Bij het verlenen van een ontheffing of vrijstelling als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste onderscheidenlijk tweede lid, 3.4, tweede lid, 3.8, eerste, onderscheidenlijk tweede lid, 3.9, tweede lid, of 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, en met artikel 3.9, tweede lid, en bij het geven van een opdracht als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, worden de middelen aangewezen die voor het vangen en doden van de aldaar bedoelde vogels en dieren mogen worden gebruikt.
Onze Minister wijst bij ministeriële regeling, onderscheidenlijk provinciale staten wijzen bij verordening de middelen aan die mogen worden gebruikt ter uitvoering van het bepaalde krachtens artikel 3.15, tweede, onderscheidenlijk vierde lid, en 3.16, tweede, onderscheidenlijk vierde lid.
Indien een vrijstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 3.15, tweede en vierde lid, met het oog op het voorkomen van schade als bedoeld in artikel 3.15, vijfde en zesde lid, of een vrijstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 3.16, tweede en vierde lid, met het oog op het voorkomen van overlast als bedoeld in artikel 3.16, vijfde lid, dan wel ontheffing wordt verleend als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, onderdeel b, onder 2°, en onderdeel c, onder 2°, worden voor het bestrijden van vogels en dieren slechts middelen aangewezen die nadelige gevolgen voor het welzijn van vogels en dieren voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperken, waarbij het doden van dieren zoveel mogelijk vermeden wordt.
Bij het verlenen van een ontheffing of een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid, kan ook vrijstelling, onderscheidenlijk ontheffing worden verleend van:
het verbod, bedoeld in artikel 3.24, tweede lid. Op deze vrijstelling of ontheffing is artikel 3.24, derde, lid van overeenkomstige toepassing;
regels als bedoeld in artikel 3.24, vierde lid, voor zover deze vrijstelling of ontheffing in overeenstemming is met de bij of krachtens de Beneluxovereenkomst gestelde regels.