Ontheffingen voor het doden van kraaien en kauwen in Utrecht vernietigd
De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van De Faunabescherming tegen de ontheffingen voor het doden van kraaien en kauwen in Utrecht gegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht onvoldoende aangetoond dat er sprake is van concrete dreiging van belangrijke schade aan fruitpercelen.
De zwarte kraai en kauw zijn beide beschermde vogelsoorten waarbij het verboden is om deze vogels te doden en of te vangen. De soorten staan ook op de landelijke vrijstellingslijst en daardoor kunnen provincies ontheffingen verlenen om af te wijken van het verbod op het doden van de zwarte kraai en kauw, bijvoorbeeld ter voorkoming van schade aan fruitteelt.
De rechtbank heeft in een zaak die De Faunabescherming aanspande aangegeven dat de door het Utrechtse college overgelegde schadehistorie niet overtuigend was. Informatie over de aard en omvang van de schade op perceelsniveau ontbrak en in de laatste jaren waren er geen schademeldingen door kauwen en kraaien gedaan door fruittelers in Utrecht.
Verder heeft het provinciebestuur onvoldoende aangetoond dat er geen andere bevredigende oplossingen zijn om schade aan de fruitpercelen te voorkomen. Zo was er niet gemotiveerd waarom de inzet van netten niet kan worden toegepast. Ook was de noodzaak tot het gebruik van vangkooien onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank heeft het college van Utrecht opgedragen om een nieuwe beslissing op het bezwaar van De Faunabescherming tegen de verleende ontheffing te nemen. De ontheffingen worden geschorst tot zes weken na de te nemen nieuwe besluiten. Er mag tot die tijd geen gebruik worden gemaakt van de ontheffingen.