Franse hartworm bij vos en wolf

Bron: DWHC

In 2021 heeft DWHC bij de helft van de tien onderzochte vossen een longontsteking vastgesteld die werd veroorzaakt door infectie met de Franse hartworm (Angiostrongylus vasorum). De ernst van de longontstekingen varieerde van mild tot zeer ernstig. Alle vijf vossen waren door trauma om het leven gekomen, meestal door het uit lijden verlossen vanwege de slechte conditie van de vos.
Ook bij twee van de vier in 2021 onderzochte wolven, werd een uitgebreide longontsteking door de Franse hartworm vastgesteld. Beide wolven waren door een verkeersongeval om het leven gekomen.

De Franse hartworm

De Franse hartworm is een parasitaire rondworm die bij gehouden en wilde hondachtigen voor longontstekingen kan zorgen. De Franse hartworm heeft een levenscyclus waarbij de hondachtigen de eindgastheren zijn en slakken (Gastropoda), zowel naaktslakken als huisjesslakken, de tussengastheren (Morgan & Shaw, 2010). Voor meer informatie zie https://dwhc.nl/ziekten/angiostrongylus-vasorum-franse-hartworm/.
Hieronder staan twee filmpjes van larven van Franse hartworm.

Bewegende larven die zijn verzameld met de Baermann methode uit verse vossenuitwerpselen:

Krioelende larven van Franse hartwormen in een vossenlong:

 

Het voorkomen in Nederland

Bij honden werd in 2007 voor het eerst een in Nederland opgelopen besmetting van de Franse hartworm vastgesteld (Van Doorn et al., 2009).

Bij een onderzoek op vossen die in de periode februari 1978 – mei 1979  langs de Duits-Nederlandse grens waren verzameld, werd geen Franse Hartworm gevonden (Borgsteede, 1984). De eerste bekende vondst van Franse hartworm bij vossen was door DWHC in 2010: in dat jaar waren van de 15 onderzochte vossen 13 dieren besmet met deze parasiet. Zeven van deze 13 dieren kwamen uit één gemeente (Zeewolde) en hadden allen een geringe longontsteking. Van de overige zes besmette vossen hadden drie dieren een longontsteking, waarvan twee een zeer ernstige.
Het RIVM en de Universiteit Utrecht vonden bij een steekproef tijdens een parasieten-onderzoek in 2010-2012 ook Franse hartworm. Bij een vervolgonderzoek in 2015 werd een prevalentie van 34 % gevonden (E.R. Nijsse, persoonlijke communicatie 17-01-2019).

Zoals te zien is in grafiek 1, is er jaarlijks een verschil in zowel het totaal aantal bij DWHC onderzochte vossen als het aandeel van vossen dat besmet is met de Franse hartworm. Op figuur 1 wordt de verspreiding over Nederland weergegeven van de bij DWHC onderzochte en de besmette vossen.

Grafiek met het aantal bij DWHC onderzochte vossen met Franse hartworm
Grafiek 1: het aantal bij DWHC onderzochte vossen met Franse hartworm
kaart met verspreiding van Franse hartworm (Angiostrongylus vasorum) bij vossen
Figuur 1: Verspreiding van bij DWHC onderzochte vossen en besmetting met Franse hartworm.

Vos is nu reservoir

Uit Zwitsers onderzoek(Gillis-Germitsch et al., 2020) blijkt dat vossen geen immuniteit opbouwen tegen de Franse hartworm. En als de vos opnieuw wordt besmet, neemt het aantal wormen (de wormenlast) toe. Met als gevolg dat niet alleen het aantal larven dat de vos uitscheidt toeneemt, maar dat deze ook continu worden uitgescheden.

In Zwitserland zag men in dertig jaar tijd een toename van 2,4 % naar 62% besmette vossen. In bepaalde regio’s verviervoudigde het aantal met Franse hartworm besmette vossen in 6-jaar tijd. Het Zwitsers onderzoek concludeert dat “dit de belangrijke rol van de vos als reservoir onderbouwt en verklaart de daarmee gepaard gaande toename van het aantal gevallen van Franse hartworm besmettingen bij honden rond de milleniumwisseling” (Gillis-Germitsch et al., 2020).

Honden

Foto: Margriet Montizaan

Honden kunnen zich besmetten door (delen van) slakken te eten. Dit kan ook onbedoeld gebeuren, bijvoorbeeld door het eten van gras of het spelen met/kauwen op takken en stokken, of graven en daarbij aarde binnenkrijgen. Bij een vroege besmetting zal de hond nog geen verschijnselen vertonen.
Als een hond regelmatig met de juiste medicijnen (macrocyclische lactonen) wordt ontwormd, kan een infectie de kop worden ingedrukt voordat het tot ernstige klachten leidt. Onbehandelde infecties kunnen ook bij de hond, net als bij deze vossen, tot ernstige longontsteking en uiteindelijk tot de dood leiden. De symptomen kunnen onder andere kortademigheid, hoesten, versnelde ademhaling, hijgen, etc. zijn. Onderzoek door een dierenarts is dan nodig om de juiste diagnose te stellen, de symptomen komen nl ook bij andere ziekten voor, en gepaste therapie in te zetten. Meer informatie over de Franse hartworm is te vinden op https://www.esccap.eu/uploads/docs/ucpeabnu_1.4_Franse_hartworm_Angiostrongylus_vasorum.pdf

Met het vochtige weer van de zomer en herfst in 2021, waren de weersomstandigheden gunstig voor de slakkenpopulatie. Dit zou er toe kunnen leiden dat er nu meer honden besmet zijn of worden. Vandaar dat alertheid geboden is. Het is raadzaam om honden die de kans lopen op het binnen krijgen van een slak, regelmatig te ontwormen. Voor meer informatie over wormbestrijding bij honden is te vinden in de ESCCAP Richtlijn 01 Wormbestrijding bij hond en kat (European Scientific Counsel Companion Animal Parasites (ESCCAP), 2021)

Referentielijst

Borgsteede F.H. (1984) Helminth parasites of wild foxes (Vulpes vulpes L.) in The Netherlands. Z Parasitenkd 70(3):281–285.

European Scientific Counsel Companion Animal Parasites, 2020. Modulaire Richtlijnen 1 Tweede Druk. 1.4: Franse hartworm (Angiostrongylus vasorum). Geraadpleegd op 26 maart 2022.  ucpeabnu_1.4_Franse_hartworm_Angiostrongylus_vasorum.pdf (esccap.eu)

European Scientific Counsel Companion Animal Parasites, 2021. Wormbestrijding bij hond en kat. ESCCAP Richtlijn 01 Zesde Druk – Mei 2021. Geraadpleegd op 7 maart 2022.

Gillis-Germitsch N., Tritten L., Hegglin D., Deplazes P., & Schnyder M. (2020). Conquering Switzerland: the emergence of Angiostrongylus vasorum in foxes over three decades and its rapid regional increase in prevalence contrast with the stable occurrence of lungworms. Parasitology. Sep;147(10):1071-1079. doi: 10.1017/S0031182020000700. Epub 2020 May 6. PMID: 32372743.

Franssen, F.,  Nijsse, R., Mulder, J., Cremers, H., Dam, C., Takumi, K., & van der Giessen, J. (2014). Increase in number of helminth species from Dutch red foxes over a 35-year period. Parasites Vectors 7, 166. doi.org/10.1186/1756-3305-7-166

Morgan E.R. & Shaw, S. (2010). Angiostrongylus vasorum infection in dogs: continuing spread and developments in diagnosis and treatment. Journal of Small Animal Practice 51, 616-621.

Van Doorn D.C., van de Sande A.H., Nijsse E.R., Eysker M., & Ploeger H.W. (2009). Autochthonous Angiostrongylus vasorum infection in dogs in The Netherlands. Vet Parasitol. 162,163–166. doi: 10.1016/j.vetpar.2009.02.019




Provincie Utrecht in hoger beroep tegen uitspraken over ontheffingen schadebestrijding vos etc.

 

Het provinciebestuur van Utrecht gaat in hoger beroep tegen rechterlijke uitspraken over ontheffingen voor schadebestrijding. De provincie wil van de Raad van State definitieve duidelijkheid over de wijze waarop ontheffingsaanvragen voor schadebestrijding beoordeeld moeten worden.

Om belangrijke schade aan onder andere weidevogels, vee en landbouwgewassen te voorkomen, heeft de Faunabeheereenheid Utrecht verschillende ontheffingen gekregen om diersoorten te beheren. Enkele dierenbeschermingsorganisaties hebben hiertegen bezwaar gemaakt en vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland. De rechter heeft deze beroepen gegrond verklaard. Hierdoor kunnen de ontheffingen voor vossen, wilde zwijnen en knobbelzwanen niet meer worden gebruikt.

Verstrekkende gevolgen

De uitspraken hebben verstrekkende gevolgen onder andere voor het gebruik van de landelijke vrijstelling, het provinciale nulstandbeleid voor wilde zwijnen en de wijze waarop moet worden beoordeeld wanneer er sprake is van belangrijke schade.

Duidelijkheid over aanvraag van ontheffingen

Door de uitspraak te toetsen bij een hogere rechter, hoopt de provincie definitieve duidelijkheid te krijgen over de wijze waarop ontheffingsaanvragen voor schadebestrijding beoordeeld dienen te worden.

De rechter heeft vorige maand de door de provincie aan de Faunabeheereenheid Utrecht verleende ontheffing voor het afschieten van vossen, zwanen en zwijnen gegrond verklaard. Dit betekende dat de ontheffingen met onmiddellijke ingang werden vernietigd en dat er geen vossen, zwanen en zwijnen meer ogen worden geschoten ter bestrijding van schade. De rechtszaak was aangespannen door diverse dierenorganisaties.

De Faunabeheereenheid Utrecht had al jaren diverse ontheffingen van de provincie om bepaalde diersoorten die schade veroorzaken te bestrijden. Het reguleren van dieren zoals vos, knobbelzwanen en wilde zwijnen geldt als middel om schade aan bijvoorbeeld de weidevogelstand, vee en landbouwgewassen binnen de perken te houden.

Vossen worden gezien als gevaar voor het voortbestaan van weidevogels als grutto en tureluur, omdat de roofdieren veel kuikens doden. Knobbelzwanen zijn niet populair bij boeren omdat ze grasland beschadigen. Wilde zwijnen komen in de provincie Utrecht nog niet voor, maar Utrecht hanteerde tot nu toe de nulstand, wat betekent, dat de wilde zwijnen die vanaf de Veluwe naar de Utrechtse Heuvelrug trekken gedood mag worden.

Er worden in de provincie Utrecht jaarlijks zo’n 700 vossen geschoten en plus minus 800 knobbelzwanen.  Wilde zwijnen komen in Utrecht nog niet voor.

bron: Provincie Utrecht




Na vossen legt rechtbank ook afschot van zwijnen en zwanen stil in de provincie Utrecht

Ook het afschieten van wilde zwijnen en knobbelzwanen in de provincie Utrecht moet voorlopig stoppen. Het afschieten van reeën mag wél doorgaan. Dat heeft de rechtbank Midden-Nederland beslist. Vorige week legde de bestuursrechter al het afschot van vossen stil. In het kader van wildbeheer in de provincie Utrecht was om verschillende redenen aan de faunabeheereenheid in Utrecht een ontheffing verleend voor het afschieten van wild. Enkele stichtingen die opkomen voor dieren en dierenrechten waren het daar niet mee eens.

 

Nulstand voor zwijnen

Al sinds 1991 bestaat in Nederland het zogenoemde ‘nulstandbeleid’, dat inhoudt dat er buiten de Veluwe en twee gebieden in Limburg geen groepen van wilde zwijnen mogen leven. Het Utrechtse provinciebestuur wees bij het verlenen van de ontheffing tot afschot van wilde zwijnen op dat nulstandbeleid. Gevreesd wordt dat als er eenmaal wilde zwijnen in Utrecht zijn, zij zich zó snel voortplanten dat ze schade gaan aanrichten en ziektes kunnen verspreiden. De rechtbank is het met de stichtingen eens dat die aanname onvoldoende onderbouwd is en dat het nulstandbeleid niet altijd gehanteerd hoeft te worden. In Gelderland en Limburg komen dan wel grote groepen wilde zwijnen voor die schade veroorzaken, maar dat betekent nog niet dat in Utrecht een kleinere populatie óók schade zou aanrichten. De provincie moet daarvoor eerst beter onderbouwen dat het nulstandsbeleid nodig is om schade te voorkomen, bijvoorbeeld omdat het te veel geld of inspanning kost om de populatie wilde zwijnen op zo’n lager niveau te houden.

‘Belangrijke schade’ door knobbelzwanen

Het provinciebestuur verleende een ontheffing voor het afschieten van knobbelzwanen om belangrijke schade aan grasland door begrazing te voorkomen. De rechtbank moest in deze zaak dus de vraag beantwoorden wanneer sprake is van ‘belangrijke schade’. De vaste lijn in de rechtspraak is dat dat schade is van € 250,- per geval, per bedrijf, per jaar. De rechtbank oordeelt nu echter dat die lijn niet meer gevolgd moet worden. Het begrip ‘belangrijke schade’ komt uit de Europese Vogelrichtlijn. Volgens de Europese Commissie moet het gaan om belangrijke schade aan een economisch belang. Er moet dus meer aan de hand zijn dan gewoon ongemak. Daarom kan het volgens de rechtbank niet zo zijn dat € 250,- schade aan grasland in álle gevallen onder ‘belangrijke schade’ valt. Enkel het argument dat een ontheffing voor het afschieten van knobbelzwanen nodig is om belangrijke schade aan grasland te voorkomen, is onvoldoende onderbouwing. 

Landelijke vrijstelling vos geldt niet meer

Het provinciebestuur verleende ook een ontheffing voor het afschieten van vossen in de nacht, bij bedrijven met vrije-uitloop-kippen en bij weidevogelgebieden. De rechtbank oordeelt in deze zaak dat het provinciebestuur beter moet onderbouwen waarom de vossen moeten worden afgeschoten. Daarnaast was deze zaak voor de rechtbank aanleiding om te kijken naar de landelijke vrijstelling voor het doden van vossen. Vossen staan op de landelijke vrijstellingslijst. Dat betekent dat de dieren niet beschermd worden tegen de jacht en dus afgeschoten mogen worden. Door een wetswijziging in 2017 is er voor de manier waarop deze vrijstelling is geregeld geen grondslag meer in de wet. De rechtbank verklaart de landelijke vrijstelling daarom ‘onverbindend’ (niet meer geldig). Dat heeft tot gevolg dat er zonder ontheffing helemaal geen vossen meer mogen worden gedood, ’s nachts niet, maar ook overdag niet. Of de landelijke vrijstelling alsnog goed wordt geregeld is aan de minister voor Natuur en Stikstof.

Reeën in relatie tot verkeersveiligheid

De ontheffing voor het afschieten van reeën is verleend vanwege de verkeersveiligheid. De rechtbank vindt dat het provinciebestuur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een relatie is tussen de hoeveelheid reeën in de provincie en het aantal verkeersongevallen. Er zijn bovendien eerst ook andere maatregelen getroffen, zoals het beperken van de verkeerssnelheid en de bouw van ecoducten. De stichtingen krijgen daarom in deze zaak geen gelijk: de verleende ontheffing voor het afschieten van reeën blijft wél in stand.

Ontheffingen tijdelijk geschorst

In de zaken over de wilde zwijnen, de vossen en de knobbelzwanen moet het provinciebestuur nu nieuwe besluiten nemen met een betere motivering. Omdat het niet zeker is of dat gaat lukken vindt de rechtbank dat deze dieren in de tussentijd niet mogen worden afgeschoten. Daarom heeft de rechtbank in deze zaken een voorlopige voorziening getroffen, waardoor de ontheffingen niet mogen worden gebruikt zolang er geen nieuwe besluiten zijn genomen. 




Uitspraak Rechtbank Midden Nederland – schorsing ontheffing nachtelijk afschot vossen in provincie Utrecht

De jacht op vossen door uitspraak rechter voorlopig stilgelegd in provincie Utrecht

De rechtbank Midden-Nederland heeft afgelopen week het beroep van Fauna4Life, Animal Rights en Faunabescherming tegen de ontheffing van de provincie Utrecht om ’s nachts vossen te beheren bij weidevogelgebieden en agrarische bedrijven gegrond verklaard.

De rechtbank concludeert dat de algemene vrijstelling voor het doden van de vos onbevoegd in de Regeling Natuurbescherming is opgenomen, hierdoor zijn ook de verleende ontheffingen onvoldoende onderbouwd en mag in de provincie Utrecht de vos zowel overdag als ’s nachts tot nader order niet meer mag worden bejaagd. Zie de hieronder de volledige uitspraak van de Rechtbank Midden Nederland van 16-02-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:552

Dit is een rampzalige uitspraak voor onder andere de weidevogels in Utrecht. De NOJG en alle andere betrokken organisaties zoals de KNJV en de Faunabeheereenheden zijn nu in afwachting van nadere reactie van de minister van Natuur en Stikstof  en politiek Den Haag over deze (mogelijke) formele weeffout in regeling natuurbescherming.


ECLI:NL:RBMNE:2022:552

Instantie

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak 16-02-2022

Datum publicatie 22-02-2022

Zaaknummer UTR 21/1854 en UTR 21/2143

Rechtsgebieden Omgevingsrecht

Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – meervoudig

Inhoudsindicatie

Wet natuurbescherming, ontheffing voor nachtelijk afschot van vossen. De rechtbank verklaart de Regeling natuurbescherming onverbindend, voor zover daarin een algemene vrijstelling voor het doden van vossen is opgenomen. Een bepaling in een ministeriële regeling moet uitdrukkelijk berusten op een wet of een algemene maatregel van bestuur en die ontbreekt.

Verder is ontoereikend gemotiveerd dat ontheffingverlening nodig is om schade aan Freilandbedrijven en weidevogels te voorkomen. Vernietiging van de beslissing op bezwaar en schorsing van de ontheffing in afwachting van een nieuw besluit.

 

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht zaaknummers: UTR 21/1854 en UTR 21/2143

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 februari 2022 in de zaak tussen Stichting De Faunabescherming, gevestigd in Amstelveen,

(gemachtigde: mr. B.N. Kloostra)

Stichting Fauna4life, gevestigd in Amstelveen,

Stichting Animal Rights, gevestigd in Den Haag

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, verweerder

(gemachtigden: mr. M.C. de Smidt en mr. V.A.C. de Gier).

Ook heeft als partij aan het geding deelgenomen:

Stichting Faunabeheereenheid Utrecht, gevestigd in Renswoude

(gemachtigde: J. Nuissl).

Inleiding

  1. In de provincie Utrecht komen vossen voor. De vos is een predator (natuurlijke vijand) van onder meer weidevogels en kippen. Deze zaak gaat over de ontheffing die gedeputeerde staten aan de faunabeheereenheid hebben verleend om ’s nachts vossen af te schieten in weidevogelgebieden en bij agrarische bedrijven die vrije-uitloopkippen houden (‘Freilandbedrijven’). De stichtingen zijn het daar niet mee eens.
  2. Met het besluit van 13 augustus 2020 (het primaire besluit) hebben gedeputeerde staten de ontheffing verleend. Met het besluit van 30 maart 2021 (het bestreden besluit) hebben gedeputeerde staten als beslissing op de bezwaren van de stichtingen de ontheffing op twee punten aangepast. De stichtingen hebben daartegen beroepen ingesteld. Gedeputeerde staten hebben een verweerschrift ingediend en de stichtingen hebben daarop gereageerd.
  3. De zaak is behandeld op de zitting van 14 december 2021. Stichting De Faunabescherming heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De stichtingen Fauna4life en Animal Rights hebben zich laten vertegenwoordigen door [A] , voor Animal Righs bijgestaan door [B] . Gedeputeerde staten en de faunabeheereenheid hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Het oordeel van de rechtbank

  1. De rechtbank oordeelt in deze zaak dat de landelijke vrijstellingslijst onverbindend is, omdat de wet aan de minister geen bevoegdheid geeft om die lijst in een ministeriële regeling op te nemen, zoals wel is gebeurd. Het gevolg hiervan is dat de algemene vrijstelling van het verbod om de vos te doden niet geldt en dat de verleende ontheffing in volle omvang moet worden getoetst aan alle wettelijke vereisten. De uitkomst van die toetsing door de rechtbank is dat voor zowel weidevogelgebieden als voor Freilandbedrijven onvoldoende is onderbouwd dat het doden van vossen nodig is en dat er geen goede alternatieven zijn.
  2. Gedeputeerde staten moeten een nieuw besluit nemen op de bezwaren van de stichtingen. Als zij de verleende ontheffing in stand willen laten dan moeten zij beter onderbouwen dat aan de wettelijke criteria wordt voldaan. In de tussentijd wordt de ontheffing geschorst.
  3. Hierna volgen de overwegingen waarin de rechtbank haar oordelen motiveert.

Overwegingen

Algemene vrijstelling en ontheffingsmogelijkheden

  1. Deze zaak wordt beheerst door de bepalingen uit de Wet natuurbescherming (Wnb), het Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb).
  2. De vos is een in het wild levend zoogdier waarvoor een wettelijk verbod tot opzettelijk doden geldt.1 Van dit verbod kan ontheffing worden verleend, als er geen andere bevredigende oplossing is en als wordt voldaan aan een van de wettelijke noodzakelijkheidscriteria.2 Een dergelijke ontheffing kan ook worden verleend ten behoeve van de beperking van de omvang van de vossenpopulatie.3 De vos is in het Bnb aangewezen als soort die niet in zijn voortbestaan wordt bedreigd of dat gevaar loopt, en die in het gehele land schade veroorzaakt.4 In de Rnb is een algemene vrijstelling opgenomen voor het doden van vossen.5 Verder geldt een wettelijke beperking voor het doden met gebruikmaking van een geweer in de nacht.6 Ook van dit verbod kan ontheffing worden verleend.7

Grondslag ontheffing en standpunten partijen

  1. De ontheffing is in deze zaak verleend voor het doden van de vos én voor het beperken van de vossenpopulatie én voor het doden met gebruikmaking van een geweer in de nacht. In de ontheffing van 13 augustus 2020 wordt namelijk verwezen naar alle drie deze grondslagen voor ontheffingverlening: artikel 3.10, tweede lid, artikel 3.17, eerste lid en artikel 3.26, derde lid, van de Wnb. Aan hun besluitvorming hebben gedeputeerde staten ten grondslag gelegd dat er geen andere bevredigende oplossing is en dat een ontheffing nodig is in het belang van de bescherming van de wilde flora of fauna, namelijk in het belang van de bescherming van weidevogels, en daarnaast om ernstige schade aan veehouderijen, namelijk Freilandbedrijven, te voorkomen. Om te onderbouwen dat aan deze voorwaarden voor ontheffingverlening is voldaan verwijzen gedeputeerde staten in het bestreden besluit primair – en in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie – naar de aanwijzing van de vos in het Bnb en naar de algemene vrijstelling uit de Rnb. Volgens gedeputeerde staten volgt daaruit al dat ontheffingverlening nodig is om schade te voorkomen, en dat er geen andere bevredigende oplossing is. Subsidiair motiveren gedeputeerde staten de noodzaak en het ontbreken van alternatieven – nog steeds in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie – door te verwijzen naar rechtspraak over eerdere ontheffingen en naar het faunabeheerplan. In het verweerschrift zijn gedeputeerde staten hier aanvullend dieper op ingegaan.
  2. De stichtingen vinden de motivering in het bestreden besluit onvoldoende om de ontheffing op te kunnen baseren. Zij voeren aan dat niet is aangetoond dat vossen zorgen voor ernstige schade op Freilandbedrijven door dode kippen, dat vossen ook niet de hoofdoorzaak zijn van de slechte staat van de weidevogels en dat er bovendien alternatieven zijn voor het afschieten van vossen. Ook de aanvullende motivering van gedeputeerde staten uit het verweerschrift vinden de stichtingen onvoldoende.

De betekenis van de algemene vrijstelling

  1. De rechtbank stelt voorop dat de algemene vrijstelling uit de Rnb voor het doden van de vos niet beperkt is tot de dag, en dat daaronder dus ook het doden van vossen in de nacht valt. Als reeds de algemene vrijstelling geldt, is het verlenen van ontheffing voor het doden van vossen niet meer nodig. Om ’s nachts vossen af te mogen schieten zou dan alleen nog een ontheffing nodig zijn van het verbod op het doden met gebruikmaking van een geweer in de nacht. Voor die ontheffing op grond van artikel 3.26, derde lid, van de Wnb gelden geen specifieke vereisten, zodat gedeputeerde staten daar een grotere mate van beleidsruimte hebben dan bij ontheffingverlening op grond van artikel 3.10, tweede lid, van de Wnb met de bijbehorende vereisten over noodzaak en alternatieven.
  2. In het licht hiervan is voor de door gedeputeerde staten verleende ontheffing en de toetsing daarvan door de rechtbank bepalend of op de algemene vrijstelling kan worden teruggevallen. Op de zitting is dit met partijen besproken. De rechtbank heeft daarin aanleiding gezien om de geldigheid van de aanwijzing van de vos in het Bnb en van de algemene vrijstelling te beoordelen. Dat doet zij bij wijze van exceptieve toetsing.

TOELICHTING

Wat is exceptieve toetsing?

Bij exceptieve toetsing toetst de bestuursrechter, in het kader van een beroep tegen een besluit, de rechtmatigheid van het wettelijk voorschrift waarop het besluit is gebaseerd aan hoger recht of algemene rechtsbeginselen. De exceptieve toetsing kan ertoe leiden dat de rechter een niet door de formele wetgever gegeven voorschrift buiten toepassing moet laten, of onverbindend verklaart, als dit voorschrift in strijd is met een hogere regeling. Gevolg is dan dat het besluit waartegen beroep is ingesteld vernietigd kan worden. Exceptieve toetsing is dan ook een manier om van de bestuursrechter – ondanks de uitsluiting van bestuursrechtelijk beroep tegen avv’s in artikel 8:3, lid 1 Awb – een oordeel te krijgen over de rechtmatigheid van avv’s.

Wat zijn de gevolgen van exceptieve toetsing?

Exceptieve toetsing kan verstrekkende gevolgen hebben voor de regelgever en de uitvoeringspraktijk. Als gevolg van exceptieve toetsing kan een wettelijke regeling door de bestuursrechter onderbindend worden verklaard.

Grenzen exceptieve toetsing

Tot nu toe is het vaste rechtspraak dat de bestuursrechter terughoudend moet zijn bij het toetsen van avv’s aan hogere regelgeving of algemene rechtsbeginselen. De regelgever moet weliswaar alle verschillende belangen die betrokken zijn bij een avv zorgvuldig tegen elkaar afwegen, maar het is niet aan de bestuursrechter om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de in het geding zijnde belangen te wegen of naar eigen inzicht vast te stellen. De rechter hoedt zich ervoor om op de stoel van de regelgever te gaan zitten en pleegt het gebruik van de beoordelingsvrijheid van de regelgever dan ook met de nodige terughoudendheid te toetsen.

De precieze grenzen die de rechter bij exceptieve toetsing aanhoudt zijn echter niet in de rechtspraak uitgekristalliseerd. Gelet op de mogelijk verstrekkende gevolgen van een exceptieve toetsing bestaat hier in de praktijk wel behoefte aan. Waarschijnlijk heeft de Afdeling om die reden aan de staatsraad advocaat-generaal gevraagd om hierover zijn licht te laten schijnen. Daarbij zal ook het in de rechtsliteratuur veel gevoerde debat over de wenselijkheid van een sterkere rechtsbescherming tegen de grote hoeveelheid (uitvoerings)regelgeving ongetwijfeld een rol hebben gespeeld (zie onder meer het VAR preadvies 2015 van prof. dr. E.M.H. Hirsch Balling ‘Dynamiek in de bestuursrechtspraak’ en de VAR preadviezen 2016 van prof. mr. W.J.M. Voermans ‘Besturen met regels volgens de regels’ en prof. mr. R.J.B. Schutgens ‘Rechtsbescherming tegen algemene regels: tijd om de Awb te voltooien’).

De rechtbank oordeelt daarover als volgt.

 De algemene vrijstelling voor de vos is onverbindend

  1. De wetgever heeft in de Wnb een bevoegdheid opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur soorten van, onder meer, in het wild levende zoogdieren aan te wijzen die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in het gehele land schade veroorzaken.8 Vervolgens heeft de wetgever ten aanzien van dergelijke, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten, aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (inmiddels: de minister voor Natuur en Stikstof) de bevoegdheid gegeven om een vrijstelling van het verbod om te doden te geven.9

De wettelijke systematiek is dus dat soorten eerst worden aangewezen in een algemene maatregel van bestuur, en dat vervolgens door de minister een algemene vrijstelling wordt verleend voor het doden van die soorten.

  1. Voor wat die eerste stap betreft is de hiervoor beschreven systematiek dus gevolgd, met de aanwijzing van de vos in artikel 3.1 van het Bnb als algemene maatregel van bestuur.

De rechtbank overweegt dat bij de totstandkoming van deze aanwijzing is overwogen dat aan de criteria daartoe is voldaan, waarbij is verwezen naar diverse rapporten en onderzoeken, onder andere over faunaschade en predatie bij weidevogels.10 In het licht hiervan vindt de rechtbank dat niet kan worden gezegd dat in het Bnb onvoldoende is gemotiveerd dat de vos in het gehele land schade veroorzaakt of dat die conclusie in redelijkheid niet juist is. De rechtbank acht de aanwijzing van de vos in het Bnb rechtmatig.

  1. De minister heeft voor het doden van de vos vervolgens echter geen vrijstellingsbesluit genomen zoals de wet voorschrijft, maar heeft die vrijstelling in artikel 3.1 van de Rnb opgenomen.

Een bepaling in een ministeriële regeling moet echter uitdrukkelijk berusten op een wet, of een algemene maatregel van bestuur die op zijn beurt dan op de wet moet berusten. Doorgaans blijkt dit uit de formulering “bij ministeriële regeling kan…”. Die formulering staat niet in de Wnb of het Bnb ten aanzien van de algemene vrijstelling voor soorten die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in het gehele land schade veroorzaken. De rechtbank oordeelt dan ook dat noch de Wnb, noch het Bnb een dergelijke uitdrukkelijke grondslag geeft.

  1. De rechtbank wijst daarbij op het verschil met de tot 1 januari 2017 geldende regeling uit de toenmalige Flora- en faunawet. Ook die regeling gaf een bevoegdheid tot het aanwijzen van soorten in een algemene maatregel van bestuur,11 maar bepaalde vervolgens uitdrukkelijk dat bij ministeriële regeling kon worden toegestaan dat de grondgebruiker ten aanzien van die soorten verboden handelingen verrichtte, waaronder het doden.12

De rechtbank heeft in de geschiedenis bij de totstandkoming van de Wnb geen verklaring kunnen vinden voor deze wijziging in de systematiek rondom de algemene vrijstelling. Gedeputeerde staten en de faunabescherming hebben er op de zitting terecht op gewezen dat met de overgang van de Flora- en faunawet geen beleidswijzigingen zijn beoogd. Dat betekent echter niet dat de bevoegdheid tot het geven van een ministeriële regeling kan worden ‘ingelezen’ in de Wnb. Dat zou zich niet verhouden tot het vereiste dat een ministeriële regeling uitdrukkelijk moet berusten op een door of krachtens de wetgever gegeven bevoegdheid.

  1. De conclusie is dat de algemene vrijstelling voor het doden van de vos onbevoegd in de Rnb is opgenomen. De rechtbank verklaart deze bepaling – artikel 3.1, tweede lid, van de Rnb – onverbindend ten aanzien van de vos. Het gevolg daarvan is dat een ontheffing enkel voor het gebruik van het geweer in de nacht onvoldoende is voor het op die wijze mogen doden van vossen in de nacht. Een ‘zwaardere’ ontheffing op grond van artikel 3.10, tweede lid, van de Wnb is vereist.

Motivering gebrekkig, maar later aangevuld

  1. Dat de algemene vrijstelling uit de Rnb onverbindend is betekent vervolgens ook dat de primaire motivering van gedeputeerde staten – de verwijzing naar de algemene vrijstelling – geen stand kan houden. Dat de vos wel rechtmatig in het Bnb is aangewezen betekent bovendien nog niet dat gedeputeerde staten bij het verlenen van een ontheffing alleen maar daarnaar hoeven te verwijzen om te onderbouwen dat afschot van vossen nodig is. Daartoe is van belang dat als criterium voor de aanwijzing geldt het “in het gehele land veroorzaken van schade”, wat niet gelijk is te stellen met de criteria “ernstige schade aan veehouderijen” en “bescherming van flora en fauna” als reden waarvoor de ontheffing in dit geval is verleend. De rechtbank oordeelt bovendien dat de subsidiaire motivering in het licht van het uitgebreide en daaraan tegengestelde advies van de bezwaarschriftencommissie te beperkt is om te onderbouwen dat aan de vereisten over noodzaak en alternatieven wordt voldaan. Het bestreden besluit heeft een motiveringsgebrek.
  2. Zoals gezegd zijn gedeputeerde staten in het verweerschrift uitgebreider ingegaan op de criteria voor ontheffingverlening. De stichtingen hebben daarop beide gereageerd en de standpunten van partijen zijn op de zitting besproken. In het licht van haar taak om het geschil zo veel mogelijk definitief te beslechten zal de rechtbank deze standpunten daarom toetsen, en beoordelen of gedeputeerde staten de ontheffing alsnog voldoende kunnen motiveren. De rechtbank zal daarvoor zowel voor de Freilandbedrijven als voor de weidevogels per geval beoordelen of aan het noodzakelijkheidsvereiste is voldaan. Daarbij kan de aanwijzing van de vos in het Bnb wel een eerste aanknopingspunt zijn. Vervolgens zal de rechtbank voor beide gevallen beoordelen of er andere bevredigende oplossingen zijn voor afschot.

Is afschot nodig om ernstige schade aan Freilandbedrijven te voorkomen?

  1. Gedeputeerde staten willen de ontheffing verlenen om ’s nachts ernstige schade aan Freilandbedrijven te voorkomen. Met inachtneming van de beoordelingsruimte die zij bij de invulling van het begrip ‘ernstige schade’ hebben oordeelt de rechtbank dat zij op basis van de gegevens uit het verweerschrift in redelijkheid niet tot de conclusie kunnen komen dat aan dit criterium wordt voldaan. Hoewel op zichzelf niet in geschil is dat er bij de Freilandbedrijven enige vorm van schade is, door kippen die een prooi worden van vossen, is onvoldoende onderbouwd dat dit als ernstige schade voor deze bedrijven moet worden aangemerkt. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat niet duidelijk is wat de omvang van de schade precies is: hoeveel kippen ’s nachts een prooi worden is niet exact bekend. Bovendien is ook onduidelijk wat het aandeel van de vos daarin is. Er zijn immers ook andere prooidieren ’s nachts actief. Gedeputeerde staten zullen ten minste een motivering moeten kunnen geven met een indicatie van de hoeveelheid kippen die op Freilandbedrijven ’s nachts aan de vos ten prooi vallen.
  2. Daar komt bij dat evenmin inzichtelijk is wat een aan de vos ten prooi gevallen kip betekent voor een gemiddeld Freilandbedrijf. Het is nodig om in te gaan op de omzet van deze bedrijven en op de bijdrage daaraan per kip, om invulling te kunnen geven aan het begrip ernstige schade. Want ook als duidelijk wordt dat er iedere nacht kippen worden gedood door vossen, wil dat nog niet per definitie zeggen dat dat ernstige schade oplevert. Het is aan gedeputeerde staten om dit beter te onderbouwen en om daarbij invulling te geven aan hun beoordelingsruimte bij het criterium “ernstige schade aan veehouderijen”.

Zijn er andere bevredigende oplossingen voor Freilandbedrijven?

  1. Als alternatieve oplossing voor afschot hebben partijen het in de eerste plaats gehad over de mogelijkheid en het nut van rasters rond de buitenverblijven. Volgens gedeputeerde staten is een raster geen goed alternatief, waarbij zij zich baseert op stukken van de organisatie BIJ12, die namens de provincies faunaschade afhandelt, en op oudere stukken van het Faunafonds die daarmee voorheen belast was. Deze stukken verwijzen uiteindelijk terug naar de afweging die het Faunafonds in 2004 heeft gemaakt en die in die tijd door rechtbanken redelijk is gevonden. Het Faunafonds heeft toen verwezen naar berekeningen waaruit blijkt dat de jaarlijkse kosten van een vossenwerend raster tussen de 10 en 35% bedraagt van de arbeidsopbrengst van een bedrijf.
  2. In de stukken en op de zitting is verder gesproken over het ’s nachts ophokken van kippen dat op Freilandbedrijven altijd plaatsvindt. Gedeputeerde staten hebben toegelicht dat dit met een geautomatiseerd systeem gebeurt, waarbij het niet te voorkomen is dat er altijd enkele kippen ’s nachts buiten de stal blijven die vervolgens een prooi van de vos kunnen worden.
  3. De rechtbank vindt de informatie over de vossenwerende rasters gedateerd en te algemeen. De betreffende berekeningen uit 2004 zelf zijn niet verstrekt en dus niet controleerbaar. Daarnaast kan niet zonder meer gezegd worden dat de kosten voor het plaatsen en in stand houden van een raster enerzijds en de arbeidsopbrengst van Freilandbedrijven anderzijds onverkort hetzelfde zijn als vijftien jaar geleden. De rechtbank overweegt verder dat partijen het erover eens zijn dat het ophokken met het geautomatiseerde systeem gevergd kan worden van de Freilandbedrijven. Of rasters en ophokken andere bevredigende oplossingen zijn is echter afhankelijk van de uitkomst van de nadere motivering die gedeputeerde staten moeten geven over de invulling van het begrip ernstige schade in relatie tot de kippen die buiten blijven en een prooi kunnen worden. Hoe goedkoper het raster is in relatie tot de bedrijfsomzet, hoe eerder gezegd kan worden dat dit een andere bevredigende oplossing is. Dat geldt ook voor het ophokken: hoe minder kippen gemiddeld het ophokken ontlopen, en hoe minder de bijdrage per kip is aan de omzet van het bedrijf, des te eerder gezegd kan worden dat het ophokken op deze wijze een andere bevredigende oplossing is. Dit hangt hier dus samen met het criterium van de ernstige schade.

Is afschot nodig om weidevogels te beschermen?

  1. Gedeputeerde staten willen de ontheffing ook verlenen in het belang van de bescherming van weidevogels. Het gaat niet goed met de weidevogels: al jaren is sprake van een afname van de populatie. Dit komt onder andere door verandering van het landschap, intensivering van de landbouw, en volgens gedeputeerde staten ook door predatie door de vos. Omdat het aantal weidevogels is afgenomen, maar het aantal predatoren niet, neemt de relatieve predatiedruk toe. Onder verwijzing naar het faunabeheerplan en verschillende onderzoeken stellen gedeputeerde staten dat de vos in de nachtelijke uren de belangrijkste predator is van legsels en kuikens. Volgens gedeputeerde staten volgt uit gegevens van de faunabeheereenheid dat meer afschot leidt tot een hoger percentage uitgekomen legsels. Dat betekent dat nachtelijke afschot van de vos effectief is. Afname van predatie door de vos leidt niet direct tot toename van predatie door de hermelijn of de wezel, zoals de stichtingen stellen. In het verweerschrift zijn grafieken opgenomen waarmee gedeputeerde staten inzichtelijk hebben willen maken dat er een duidelijke relatie bestaat tussen afschot en nestsucces. Deze grafieken zijn opgesteld door de faunabeheereenheid op basis van de beschikbare gegevens die worden bijgehouden in een databank. Op de zitting is toegelicht dat gepredeerde eieren en kuikens worden onderzocht. Als vastgesteld kan worden welke predator daar verantwoordelijk voor was, dan wordt dit in de juiste categorie predator in de databank opgenomen. Er is ook een categorie onbekend, voor de gevallen waarin de predator niet kan worden vastgesteld.
  2. De stichtingen vinden dat de noodzaak ook met deze aanvullende motivering niet is aangetoond. Volgens de stichtingen blijkt uit onderzoeken juist dat de vos maar een klein aandeel heeft in (kuiken)predatie. Zij betwisten dat predatie een belangrijke reden is van de achteruitgang van de weidevogelstand. Deze achteruitgang wordt veroorzaakt door de intensivering van de landbouw, waardoor het bestrijden van de vos niet wezenlijk zal bijdragen aan het broedsucces van de weidevogels. Bij afschot van de vos zijn er bovendien andere predatoren die de rol van de vos zullen overnemen.
  3. Wat partijen hier verdeeld houdt is ten eerste de vraag welke invloed predatie heeft op de slechte stand van de weidevogelpopulatie, en ten tweede welk aandeel de vos heeft in die predatie. De rechtbank oordeelt dat met de in het verweerschrift opgenomen grafieken onvoldoende inzichtelijk is gemaakt dat een toename van het aantal gedode vossen een hoger percentage uitgekomen legsel tot gevolg heeft. Bij dit oordeel betrekt zij dat de brongegevens die ten grondslag liggen aan deze grafieken ontbreken. Als deze brongegevens wel bekend zouden zijn, dan is de vraag welk gewicht daaraan toegekend kan worden, omdat de gegevens mede zijn gebaseerd op bevindingen van vrijwilligers die mogelijk niet in alle gevallen de juiste predator zullen herkennen. Ook de verwijzing van gedeputeerde staten naar het faunabeheerplan, het Actieplan Weidevogels en het onderzoek van Sovon13 vindt de rechtbank onvoldoende onderbouwing voor het standpunt dat afschot van vossen noodzakelijk is het belang van de bescherming van weidevogels. Uit deze stukken kan niet worden afgeleid dat een toename van het aantal gedode vossen tot een afname van het predatiepercentage leidt. Evenmin kan uit de stukken worden opgemaakt dat het evident is dat de vos één van de oorzaken is van de slechte weidevogelstand. Er zijn wel aanknopingspunten die in die richting wijzen, maar daar worden in de stukken ook kritische kanttekeningen bij geplaatst.

Zijn er andere bevredigende oplossingen voor weidevogelgebieden?

  1. De rechtbank overweegt dat het criterium dat geen andere bevredigende oplossing bestaat, samenhangt met het noodzakelijkheidsvereiste. Het doel van de ontheffing, de bescherming van weidevogels, moet immers als uitgangspunt genomen worden bij beoordeling van de vraag of daarvoor andere bevredigende oplossingen bestaan. Het hiervoor gegeven oordeel over de motivering van de noodzaak van het doden van vossen, houdt in dat de relatie tussen de predatie door vossen en de noodzakelijke bescherming van weidevogels nog onduidelijk is. De rechtbank zal in het licht van dit oordeel niet ingaan op de vraag of er andere bevredigende oplossingen bestaan. Bij de Feilandbedrijven ligt dit anders, omdat daar duidelijk is dat de vos kippen doodt en een ander wettelijke criterium aan de ontheffing ten grondslag ligt.

Moet de verstoring van weidevogels beoordeeld worden?

  1. Stichting De Faunabescherming betoogt dat gedeputeerde staten ten onrechte niet hebben beoordeeld of weidevogels zullen worden verstoord door de jacht op vossen.
  2. De rechtbank oordeelt dat de gevolgen voor weidevogels buiten het bereik van de ontheffingsprocedure voor het doden van vossen vallen. De rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) kent een vaste lijn over het vraagstuk van (gestelde) samenloop van het overtreden van verboden bij soortenbescherming. Deze lijn houdt in dat de diersoorten waarvoor de ontheffing is aangevraagd bepalend zijn voor de omvang van het geschil. Het bevoegd gezag moet op basis van de aanvraag besluiten en de diersoorten waarvoor geen ontheffing is gevraagd, kunnen in de bezwaarfase, in beroep of in hoger beroep niet worden beoordeeld.14 In dit geval is de door de faunabeheereenheid gevraagde ontheffing beperkt tot de vos. Omdat voor beschermde weidevogels geen ontheffing is gevraagd, kunnen de gevolgen van het doden van vossen op de weidevogels in deze procedure niet beoordeeld worden. De vraag of beschermde weidevogels mogelijk worden verstoord door de jacht op vossen, kan in een handhavingsprocedure aan de orde gesteld worden.

Conclusie en verdere afdoening

  1. De algemene vrijstelling uit de Rnb is onverbindend, waardoor voor het afschieten van vossen in de nacht een ontheffing op grond van artikel 3.10, tweede lid, van de Wnb is vereist. De verleende ontheffing is gebrekkig gemotiveerd met de primaire verwijzing naar die algemene vrijstelling en de subsidiaire verwijzing naar eerdere besluiten en rechtspraak. De beroepen zijn gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd omdat het in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
  2. Een dragende motivering over de noodzaak van ontheffingverlening volgt ook niet uit het verweerschrift en de toelichting daarop, zodat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kan laten.
  3. Gelet op deze uitkomst ziet de rechtbank geen reden om de beroepsgrond van Stichting De Faunabescherming over de ontoereikende motivering van het gebruik van geluiddempers, kunstlicht en lokvoer te bespreken.
  4. Het is onzeker of gedeputeerde staten een ontheffing voor het nachtelijke afschieten van vossen op Freilandbedrijven en in weidevogelgebieden alsnog toereikend kunnen motiveren. Dat is afhankelijk van nader onderzoek naar schade en alternatieven. De uitkomst ligt daarmee nog te veel open. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een tussenuitspraak te doen waarbij gedeputeerde staten de gelegenheid krijgen om via een bestuurlijke lus het gebrek te herstellen.
  5. Gedeputeerde staten moeten na de vernietiging door de rechtbank opnieuw beslissen op de bezwaren van de stichtingen. Daarvoor geldt de reguliere beslistermijn voor bezwaarschriften.
  6. De met het primaire besluit verleende ontheffing blijft in beginsel gelden in afwachting van de nieuwe beslissing van gedeputeerde staten. Uit deze uitspraak volgt echter dat die ontheffing gebrekkig is en het is zoals gezegd onzeker of die gebreken zijn te herstellen. In het licht daarvan weegt de rechtbank het belang van de stichtingen bij het voorkomen van afschot van vossen als beschermde diersoort zwaarder dan het belang van gedeputeerde staten en de faunabeheereenheid bij het voorkomen van schade bij Freilandbedrijven en in weidevogelgebieden.

De rechtbank ziet daarin aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij het primaire besluit wordt geschorst tot zes weken na de te nemen nieuwe beslissing op de bezwaarschriften. Dat betekent dat er tot die tijd geen gebruik mag worden gemaakt van de ontheffing.

  1. Om de bij deze procedure betrokken partijen maar ook anderen voor te lichten wijst de rechtbank nog op het volgende. De onverbindendverklaring door de rechtbank werkt jegens een ieder en is niet beperkt tot deze zaak. De onverbindendverklaring van de algemene vrijstelling voor het doden van de vos betekent dat het doden van vossen zonder ontheffing niet is toegestaan, niet overdag en ook niet ’s nachts.

Griffierecht en proceskostenveroordeling

  1. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat gedeputeerde staten aan de stichtingen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
  2. Stichting De Faunabescherming krijgt een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.518,-.
  3. Stichting Fauna4life en Stichting Animal Rights hebben verzocht om vergoeding van reiskosten voor het bijwonen van de zitting. Deze reiskosten komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 41,40.

Beslissing

De rechtbank

  • -verklaart de beroepen gegrond;
  • -vernietigt het bestreden besluit van 30 maart 2021;
  • -schorst het primaire besluit van 13 augustus 2020 tot zes weken na de datum van de nieuwe beslissing op de bezwaarschriften;
  • -veroordeelt gedeputeerde staten in de proceskosten van Stichting De Faunabescherming tot een bedrag van € 1.518,-;
  • -veroordeelt gedeputeerde staten in de proceskosten van Stichting Fauna4life en Stichting Animal Rights tot een bedrag van € 41,40;
  • -draagt gedeputeerde staten op het betaalde griffierecht van € 360,- aan Stichting De Faunabescherming te vergoeden én € 360,- aan de Stichting Fauna4life en Stichting Animal Rights.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, en mr. K. de Meulder en

  1. A. Rademaker, leden, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is uitgesproken op 16 februari 2022 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

griffier voorzitter

 




Bunzing en vossen besmet met vogelgriep

20-JAN-2022 – In Zuid-Holland is een bunzing aangetroffen met de zeer ziekmakende vogelgriepvariant H5N1. Elders in Nederland blijken ook vossen besmet te zijn met het virus, zo blijkt uit onderzoek van het Dutch Wildlife Health Centre, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en Wageningen Bioveterinary Research. 

Op 8 januari 2022 werd bij Dirklandse Sas op het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee een bunzing (Mustela putorius) aangetroffen die zich zeer vreemd gedroeg. Het dier draaide ongecontroleerd met haar kop en was volledig gedesoriënteerd. Zulk gedrag wijst vaak op een aandoening aan het zenuwstelstel. De bunzing werd per dierenambulance overgebracht naar Vogelklas Karel Schot in Rotterdam, een opvangcentrum voor wilde vogels en zoogdieren. Omdat de symptomen zeer hevig waren, werd daar besloten het dier na 24 uur te euthanaseren en haar verder lijden te besparen. Dergelijke neurologische symptomen komen ook voor bij watervogels die ziek zijn van vogelgriep. Daarom werd besloten de dode bunzing in het lab van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) te laten testen.

Vogelgriep

Uit de testresultaten kwam naar voren dat de bunzing inderdaad besmet was met de zeer ziekmakende vogelgriepvariant H5N1. Het virus werd aangetoond in de hersenen van het dier, maar monsters uit keel en endeldarm werden negatief getest. Er is momenteel een vogelgriepepidemie gaande onder wilde watervogels in Nederland en in het buitenland. In december werden grote aantallen dode kanoetstrandlopers langs de kust van de Waddenzee aangetroffen die positief testten op H5N1. Ook onder brandganzen en zwanen vallen veel slachtoffers, zoals in de Oostvaardersplassen, Friesland en Noord- en Zuid-Holland.

Ongecontroleerde bewegingen bij een bunzing met vogelgriep (Bron: Vogelklas Karel Schot)

Aasetende zoogdieren en vogels

Inmiddels is duidelijk dat ook wilde zoogdieren geïnfecteerd kunnen worden met H5N1. In mei 2021 werden er al besmette jonge vosjes (Vulpes vulpes) aangetroffen in Groningen. Afgelopen december werd opnieuw een zieke vos aangetroffen, nu in Zuid-Nederland. Vooralsnog gaat het om roofdieren die het virus vermoedelijk oplopen door het eten van besmette wilde vogels. Deze manier van besmetting is ook aangetoond bij roofvogels, zoals in 2015 bij een zeearend die vogelgriepvariant H5N8 bleek te hebben. Deze vogelgriepvariant is in de winter van 2020/2021 ook aangetoond bij buizerd, torenvalk en slechtvalk.

Voorzichtigheid is geboden – honden aan de lijn!

De nu aangetoonde gevallen van vogelgriep bij zoogdieren wijzen erop dat voorzichtigheid is geboden tijdens deze vogelgriepepidemie. Het is namelijk bekend dat ook honden en katten gevoelig zijn voor vogelgriep. Houd honden daarom uit voorzorg aan de lijn bij plekken waar dode (water)vogels kunnen liggen. Daarmee voorkomt u dat honden in aanraking komen met besmette, dode vogels. Voor wandelaars geldt dat direct contact met zieke en dode watervogels zoveel mogelijk vermeden moet worden.

Opruimen en melden zieke dieren

Kadavers van dieren blijven meestal in de natuur liggen, waarna aaseters de kadavers opruimen. Dat is echter niet verstandig bij door vogelgriep gestorven vogels. De aaseters die daarvan eten, kunnen ook zelf ziek worden. Voor het opruimen van kadavers heeft de NVWA daarom hygiëneprotocollen opgesteld voor terreinbeheerders en dierenambulances. Voor dierenhulporganisaties die te maken krijgen met zieke, nog levende dieren zijn handvatten gepubliceerd via Stichting Dierenlot. Signaleert u zelf zieke dieren? Meld dat dan bij de NVWA en houd rekening met het feit dat ook wilde zoogdieren vogelgriep kunnen hebben.

Meer informatie

Tekst: André De Baerdemaeker, Vogelklas Karel Schot; Margriet Montizaan, DWHC; Nancy Beerens, WBVR; Maurice La Haye, Zoogdiervereniging

Met dank aan Jolianne Rijks (DWHC), Marcel Spierenburg en Harry Rozendaal (NVWA).

Filmpje: Vogelklas Karel Schot

 




Vogelgriep bij vos vastgesteld in Noord-Brabant.

Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) heeft bij een vos uit Dorst in de provincie Brabant vogelgriep vastgesteld.

Het virus is getypeerd als hoog pathogene vogelgriep type H5N1. De vos werd begin december gevonden en vertoonde neurologische verschijnselen zoals rondjes lopen, omvallen en was waarschijnlijk blind. De vos werd opgevangen door een dierenopvang, en is daar wegens de ernstige verschijnselen geëuthanaseerd.

WBVR heeft vervolgens verder onderzoek gedaan naar de genetische samenstelling van het vossenvirus. Het virus lijkt erg op de virussen die werden gevonden bij besmette wilde vogels in Nederland. Het is daarom aannemelijk dat de vos besmet is geraakt door het eten van met vogelgriep besmette wilde vogels. Het bij de vos gevonden virus is niet verwant aan de zoönotische hoog pathogene aviaire influenza (HPAI) H5N1 stammen die in Azië ook mensen geïnfecteerd hebben.

Zoogdieren met vogelgriep

Infectie van vossen met H5N1 virus werd eerder aangetoond in twee vossenpups gevonden in Groningen in mei 2021. Ook elders in Europa zijn enkele H5N1-geïnfecteerde vossen, zeehonden en een otter gevonden. De genetische analyse van het vossenvirus heeft ook aangetoond dat dit virus een marker bevat die belangrijk is voor virusinfectie van zoogdieren. Vergelijkbare genetische markers werden ook gevonden in enkele virussen uit geïnfecteerde zoogdieren in andere landen. Er zijn echter meer genetische aanpassingen nodig voordat een vogelgriepvirus zich kan verspreiden tussen mensen.

Risico voor mensen is klein

De kans dat mensen besmet raken met vogelgriep is heel klein, en het risico voor de volksgezondheid wordt door het RIVM nog steeds ingeschat als laag. Het is belangrijk om alert te zijn op vossen en andere zoogdieren met neurologische verschijnselen die mogelijk worden veroorzaakt door vogelgriep. Daarbij wordt aangeraden om contact met zieke en dode vogels of andere dieren te vermijden. Dode vogels en andere wilde dieren kunnen worden gemeld bij de NVWA of bij Dutch Wildlife Health Centre (DWHC).

 




Vossenlintworm

De vossenlintworm is zeer gevaarlijk voor de lever bij een mens

Wat is vossenlintworm?vossenlintworm

De vossenlintworm is een kleine lintworm die vooral bij vossen kan voorkomen. Besmette dieren scheiden eitjes van de lintworm uit. De parasiet zelf en de eitjes zijn niet met het blote oog te zien. De vossenlintworm kan bij mensen een ernstige ziekte van de lever veroorzaken. Soms ook een ziekte van de longen, botten en hersenen. In Nederland komt ziekte door de vossenlintworm bij mensen zeer zelden voor.

Wat zijn de ziekteverschijnselen?

De meeste mensen worden na besmetting niet ziek. Als er wel ziekteverschijnselen ontstaan gebeurt dat meestal pas na jaren, soms na enkele maanden.

De parasieten vormen blaasjes met vocht en afhankelijk van de hoeveelheid en waar de blaasjes in het lichaam zitten kunnen er lichamelijke klachten ontstaan. Er kunnen klachten optreden zoals pijn rechts boven in de buik, misselijkheid, braken en geelzucht. Ook kan hoest en benauwdheid optreden.

Hoe kun je het oplopen en hoe kun je anderen besmetten?

De vossenlintworm komt voor bij vossen in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Oost- Frankrijk, België en Oost Europa. In Nederland is de vossenlintworm gevonden in vossen in de grensgebieden van Groningen en Limburg. Vossen, (jacht)honden en soms ook katten lopen de parasiet op door het eten van besmette knaagdieren. Wanneer mensen deze eitjes via de mond binnenkrijgen ontwikkelen zich wormpjes in de lever, soms ook in de longen of andere organen.

Mensen kunnen besmet raken met de eitjes van de vossenlintworm door hand-mondcontacten na contact met grond die door honden- of vossenpoep besmet is. Besmetting kan ook optreden door het eten van besmette bosvruchten zoals bosbessen, bramen, frambozen, valfruit of paddenstoelen. Bij regen kan de honden- of vossenpoep op de vruchten of struiken gespat zijn. De ziekte is niet besmettelijk van mens op mens.

Wie kunnen ziek worden en wie lopen extra risico?

Mensen die direct contact met vossen hebben in gebieden waar de ziekte voorkomt lopen risico op besmetting: landbouwers, jagers, boswachters, bosarbeiders en veldbiologen. Mensen die in risicogebieden ongewassen bosvruchten, paddenstoelen of valfruit eten lopen ook risico besmet te raken.

Welke maatregelen kun je nemen om vossenlintworm te voorkomen?

De hierna beschreven maatregelen gelden voor gebieden waar de vossenlintworm voorkomt;

  1. Was de handen goed na contact met aarde in natuur en tuin. Was en kook bosvruchten, paddenstoelen en valfruit voordat u ze eet. Omdat de eitjes goed bestand zijn tegen verhitting blijft er ook na verhitting enig risico bestaan bij het eten van bosvruchten en valfruit. Zorg dat groentetuinen omheind zijn, zodat vossen niet in contact komen met de groenten.
  2. Honden die bij vossenjacht worden ingezet moeten na afloop gedoucht worden.
  3. Ontworm ze elke 3 tot 4 weken met een speciaal antiwormmiddel.
  4. Als het nodig is een vos vast te pakken, doe dat dan alleen met handschoenen en bij voorkeur in de nek van de vos en nooit bij de achterpoten of staart omdat daar de kans op besmetting het grootste is.HCR met vos
Is vossenlintworm te behandelen?

Raadpleeg bij bovengenoemde klachten de huisarts. Om de ziekte vast te stellen worden bloed, lever en longen onderzocht.

De behandeling bestaat uit het operatief verwijderen van aangetast weefsel. Wanneer dat niet mogelijk is kunnen medicijnen worden voorgeschreven. Er ontstaat geen immuniteit tegen de ziekte. Zonder behandeling kunnen patiënten aan de ziekte overlijden.

Kan iemand met vossenlintworm naar kindercentrum, school of werk?

Vossenlintworm is niet van mens op mens overdraagbaar. Iemand die besmet is en zich goed voelt kan daarom gewoon naar kindercentrum, werk of naar school.

Wat doet de GGD?

Bij een ongewoon aantal gevallen van vossenlintworm kan de GGD onderzoek doen.en en/of voorlichting geven. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met de GGD.




Jachtwapens advertenties

TE KOOP:

Browning GTI Ultra Sport, Kaliber 12, bouwjaar 1991
Een zeer net en goed onderhouden wapen incl. wisselchokes (zie foto) bij interesse graag telefonisch contact opnemen

Mulder G
g.mulder1@outlook.com
06 20538058

05-05-2024

TE KOOP:

2 Stuks Hagelgeweer Fabrique National Herstal made in Belgium Special steel 12 ga shells 23/4
1x Skeet en 1x Trap.
Foto’s op aanvraag.

Dick van Rheenen
dvanrheenen@live.nl
06 10388130

21-04-2024

TE KOOP:

vanwege het beëindigen van het jagen, verkoop ik een mooie Beretta 682 sport met 4 wisselchokes. En een Anschuts kaliber .22

Wagemans Huub
R.wagemans@home.nl
046 485 3132

20-04-2024

TE KOOP:

– hagelgeweer merk Browning GTS, cal. 12, lopen 76 cm., wisselchokes en kunststof koffer. Prijs € 900,—
– kogelgeweer merk BSA  cal.  7 x 64 met zwenkmontage en richtkijker Zeiss 1,5 x 6 x 42. Prijs € 750,—
– hagelgeweer merk Arrieta cal. 12 side-by-side Engelse kolf. Mooi klassiek geweer. Prijs € 350,—

van den Berg Jan
bergloon@solcon.nl
06 53382167.

06-03-2024

TE KOOP:

Prachtige juxtaposé van het merk F.N. Kaliber 12.Boring erg nauw voor de perfecte schutter. Geweer is in perfecte staat en als nieuw de reden van de verkoop is dat ik er niet mee overweg kan. Voor verdere vragen mag u altijd bellen of mailen. Met vriendelijke groeten Peter.

Peter Weiden
p.weiden01@kpnmail.nl
06 82290877

20-02-2024

GEVRAAGD: 

Ik ben op zoek naar een  kogelgeweer Remington 700 kaliber  .30-06 Sprfd. Weet iemand wie er één op de plank heeft liggen, die de 700 niet gebruik en er vanaf wil, stuur mij een mailtje. Alvast bedankt.
20-02-2024

P.Kluft
p.kluft@planet.nl
06 30632550.

20-02-2024

TE KOOP:

FN Herstal. Prima geweer, kaliber 12, Vraagprijs  € 650,-

Johan winters
prive@johanwinters.eu
06 24863522

08-02-2024

TE KOOP:

Combinatiegeweer merk Heym.kaliber .22 magnum / Kal 16. incl richtkijker, Hawke endurance, 3x12x56. Heb er een paar dozen kogels en patronen bij. In goede staat, schiet zuiver. Ideaal voor vos, gans, kraai.

Olde Nordkamp G.
g_nordkamp@hotmail.com
06 41914163

03-02-2024




Nieuwsbrief FBE Limburg 2e kwartaal 2024

Limburg

Omgevingsvergunning (voorheen Ontheffing)

Per 1 januari jl. is de Omgevingswet in werking getreden.

Een ontheffing voor een activiteit die is verleend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt voortaan een omgevingsvergunning genoemd, als de activiteit onder de Omgevingswet vergunningplichtig is. Dit betekent dat alle vigerende ontheffingen voortaan Omgevingsvergunning genoemd gaan worden. Inhoudelijk verandert er niets: u mag de omgevingsvergunning met dezelfde voorschriften precies zo gebruiken als toen het nog een ontheffing genoemd werd.

 

Wijzigingen Omgevingsvergunningen:

  1. Met ingang van 6 februari 2024 is het in Limburg niet langer verplicht om Honden (niet zijnde lange honden) aangelijnd te houden als men Vossen beheert ter bescherming van Hamster, Patrijs of Weidevogel met de Omgevingsvergunning Vos Predatorenbeheer Soortenbescherming 2021-36.
  • Voorschrift 11 van deze provinciale ontheffing is gewijzigd inzake de definitie voor honden, om duidelijker te maken dat er nooit zogeheten lange honden gebruikt mogen worden;
  • Voorschrift 12 t.b.v. de aanlijnplicht van honden is in zijn geheel komen te vervallen.
  1. Met ingang van 29 november 2023 is de Omgevingsvergunning Konijn Graafschade 2023-03 gewijzigd naar aanleiding van een Kort Geding uitspraak.
  • Voorschrift 1 geeft nu aan dat de ontheffing enkel nog kan worden ingezet in het kader van openbare veiligheid en het algemeen belang ter voorkoming van bestrijding van schade of overlast aan dijklichamen en andere infrastructurele werken en bij de aanwezigheid van leidingen.

De inzetbaarheid van deze ontheffing die wij op voorhand al hadden voor schade of overlast aan industrieterreinen of sportvelden komt hiermee te vervallen.

Er kan nog wél een omgevingsvergunning voor Konijn op Sportvelden worden aangevraagd, alleen zal daar dan een uitgebreide aanvraag per locatie voor moeten worden opgesteld door de aanvrager. Deze aanvraag zal dan voor deze specifieke locatie alleen moeten worden ingediend bij de provincie.

  1. Met ingang van 23 februari 2024 is de Omgevingsvergunning Vos Graafschade 2023-04 gewijzigd naar aanleiding van een Kort Geding uitspraak:
  • Voorschrift 1 geeft nu aan dat de ontheffing enkel nog kan worden ingezet in het kader van openbare veiligheid en het algemeen belang ter voorkoming van bestrijding van schade of overlast aan dijklichamen en andere infrastructurele werken en bij de aanwezigheid van leidingen.

Schade of overlast aan industrieterreinen komt hiermee te vervallen;

  • Voorschrift 15 t.b.v. de aanlijnplicht van honden is in zijn geheel komen te vervallen.
  1. Met ingang van 9 april 2024 is de Omgevingsvergunning Bever 2021-35 gewijzigd.
  • Voorschrift 20: het kaliber is gewijzigd van .22 Magnum naar een iets lichter kaliber .22 LR.

 

Werkwijzen

De volgende werkwijzen zijn aangepast en vastgesteld door het bestuur van de FBE:

  • Werkwijze uitvoeringsschema machtiging Verwilderd Damhert
  • Werkwijze Doorschrijving Omgevingsvergunning Gas-, Lucht- en Veerdrukwapens

Al de werkwijzen van de FBE zijn via een link te vinden op de website https://limburg.faunabeheereenheid.com/algemeen/werkwijzen/

Monitoring

Op 6 april jl. heeft de landelijke voorjaarstelling plaatsgevonden. Wij willen iedereen die hieraan heeft deelgenomen hartelijk bedanken voor zijn of haar inzet.

Wij verzoeken alle WBE’s, voor zover men dat nog niet gedaan heeft, de telgegevens in FRS te registreren vóór 1 mei a.s. Zodra alle gegevens zijn verwerkt zullen deze worden gepubliceerd op de website van de FBE.

Waarnemingen zoogdieren

Aanvulling Nieuwsbrief 1e kwartaal 2024

Vanaf dit jaar verzoeken wij u waarnemingen van bijzondere zoogdieren (dus niet de zoogdieren die al geteld worden op basis van onze telplannen zoals Haas, Konijn, Ree) zodra u ze heeft gezien het hele jaar door te registreren op https://waarneming.nl/.

Voorgaande jaren konden een aantal bijzondere zoogdieren (zoals Muntjak, Wasbeerhond, Nerts, Verwilderde kat, Beverrat, Muskusrat) gedurende het gehele jaar in een telplan in FRS worden geregistreerd. Echter werden deze waarnemingen soms ook op de site van waarneming.nl geregistreerd. Om verwarring en dubbeltellingen te voorkomen, hebben wij gekozen voor 1 meldpunt.

De bedoeling is dat men dit niet gaat bundelen, maar direct zodra men een van deze zeldzame waarnemingen doet, men dit gaat melden op waarneming.nl, liefst met foto of camerabeelden ter validatie erbij.

Er kan dan eventueel direct actie op ondernomen worden (gericht beheer op bijvoorbeeld Muntjak).

Een uitzondering hierop zijn waarnemingen van Wasberen. Melden doet men via het Nationale Wasberenmeldpunt van de Zoogdiervereniging (https://www.zoogdiervereniging.nl/wat-we-doen/monitoring/wasberenmeldpunt).

Voor de Wolf wordt ook apart gevraagd een melding te maken op het Nationale Wolvenmeldpunt (https://wolvenmeldpunt.geowebonline.nl/vertigisstudio/web/?app=aad9a5e4006645398cd  4432b0b0a7e0f).

 

Kalender:

1 april

Tweede Paasdag FBE kantoor gesloten

27 april

Koningsdag FBE-kantoor gesloten

vóór 1 mei

Registratie voorjaarstelling in FRS

9 mei

Hemelvaart FBE-kantoor gesloten

20 mei

2e Pinksterdag FBE kantoor gesloten

20 juli

Zomertelling ganzen

*vóór 15 augustus

Registratie zomertelling ganzen in FRS

 




Overgang  naar zomertijd gevaarlijk voor mens en dier

In de nacht van 30 tot 31. Maart 2024 worden de horloges omgezet naar de zomertijd, dan is het belangrijk om extra alert te zijn op de weg, vooral in de schemering wanneer wilde dieren actiever zijn.

De overgang van donker naar licht kan leiden tot meer aanrijdingen met dieren zoals reeën, wilde zwijnen, vossen en andere wilde dieren. Deze dieren zijn niet gewend aan de verandering in onze rijtijden en kunnen daardoor onverwachts de weg oversteken.

Ongevallen met wilde dieren kunnen in het ergste geval fataal zijn en jaarlijks veel schade aan eigendommen veroorzaken.

Bovendien zijn chauffeurs potentieel onoplettend, velen veroorzaken slaap in het “verdwenen” uur van de slaap. Zelfs een licht verlaagde reactiesnelheid verlengt echter de reactiesnelheid aanzienlijk.

Om ongelukken te voorkomen, is het verstandig om je snelheid aan te passen, meer afstand te houden en alert te zijn op mogelijke risico’s. Denk eraan dat een botsing met een dier niet alleen rampzalig is voor het dier, maar ook levensgevaarlijk kan zijn voor jou als automobilist.

Wees voorzichtig en probeer uitwijken te vermijden, aangezien dit vaak leidt tot ernstige ongelukken. Laten we samen zorgen voor de veiligheid van zowel de dieren als onszelf op de weg.

De NOJG beveelt aan, vooral voorzichtig en vooruit-waarnemend gericht te rijden.

  • Waar bos is, is ook wild: vooral ’s avonds en in de vroege ochtenduren op landwegen met veel vegetatie langs de kant van de weg: om voet van het gas te zijn en altijd klaar te zijn voor het remmen.
  • Een ree en zeker een hert komt zelden alleen: als je dieren langs de weg ontdekt, moet je verwachten daar er ook andere dieren van een sprong of roedel onderweg zijn.
  • Bovendien moet men zich niet in valse veiligheid wanen door bijvoorbeeld het gedrag van herten. Zelfs als het dier zogenaamd de auto heeft opgemerkt, is het geen garantie dat hij niet voor de auto springt.
  • Toeteren en uitschakelen van het groot licht kan het dier verjagen, terwijl hierbij juist risicovolle ontwijkende manoeuvres moeten worden vermeden.



Aangewezen invasieve Exoten – Unielijst

Invasieve uitheemse soorten vormen een van de voornaamste bedreigingen voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten, in het bijzonder in geografisch en evolutionair geïsoleerde ecosystemen, zoals kleine eilanden.

 

Waarom zijn invasieve exoten schadelijk?

Invasieve exoten komen in Nederland terecht door menselijke acties. Dit kan bewust of per ongeluk zijn. Sommige exoten voelen zich prima thuis in hun nieuwe omgeving. Ze vestigen zich in onze natuur en kunnen zich hier snel voortplanten en verder verspreiden.

Bovendien kunnen invasieve uitheemse soorten ook aanzienlijke nadelige gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid en de economie. Alleen levende soorten, en onderdelen die zich kunnen voortplanten, vormen een bedreiging voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten, de menselijke gezondheid of de economie, en alleen deze derhalve moeten worden onderworpen aan de beperkingen van de EU verordening.
 
De EU heeft deze regels opgesteld om schade door invasieve exoten te voorkomen, waaronder de Unielijst met verboden soorten. Overtredingen van deze regels kunnen leiden tot inbeslagname van dieren of planten en boetes. Controles worden uitgevoerd door instanties als de NVWA, Douane, politie en Openbaar Ministerie.
 
De provincies hebben een landelijke opdracht om de op de Unielijst voorkomende soorten zoveel mogelijk te beperken, waarvoor zij dan omgevingsverordening en de daaraan gekoppelde omgevingsvergunningen kunnen afgeven als opdracht aan de Faunabeheereenheden
 
Na de introductie van invasieve uitheemse soorten zijn maatregelen voor de vroegtijdige detectie en snelle uitroeiing ervan van cruciaal belang om te voorkomen dat de invasieve uitheemse soorten zich vestigen en verspreiden.
De meest doeltreffende en kosteneffectieve maatregel bestaat er vaak in de gehele populatie zo snel mogelijk uit te roeien, zolang het aantal exemplaren nog beperkt is. Indien het niet haalbaar is de populatie uit te roeien of de kosten voor de uitroeiing niet opwegen tegen de sociale, economische en milieuvoordelen op lange termijn, moeten maatregelen worden genomen om de populatie in te dammen en te beheersen. De beheersmaatregelen moeten evenredig zijn met de gevolgen voor het milieu en voldoende rekening houden met de biogeografische en klimatologische omstandigheden in de betrokken lidstaat.
 
Voorkomen moet worden dat de beheersmaatregelen nadelige gevolgen hebben voor het milieu alsook voor de menselijke gezondheid. De in sommige gevallen noodzakelijk geachte uitroeiing en beheersing van sommige invasieve uitheemse diersoorten kan bij de dieren pijn, spanning, angst of andere vormen van lijden veroorzaken, zelfs wanneer de beste technische middelen worden gebruikt. Daarom moeten de lidstaten en marktdeelnemers die betrokken zijn bij de uitroeiing, de beheersing of de indamming van invasieve uitheemse soorten, de nodige maatregelen nemen om de dieren tijdens het proces alle vermijdbare pijn, spanning, en lijden te besparen, waarbij zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de beste praktijken ter zake, bijvoorbeeld de Richtsnoeren inzake dierenwelzijn van de Wereldorganisatie voor diergezondheid. Niet-letale methoden moeten in overweging worden genomen en alle genomen maatregelen moeten de gevolgen voor andere dan de doelsoorten tot een minimum beperken.

 

Regels invasieve exoten die voor een ieder gelden in Nederland

Verordening Invasieve Uitheemse Soorten.

De EU onderzoekt welke soorten de meeste schade veroorzaken. Daarna stemt de EU af welke soorten op de Unielijst moeten komen. De lijst wordt regelmatig aangevuld met nieuwe soorten. Soorten op de Unielijst mag u niet:

  • houden als u de soort kreeg nadat deze op de Unielijst kwam,
  • vervoeren,
  • in-, uit- of doorvoeren binnen de EU, ook niet onder douanetoezicht,
  • kweken, telen of laten voortplanten,
  • verhandelen,
  • gebruiken of ruilen, of
  • vrijlaten.

Vervoert u de soort om het dier of de plant uit te roeien? Dat mag wel. Zorg er wel voor dat de soort niet kan ontsnappen of zich kan verspreiden.

Voor dierentuinen die dieren opvangen met een maatwerkvoorschrift voor invasieve uitheemse soorten gelden aparte regels. Bekijk hiervoor Dierentuinen. Vangt u invasieve exoten op? Bekijk dan Opvangcentrum voor beschermde dieren en invasieve exoten.

 

Welke soorten staan er op de Unielijst?

U vindt de Unielijst op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Er komen regelmatig nieuwe soorten op deze lijst.

Amerikaanse Voseekhoorn

De Amerikaanse Voseekhoorn is groter en zwaarder dan de Europese Rode Eekhoorn en de Grijze Eekhoorn. De Eekhoorn heeft een kleurvariatie van gemêleerd grijs met gelige tot roestbruine onderdelen of donker tot zwart gemêleerd met een zilverkleurige buik en een witte snuit. Het dier weegt 500– 1350 gram en heeft een kop-romp lengte van 26-37 cm en een staartlengte van 20-33 cm.

Voseekhoorn

Grijze eekhoorn

De Grijze Eekhoorn heeft een grijze rugvacht met bruine vlekken en een grijswitte buik. De Eekhoorn heeft een lange pluimstaart met meerkleurige haren, waardoor de staart een lichte buitenrand krijgt. Het dier lijkt op de gewone eekhoorn, maar is groter en zwaarder en heeft nauwelijks tot geen oorpluimpjes. In de winter is de vacht grijzer en dikker en is de achterkant van de oren licht gekleurd. Het dier weegt 510-752 gram, heeft een kop-romp lengte van 23-28 cm en een staartlengte van 20-24 cm.

 
Grijze eekhoorn

Heilige ibis

De Heilige Ibis is een grotendeels witte ibis met een zwarte kop, zwarte nek, zwarte poten en zwarte vleugeluiteinden. Er is geen verschil tussen de seksen. Het dier is 65-89 cm groot en heeft een spanwijdte van 112-124 cm en een gewicht van 1,5 kg.

heilige Ibis

Huiskraai

De Huiskraai lijkt erg op de Kauw, maar heeft een langere snavel en meer grijs op de hals en de buik. De Huiskraai is ook groter dan de Kauw en heeft in al zijn kleden een zwart oog. Het dier is 37-42 cm groot en heeft een spanwijdte van 68-80 cm. Het dier weegt 245-371 gram.

Indiaanse huiskraai

Indische mangoeste

Lijkt qua lichaamsbouw op een marterachtige. De kop is spits met kleine oren en de vacht is bruin. De haren hebben afwisselend een donkere en lichte band, wat een vlekkerig uiterlijk geeft. De kop-romp lengte is 30-52 cm en de staart 21-32 cm. De dieren wegen 500-1000 gram. De mannetjes worden groter en zwaarder dan de vrouwtjes.

mangoeste- grondeekhoorn

 

Klein hert met een gemiddelde schouderhoogte van 50 cm en een gewicht van 9-18 kg. De vacht is in de zomer kastanjebruin, maar naar de buik toe iets lichter. In de winter wordt de vacht donkerbruin en worden de poten bijna zwart. De Muntjak heeft een witte spiegel, die door de voor een hertachtige vrij lange staart bedekt wordt. Hindes hebben een vliegervormige donkere vlek op het voorhoofd, die overgaat in een donkere streep over de rug. Bokken hebben meer een V-vorm, die loopt over de hoog uitstekende rozenstokken. Hieraan zit een kort gewei met maximaal een kleine vertakking. Muntjaks hebben ook twee opvallende sets met geurklieren, waarvan de klieren in de binnenste ooghoeken goed zichtbaar zijn. Als laatste zitten in de bovenkaak scherpe hoektanden die net buiten de lippen uitsteken.

Nijlgans

Nijlganzen zijn grijsbruin met roodbruine bovendelen. Op de borst zit een donkere vlek, en de Nijlgans heeft een opvallende donkere vlek rondom het oog. De vleugels zijn zwart met groenglanzende uiteinden en een groot wit vlak. De poten zijn roze en lang. Mannetjes en vrouwtjes zien er hetzelfde uit. Het dier weegt 1,5-2,2kg.

geese, nature, birds

Pallas eekhoorn

De Pallas’ eekhoorn is iets groter dan de Rode eekhoorn. De vacht is olijfgroen tot bruin en de buik is oranjerood. De Pallas’ eekhoorn heeft een lange staart, die bijna de helft van het lichaam van het dier in beslag neemt. De eekhoorn heeft een kom-romplengte van 20-26 cm en een staartlengte van 16-20 cm. Het dier weegt 280-420 gram.

Rode neusbeer

De staart van de Rode neusbeer lijkt door de ringen op die van de Wasbeer. De heeft echter een veel langere snuit en oranje tot roodachtig bruine vachtkleur. Qua formaat kan het dier vergeleken worden met een vos, maar dan met kortere poten. De kop-romplengte is 43-58 cm en de staart 42- 55 cm. Het dier weegt 2-7 kg, waarbij de mannetjes groter en zwaarder worden dan de vrouwtjes.

rode neusbeer- coati

Rosse stekelstaart

Mannetjes zijn in de zomer kastanjebruin met witte wangen, een zwarte kruin en een lichtblauwe snavel. In de winter lijkt de eend meer op de vrouwtjes, maar houdt het zijn zwart-witte koppatroon. De vrouwtjes en juveniele eenden zijn rossig bruin met donkerbruine kruin, zwarte snavel, lichtbruine wangen met daarin een donkerbruine horizontale streep. Het dier weegt 310-800 gram.

Siberische grondeekhoorn

De Siberische grondeekhoorn is aanzienlijk kleiner dan de rode eekhoorn en heeft een bruingrijze of zandkleurige vacht met op de bovenzijde vijf zwartbruine lengtestrepen. De middelste streep loopt van het achterhoofd tot de staartwortel. De staart is lang, grijsachtig en pluimig en de oren steken duidelijk uit. De kop-romplengte is 12-17 cm en de staart 8-11 cm en weegt 50- 150 gram.

siberische grond-eekhoorn

Thaise eekhoorn

De Thaise eekhoornook wel Finlaysonklappereekhoorn genoemd, kent vele ondersoorten met een grote variatie in kleur. De dieren die in Italië voorkomen hebben meestal een olijfbruine rug, een kaneelkleurige staart en een scherpe lijn tussen de donkere rug en de (geel)witte tot lichtgrijs/geel gekleurde buik. De dieren zijn circa 19 cm lang (zonder staart) en wegen ongeveer 280 gram. De Thaise eekhoorn heeft geen oorpluimen.
De Thaise eekhoorn is door het kleurpatroon en het ontbreken van oorpluimen te onderscheiden van de inheemse eekhoorn (Sciurus vulgaris).

Roodbuikbuulbuul (Pycnonotus cafer)

De roodbuikbuulbuul is een ongeveer 21 cm lange vogel met bruine veren. De kop is zwart en heeft een kuif, de onderbuik is lichtgrijs. Onder de staart bevindt zich een rode vlek, waaraan de vogel zijn naam te danken heeft. Mannetjes kunnen iets langer worden (tot 23 cm), maar lijken verder op vrouwelijke dieren.
De roodbuikbuulbuul lijkt enigszins op de roodoorbuulbuul (P. jocosus) maar deze heeft een witte buik en wangen en een rode vlek achter de ogen.

Treurmaina

De Treurmaina ook wel herdermaina, Indische maina of treurspreeuw is een bruine vogel van zo’n 23-26 cm groot. Hij heeft een zwarte kop, een gele snavel, gele poten en een kale, gele plek rondom de ogen. Op de vleugels zitten grote witte plekken, die vooral zichtbaar zijn als hij vliegt. De Treurmaina kan mensen napraten, waardoor dit een populaire volièrevogel is. Het dier weegt 120-140 gram.
In de landen buiten de EU waar de vogel zich gevestigd heeft, is de impact op de biodiversiteit groot; er is met name een negatief effect op andere vogelsoorten door predatie van eieren en nestjongen, door competitie om onder andere voedsel en nestgelegenheid en door overdracht van parasieten en ziekten.

Acridotheres- Treurmaina
Wasbeer

De wasbeer is een opvallend roofdier. Hij heeft een schouderhoogte van ca. 35 cm en is inclusief staart 70 tot 85 cm lang. Een volwassen wasbeer weegt tussen de 5 – 10 kg. Kenmerkend voor de wasbeer zijn het zwarte masker en de 4 tot 7 zwarte staartringen. Wasberen zijn actief in de schemer en de nacht.
In Nederland vertonen twee soorten een oppervlakkige gelijkenis met de wasbeer: de wasbeerhond (Nyctereutes procyonoides). Beide soorten zijn ook grijzig, met een zwart-wit gezichtsmasker, maar bij beide soorten ontbreken de zwarte staartringen. Daarnaast heeft de wasbeerhond een langere, ‘rommelige’ vacht en maakt hij dus een plompere indruk.

Wasbeerhond

De Wasbeerhond is een hondachtige met korte poten en een gedrongen lijf. Het dier is ongeveer zo groot als een Vos. De Wasbeerhond heeft een herkenbare zwart-witte tekening op de brede kop en de bakkebaarden. De langharige vacht is beige-bruinachtig met zwarte vlekken op de rug en flanken. Zijn poten zijn donkerbruin en hij heeft een volle, éénkleurige staart zonder ringen (zoals een Wasbeer wel heeft). Het dier heeft een kop-romplengte van 50-72 cm en een staartlengte van 12-22 cm en weegt 5-8 kg.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 




Jachtseizoenen in Nederland

Jacht en wat de regels en voorwaarden hiervoor zijn.

De geopende jachtseizoenen voor de hieronder genoemde wildsoorten kan lopen van 15 augustus tot en met 31 januari. Gedurende deze geopende periodes mogen jagers op deze soorten jagen, mits zij in het bezit zijn van een geldige omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit (jachtakte) en beschikken over een jachtveld dat voldoet aan de eisen van art 11.76 Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL).

Een omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit wordt afgegeven door de politie en is alleen verkrijgbaar voor mensen die aan bepaalde criteria voldoen, zoals het volgen van een jachtopleiding en het behalen van een jachtexamen.

De jacht op deze wildsoorten is aan strikte regels gebonden. Zo is het bijvoorbeeld verboden om te jagen binnen een straal van 125 meter rondom woningen, campings, scholen, industrieterreinen, begraafplaatsen en andere drukbezochte plaatsen. Daarnaast gelden er beperkingen voor het gebruik van bepaalde jachtmiddelen, zoals kunstlicht en geluiddempers.

Ten slotte is er nog de schadebestrijding, waarbij het jagen op andere diersoorten dan de wildsoorten is toegestaan. Deze vorm van jagen mag alleen plaatsvinden als er sprake is van schade of te verwachte schade aan gewassen, eigendommen of de openbare- of verkeersveiligheid. Hiervoor is toestemming nodig van de overheid of provincie en de toestemming grondgebruiker(s).

Het jachtseizoen en de andere vormen van jacht hebben als doel te streven naar een evenwichtige en redelijke wildstand, tussen enerzijds het behoud en de instandhouding van de diersoorten op de wildlijst en anderzijds het voorkomen van schade aan landbouwgewassen en andere eigendommen. Hierbij staat duurzaamheid en verantwoordelijkheid centraal. Dit betekent dat jagers actief moeten bijdragen aan het behoud van de wildpopulaties door populatiebeheer uit te voeren.

De Rijksoverheid, Faunabeheereenheden en wildbeheereenheden en hun jachthouders werken samen om dit te waarborgen en maken afspraken op basis van tellingen en onderzoek naar de wildpopulaties door hiervoor Faunabeheerplannen op te stellen, die door de provincie dient goedgekeurd te worden.

Het jachtseizoen in Nederland is een gereguleerd proces waarbij zorgvuldig wordt omgegaan met de natuur en de belangen van landbouwers, natuurbeheerders en andere belanghebbenden. Door deze samenwerking en het opvolgen van de regels en voorwaarden, wordt gestreefd naar een evenwicht tussen menselijke activiteiten en de bescherming van flora en fauna.

Wanneer er gejaagd worden en op welke diersoorten?

Het is belangrijk om op te merken dat dit overzicht slechts een ruwe indicatie is en dat de exacte regels kunnen verschillen per provincie en per jaar. Raadpleeg altijd de lokale wildbeheereenheid of provinciale faunabeheereenheid voor de meest actuele informatie.

Populatiebeheer kan bestaan uit het selectief bejagen van bepaalde individuen van de populatie om de populatiegrootte op een gewenst niveau te houden. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat oudere of zwakkere dieren worden bejaagd, waardoor de populatie gezond en vitaal blijft. Daarnaast kan het bejagen van bepaalde soorten helpen bij het verminderen van schade aan gewassen of eigendommen of verkeersveiligheid.

Kortom, de wet verplicht jagers in Nederland om in hun jachtvelden te streven naar een ‘redelijke wildstand’ voor diersoorten op de nationale wildlijst. Dit betekent dat jagers verantwoordelijk zijn voor het behoud en beheer van deze soorten, met als doel een evenwicht te creëren tussen behoud en het voorkomen van schade.

Wildsoorten en hun jachtseizoenen:

  • Haas jachtseizoen vanaf 15 oktober t/m 31 december.
    • In Limburg, Utrecht en Groningen is door de Minister dit gesloten i.v.m. te lage stand.
  • Konijnen jachtseizoen: 15 augustus – 31 januari
    • Door de Minister van LNV voorlopig dit gesloten i.v.m. te lage stand.
    • Konijnen kunnen echter wel het hele jaar door worden bejaagd bij schade of te verwachten schade.
  • Fazanten: jachtseizoen van 15 oktober en 31 januari.
    • Fazanthen 15 okt t/m 31 december en
    • Fazanthaan vanaf 15 oktober t/m 31 januari.
  • Wilde eenden: jachtseizoen van 15 augustus t/m 31 januari.
  • Houtduif: jachtseizoen van 15 oktober t/m 31 januari

Landelijk aangewezen vergunningvrije gevallen;

Deze zijn aangewezen in een ministeriële regeling, kunnen jaarrond bij schade of te verwachten schade bestreden worden;

  • Houtduif,
  • Konijn,
  • Zwarte kraai,
  • Kauw,
  • Vos en
  • Canadese gans:

Overige diersoorten;

Op basis van een omgevingsvergunning of provinciale aangewezen vergunningvrije gevallen zoals:

  • Grauwe gans,
  • Kolgans en
  • Brandgans.

Deze kunnen jaarrond in bepaalde provincies bejaagd worden bij schade of te verwachten schade.

Er kan ook een sluiting zijn in de broedperiode (grofweg maart – eind juni) ook kennen provincies gesloten periodes in de winter.


Grofwild:

grofwild soorten in Nederland

  • Reeën: de jacht op reeën is beperkt in Nederland. Het aantal en het tijdstip van de jacht kan variëren per provincie, maar in de meeste gevallen zijn;
    • de reebokken vanaf 1 april t/m 30 november en
    • de reegeiten vanaf 1 oktober tot en met 31maart.
  • Wilde zwijnen: de jacht op wilde zwijnen is ook geregeld per provincie en kan variëren in tijdstip en regels. In de aangewezen beheergebieden Veluwe en het Meinweggebied en Meerlebroek in Limburg zijn er beheertijden en in de rest van Limburg en Noord-Brabant geldt een nul-optie en kunnen ze het gehele jaar door bejaagd worden. Over het algemeen zijn er bepaalde beperkingen en quota, dit is apart geregeld per provincie.
  • Edelherten: 1 augustus t/m 15 februari, de jacht op edelherten is voornamelijk beperkt tot bepaalde gebieden in Nederland, zoals de Veluwe. De jachtperiode kan variëren per provincie, maar meestal is dit van september tot februari.
  • Damherten: 1 augustus t/m 15 februari, de jacht op damherten is vergelijkbaar met die van edelherten en is meestal beperkt tot specifieke gebieden. De jachtperiode kan variëren per provincie.

Het is belangrijk om te benadrukken dat de jacht in Nederland onder strikte regels en voorschriften plaatsvindt, met als doel het beheersen en handhaven van een gezonde wildpopulatie en het voorkomen van schade aan gewassen en ecosystemen. De exacte regels en vergunningen voor de jacht zijn te vinden in het Faunabeheerplan van elke provincie.


Exoten die invasief zijn aangemerkt op de Unielijst kunnen in opdracht van de provincie bestreden worden: zie Aangewezen invasieve exoten Unielijst

 




Belangrijke stap voor dierenwelzijn bij Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

 


Links op de foto: Willem van der Steeg – Hoogheemraad Dierenwelzijn
Rechts op de foto: Luuk Massop – Adviseur Watergangen en Ecologie

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft onlangs een belangrijke stap gezet in het beschermen van grote dieren tegen verdrinking; de eerste grote Fauna Uittrede Plaats (FUP) is gerealiseerd nabij Oudewater aan de Hollandsche IJssel. Hoewel we al kleine FUP’s integreren in de oevers, betekent deze grote FUP een verbetering voor het welzijn van grotere dieren.

Investeren in dierenwelzijn

Willem van der Steeg, Hoogheemraad Dierenwelzijn: “De gekozen locatie voor deze FUP in Oudewater is strategisch gelegen in een zogenaamde ‘groene zone.’ Dat betekent dat bijvoorbeeld reeën hier proberen het water over te steken. Watergangen met een hoge kade vormen vaak een obstakel voor deze dieren. Een hoge kade maakt het voor veel dieren onmogelijk om weer veilig aan land te komen, met helaas verdrinking tot gevolg. De kleine en grote FUP zijn speciaal ontworpen om dit probleem aan te pakken. Zo helpen we kleinere dieren zoals eenden, amfibieën, konijnen en watervogelkuikens maar ook grotere dieren zoals reeën, dassen, wilde zwijnen, vossen en marterachtigen. Binnen mijn rol ben ik erg enthousiast dat het waterschap ook investeert in dierenwelzijn. Zo gaat het verbeteren van de kade en dierenwelzijn hand in hand.”

Natuurvriendelijke oevers

Luuk Massop, Adviseur Watergangen en Ecologie: “Om verdrinking van dieren te voorkomen, kunnen we het beste natuurvriendelijke oevers aanleggen. Bij oevers wordt er gestreefd naar een zo flauw mogelijke overgangszone tussen water en land. Een natuurvriendelijke oever is vanuit het waterschap het meest wenselijk, omdat dieren dan makkelijker de kant op kunnen klimmen. Een natuurvriendelijke oever is alleen niet altijd mogelijk. Delen van de Hollandsche IJssel vragen om een stabielere oeverconstructie, vanwege recreatie, de aanwezige stroming en boten die zorgen voor een sterke golfslag. Een stabiele kade is hier noodzakelijk om instorting of afzwakking van de oever tegen te gaan. Bij deze oeverconstructies worden steeds vaker FUP’s gerealiseerd om verdrinking van dieren tegen te gaan.”

Vaarbreedte Hollandsche IJssel

De FUP wordt beheerd en onderhouden door HDSR en is zo ontworpen dat het niet ten koste gaat van de vaarbreedte van de Hollandsche IJssel. Om dit te realiseren is een stuk grond beschikbaar gesteld door een bewoner. De duurzame aanpak laat zien dat goed waterbeheer samen gaat met dierenwelzijn.

Bron: Hoogheemraadschap ‘ De Stichtse Rijnlanden”




Minister Van der Wal maakt kennis met het werk van jagers in natuurgebied bij Nijkerk

NIJKERK – Minister Christianne van der Wal (VVD, Natuur en Stikstof) heeft deze week met eigen ogen kunnen zien wat jagers bijdragen aan biodiversiteit en optimalisering van de leefgebieden van kwetsbare diersoorten.

Tijdens een werkbezoek aan de Arkemheenpolder bij Nijkerk kreeg ze uitleg over onder andere ganzenbeheer en het belang van het gebruik van de wildtellingen van jagers.

Het werkbezoek was georganiseerd door de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG), de Jagersvereniging en de Federatie Particulier Grondbezit (FPG). Jagers zijn met hun kennis en kunde van het buitengebied een onmisbare schakel in het agrarisch natuurbeheer.

De minister maakte tijdens haar tocht door de velden kennis met een aantal zaken die voor haar compleet nieuw waren. Zo kwam ze tot de ontdekking dat jagers met hun kennis en kunde van het buitengebied een onmisbare schakel vormen in het agrarisch natuurbeheer. 

Weidevogels

Terwijl ze met een verrekijker verschillende weidevogels, eenden en ganzen spotte, werd de minister door o.a. landelijk NOJG-voorzitter René Leegte bijgepraat over de bescherming van kwetsbare soorten tegen een veelheid aan roofdieren. ,,De Arkemheenpolder is een prachtig gebied zoals het is. Goed om eens in de praktijk te zien hoe jagers zich inzetten voor faunabeheer en het in stand houden van dit natuurgebied”, constateerde ze na afloop.

Eén van de verantwoordelijkheden die jagers op zich nemen is het plaatsen van broedkorven. Deze veilige nestplaatsen voor onder meer de wilde eend, zorgen ervoor dat zij hun eieren veilig kunnen uitbroeden. Kraaien, reigers, vossen en andere roofdieren kunnen er niet bij.

Minister Van der Wal ging enthousiast met Willem Schimmelpenninck, directeur van de Jagersvereniging, te water om een broedkorf te plaatsen. ,,Dit is ook wat jagers doen. En dat is ook de reden van mijn bezoek: met eigen ogen zien wat jagers kunnen betekenen voor de balans in het veld.”

Bevolkingsgroei

Minister Van der Wal werd verder bijgepraat over de tellingen van jagers. Daarover is op dit moment onder jagers en natuurbeschermers veel te doen. Zo heeft de bevolkingsgroei van de afgelopen tientallen jaren (alleen al in de gemeente Nijkerk is het aantal inwoners sinds 1994 met 30 procent toegenomen) een enorme impact gehad op de natuur, maar is in de faunabeheerplannen onvoldoende rekening gehouden met dat gegeven.

Doordat er meer gebouwd is, is er bijvoorbeeld minder plaats voor dieren, zoals de haas. Maar het betekent niet per definitie dat het ook slecht gaat met de hazen in de agrarische gebieden rond Nijkerk, zo werd tijdens het bezoek van de minister onderstreept.

Dat laatste past precies in de gesprekken die de NOJG en de Jagersvereniging op dit moment voeren met de minister, aldus René Leegte. ,,De wereld verandert voortdurend en toch houden we vast aan allerlei criteria die niet meer passen bij de doelen die we met z’n allen hebben. Het is goed als dat gegeven onderdeel van de discussie wordt.”

 




Provincie Utrecht werkt aan nieuw faunabeleid

DD: 7 november 2023

 

Mensen, dieren en planten leven met en naast elkaar, ook in de provincie Utrecht. Soms botsen hun belangen. Zo kunnen dieren bijvoorbeeld schade veroorzaken aan de natuur en landbouwgewassen of een gevaar zijn voor de verkeersveiligheid.

Om ervoor te zorgen dat er ook in de toekomst een goede balans is tussen het behoud van dieren en het beperken van schade en overlast die zij kunnen veroorzaken, heeft de provincie een ontwerp Omgevingsprogramma Faunabeleid en Monitoring (OFM) opgesteld.

Nijlganzen

De belangrijkste reden voor het nieuwe kader zijn gerechtelijke uitspraken. Deze eisen dat duidelijker wordt of de inzet van preventieve (niet-dodende) maatregelen en afschot de schade aan de natuur, gewassen en andere

locaties daadwerkelijk vermindert. Om aan die eis te kunnen voldoen, zullen er meer data verzameld moeten worden. Daarnaast is beter inzicht in de staat van instandhouding van soorten nodig en moet er daarom in de toekomst beter gemonitord worden.

Zienswijze op het ontwerp

Het ontwerp-OFM, inclusief de nota van beantwoording, ligt van november tot 18 december 2023 ter inzage. In deze periode kan iedereen een zienswijze indienen op het ontwerp. Gedeputeerde Mirjam Sterk (Natuur en

Landbouw) roept op om hier zeker gebruik van te maken. “Met dit faunabeleid willen we ervoor zorgen dat bepaalde dieren zoals ganzen, vossen en herten niet in hun voortbestaan worden bedreigd, maar dat de schade en

de overlast die zij kunnen veroorzaken tegelijkertijd beperkt blijft. Als provincie vinden we het belangrijk om hierbij vooral gebruik te maken van preventieve, niet- dodende, maatregelen. Het spreekt voor zich dat wij

openstaan voor de ideeën, wensen en zorgen van alle betrokken partijen zodat we samen kunnen komen tot een toekomstbestendig beleid.”

De vier stappen in het nieuwe beleid

Het nieuwe faunabeleid omvat vier opeenvolgende stappen om schade en overlast te voorkomen.

  1. De eerste stap is beschermen; voor soorten die niet in een gunstige staat van instandhouding verkeren, wordt geen vergunning meer verleend voor schadebestrijding.
  2. Daarna volgt preventie; de schade wordt beperkt met niet-dodende maatregelen. Denk hierbij bijvoorbeeld het aantrekkelijk of juist onaantrekkelijk maken van bepaalde gebieden of aan verjagende middelen zoals drones en vogelverschrikkers. Als alleen preventie niet voldoende is, volgt
  3. de derde stap: preventie en afschot. Dit houdt in dat er een vergunning kan worden aangevraagd voor verjaging met ondersteuning van afschot.
  4. En tot slot is er de mogelijkheid voor populatiebeheer en afschot. Dat wil zeggen dat voor soorten waarvan aangetoond kan worden dat het terugdringen in aantal nodig is vanwege ecologische en/of maatschappelijke belangen, populatiebeheer wordt toegestaan. Het gaat hier om soorten zoals grauwe gans, ree en damhert.
Het OFM zal naar verwachting in februari 2024 vastgesteld worden door Gedeputeerde Staten.

 




Moties bejaagbaarheid soorten is geen verrassing voor jagers

De Tweede Kamer heeft afgelopen dinsdag drie moties aangenomen die betrekking hebben op de bejaagbaarheid van verschillende diersoorten in Nederland.

Twee daarvan kunnen positief worden uitgelegd. De derde motie van Akerboom (PvdD) over het schrappen van soorten die in hun voortbestaan worden bedreigd van de landelijke vrijstellingslijst kwam niet als een verrassing gezien de uitspraak van de Raad van State in Noord-Holland eind april in een procedure tegen het goedkeuringsbesluit Faunabeheerplan Algemene soorten 2017-2023 FBE Noord-Holland, waarin zij oordeelde dat zowel de landelijke als de provinciale vrijstellingen in het faunabeheerplan van de provincie onvoldoende zijn onderbouwd.

Motie PvdD

De motie waarin zonder meer gesteld wordt dat de dieren die op de landelijke vrijstellingslijst staan in hun voort bestaan bedreigd worden of gevaar lopen, dit naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dat deze in de lijst vermelde diersoorten, houtduif, zwarte kraai en kauw, konijn en vos niet voldoende onderbouwd is om aan de eisen van de Natuurbeschermingswet te voldoen. Daarmee zou de landelijke vrijstellingslijst niet langer van toepassing mogen zijn.

Geen gevolgen

De PvdD suggereert in haar motie dat meerdere diersoorten op de landelijke vrijstellingslijst in hun voorbestaan bedreigd zouden worden. Dit is voor alle soorten op de vrijstellingslijst pertinent onjuist.

Enkel het konijn staat op de Rode Lijst als zijnde ‘gevoelig’. Dit is de meest lichte status: de geschatte populatie bedraagt tussen de 1.1 en 3.4 miljoen (bron: WEnR). Dit betekent dat deze motie – wanneer deze zou worden uitgevoerd – waarschijnlijk geen gevolgen heeft voor de bejaging van de diersoorten op de landelijke vrijstellingslijst, op het konijn na. Ook als een soort (tijdelijk) niet is vrijgesteld, blijft bejaging op basis van een ontheffing eventueel wel mogelijk, maar de regeldruk neemt hierdoor fors toe. Ook voor de boeren is deze motie een potentiële tegenvaller, gezien de grote schade die de vrijgestelde soorten toebrengen aan de gewassen.

Voorsorteren op nieuwe situatie

 Deze uitspraak heeft ook de andere provincies doen inzien dat de Faunabeheerplannen in de toekomst – ook daar waar het de landelijk vrijgestelde soorten betreft – beter onderbouwd dienen te worden. Het afgelopen half jaar hebben diverse provincies daarom al voorgesorteerd op deze situatie.

Het is maar de vraag of de minister uitvoering zal geven aan de motie, gezien zij al meerdere keren heeft aangegeven bezig te zijn met een stelselwijziging van het faunabeheer in Nederland. Hierover hebben de Jagersverenigingen regelmatig en goed contact met de minister.

Motie Landelijke aanpak exotenbestrijding (BBB)

De motie van Van der Plas (BBB) die pleit voor een landelijke aanpak van het invasieve exotenbeleid, gezien de provinciale verschillen, werd niet onwelwillend ontvangen door de demissionair minister voor Natuur en Stikstof en is door een grote meerderheid van de Kamer aangenomen.

Motie (PvdD) Essentiële rol van grote predatoren in Natuurbeleid

Hetzelfde geldt voor de motie van Akerboom die de demissionair minister verzoekt om de essentiële rol van grote predatoren voor het functioneren van het ecosysteem mee te nemen in het toekomstbestendig maken van het natuurbeleid. In het eerste antwoord op deze motie stelt Van der Wal dat er in de natuurbeschermingsregelgeving ook vanuit wordt gegaan, dat bij beschermde soorten zoals de wolf nodig kan zijn beheersmaatregelen te treffen. Daarmee redeneert de minister in lijn met de Jagersvereniging, die de wolf als een toevoeging van het ecosysteem ziet, maar van mening is dat Nederland te klein is voor een ongecontroleerde toename van deze roofdieren.  

Voorzitter NOJG – René Leegte

Geeft aan dat op maandag 6 november, de NOJG en Jagersvereniging een bijeenkomst hebben gepland met het Ministerie van Natuur en Stikstof en op dinsdag 7 november is er ook een gesprek met de minister gepland waarin ook deze moties en de gevolgen van de uitspraak Bodemprocedure Haas en konijn besproken zullen worden.