u als automobilist te doen wanneer U een wild dier aanrijdt?

    Nadat u de aanrijding heeft gemeld bij de politie,  roept de meldkamer van de politie in veel gevallen een jager of Boa op. Deze jager of Boa is vaak aangesteld in het kader van een valwildregeling, waarin afspraken zijn gemaakt over het opsporen van gewonde dieren. Deze regelingen is er echter niet land dekkend. Een aanrijding met wild komt altijd onverwacht en is daarom ook bijna niet te voorkomen. Toch kun je de kans op een aanrijding met een wild dier aanzienlijk beperken als je handelt zoals hieronder omschreven.

    Wat moet u doen bij het aanrijden van wild?
    • bel direct de politie 0900 8844
    • bel ook de politie als het dier niet blijft liggen
    • probeer zo goed mogelijk de locatie door te geven
    • wacht de komst van de politie en/of de jager /Boa (rustig) af.
    Wat moet u beslist niet doen?
    • rij niet door, dat is strafbaar
    • ga nooit achter het dier aan, laat dit aan de deskundigen over.
    • Hoe kunt u aanrijding voorkomen?
      • Houd u aan de adviessnelheid, voornamelijk in de schemerperiode en ’s nachts wanneer het wild het actiefst is daar veel aanrijdingen het gevolg zijn van een te hoge snelheid. Maar ook overdag kunt u wild tegenkomen.
      • Bij een snelheid van 60 km per uur heeft kan het wild je auto te ontwijken. Bij deze snelheid kun je zelf ook beter reageren en biedt het vaak ook nog de mogelijkheid om tijdig te stoppen en wijk vooral niet uit en probeer de auto zoveel mogelijk op de weg te houden.
      • Bij de aanrijding met een wild dier kunnen ook nog andere dieren tegelijk proberen de weg over te steken, houd daar rekening mee.
      • let op de wildsignaleringsborden!
      • houd uw hond aan de lijn! Ook loslopende honden kunnen de oorzaak zijn van aanrijdingen, doordat zij het wild opjagen. 

      Onder voorwaarden is het toegestaan om dode aangereden dieren mee te nemen.

      In artikel 3.22 van de Regeling natuurbescherming staat dat aan iedereen vrijstelling wordt verleend voor het onder zich hebben van dieren*, maar uitsluitend als het betreffende dier kennelijk in het wild is gestorven buiten schuld of medeweten van degene die zich het dier heeft toegeëigend.

      Dus als u een doodgereden ree/haas of wild zwijn langs de openbare weg vindt, mag u dat op grond van deze bepaling meenemen. Mag dat ook als u zelf  een ree heeft doodgereden?

      Uit de toelichting bij de Regeling  volgt dat dit is toegestaan zolang u het dier niet opzettelijk heeft gedood. Als u zich aan de geldende snelheidsbepaling op een bepaalde weg houdt en er steekt onverhoopt een ree over, dan kan u niet verweten worden dat u dat ree opzettelijk heeft aangereden.
      In dat geval is de vrijstelling voor u toepasbaar en mag u het dode dier(* genoemd in bijlage 1, behorende bij artikel 3.25 van het Besluit natuurbescherming: boommarter, bunzing, damhert, edelhert, haas, hermelijn, konijn, ree, steenmarter, vos, wezel en wild zwijn) meenemen. In het kader van een adequate valwildregistratie is het vanzelfsprekend wenselijk dat u bij de politie melding maakt van het valwild.

      Let op als het een aanrijding betreft met een ree, edelhert, damhert of wild zwijn en het dier is niet dood. Een gewond of ziek dier mag men uitsluitend onder zich hebben als voor vervoer melding is gemaakt bij de meldkamer van de politie en voor zover dat vervoer gebeurt door een door de politie aangewezen vervoerder. Verder geldt deze vrijstelling niet voor dode vogels.

      In de wet Natuurbescherming staat dat het verboden is om een vogel onder zich te hebben dat wordt genoemd onder de Vogelrichtlijn. Hierop bestaan twee uitzonderingen. Men mag de dode vogel in zijn bezit hebben als deze legaal verkregen is (via jacht, beheer of schadebestrijding) of als men de dood gevonden vogel – zolang men geen verwijtbare schuld heeft aan de dood van het dier – binnen drie dagen aflevert bij een preparateur.

       


    Bron:

    • Wild op weg, Aanrijdingen met wild: wie is verantwoordelijk en wie betaalt de prijs? Rijks Universiteit Utrecht:Kennispunt 2008, Faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie
    • Verbond voor verzekeraars
    • Regeling Natuurbescherming