Artikel 3.15
- Met betrekking tot dieren van de hierna genoemde soorten worden, onverminderd de artikelen 3.13, tweede, derde en vierde lid, en 3.14, derde lid, uitsluitend de volgende geweren en munitie gebruikt:
- reeën: geweren met ten minste één getrokken loop en kogelpatronen voor getrokken loop waarvan de trefenergie ten minste 980 Joule op 100 meter afstand van de loopmond bedraagt;
- edelherten, damherten en wilde zwijnen: geweren met ten minste één getrokken loop en kogelpatronen voor getrokken loop waarvan de trefenergie ten minste 2200 Joule op 100 meter afstand van de loopmond bedraagt.
- Onverminderd artikel 3.14, tweede en derde lid, worden met betrekking tot konijnen en houtduiven uitsluitend gebruikt:
- hagelpatronen waarvan de korrelgrootte van de hagel een doorsnede van 3,5 millimeter niet overschrijdt, of
- kogelpatronen van een kaliber van .22 inch of 5,58 millimete
- Met betrekking tot hazen, fazanten en wilde eenden worden, onverminderd artikel 3.14, tweede lid, uitsluitend hagelpatronen gebruikt.