Wilde zwijnen in Noord-Brabant – een scenarioanalyse”
In Noord-Brabant vormt het beheer van wilde zwijnen een toenemende uitdaging. Het huidige nulstandbeleid, waarbij er geen instandhoudingsverplichting voor de soort bestaat, is niet langer effectief gebleken in het beperken van schade aan landbouw, volksgezondheid, verkeersveiligheid en flora en fauna. Ondanks inspanningen om de aanwezigheid van wilde zwijnen te beperken, nemen de populaties toe en breiden zij hun leefgebieden uit. Daarom is de Zwijnencommissie, bestaande uit diverse vertegenwoordigers van betrokken belangenorganisaties, gevraagd om het beheer te evalueren en een advies te formuleren voor een toekomstbestendig beleid.
Het huidige nulstandbeleid wordt als niet haalbaar beschouwd en stuit op ecologische en maatschappelijke bezwaren. Het beleid heeft geleid tot conflicten tussen landbouw- en natuurbelangen en wordt door stakeholders als onvoldoende effectief ervaren, mede door de vrijblijvendheid in de uitvoering, uiteenlopende belangen en een gebrek aan eenduidige sturing en visie.
Daarnaast is er een toenemende erkenning van de ecologische voordelen van de aanwezigheid van wilde zwijnen, zoals hun bijdrage aan biodiversiteit en natuurlijke processen in bos- en natuurgebieden. De Zwijnencommissie onderzocht, op basis van het rapport ‘Wilde zwijnen in Noord-Brabant – een scenarioanalyse’, vier scenario’s, variërend van volledige uitroeiing tot vrijlevende populaties.
Scenario B (wilde zwijnen vrijlevend met beheer en afschot) geniet de voorkeur vanwege het brede draagvlak en de balans tussen ecologische voordelen en beheersing van schade. Het erkent de intrinsieke waarde van het wilde zwijn en doet meer recht aan zijn wettelijke status als inheemse diersoort. Dit scenario beoogt het toestaan van wilde zwijnen in bos- en natuurgebieden, waarbij strikte randvoorwaarden gelden om de populatie te beheersen middels afschot. Het legt nadruk op een planmatige aanpak en stuurt op een natuurlijke dichtheid, gebaseerd op de ecologische draagkracht: de dichtheid waarbij het ecosysteem in balans is. De richtlijn hiervoor is 1 wild zwijn per 100 hectare bos- en natuurgebied.
Dit dient echter als richtlijn ter indicatie om inzicht te krijgen in de dichtheid waarbij een natuurlijke balans ontstaat, aangezien een hogere dichtheid negatieve effecten op de natuur veroorzaakt. Er blijft ruimte voor natuurlijke fluctuaties, als gevolg van variërende mastjaren. Door continu te sturen op de gewenste balans wordt biodiversiteit bevorderd en worden schade en overlast geminimaliseerd. De focus ligt op schadepreventie door middel van effectgericht populatiebeheer. De praktische invulling hiervan dient geborgd te worden in een uitvoeringsplan, zodat de populatiebeheersing en schadepreventie binnen de gestelde randvoorwaarden effectief kunnen worden uitgevoerd.
De Zwijnencommissie adviseert om het huidige nulstandbeleid op te heffen en over te gaan naar een beleid volgens scenario B. Dit scenario erkent de belangrijke ecologische waarde van wilde zwijnen en hanteert een beheerstrategie die de populatie op een laag niveau houdt om schade aan maatschappelijke en ecologische belangen te minimaliseren en beheersbaar te houden. Cruciaal hierbij is de integrale toepassing van vastgestelde randvoorwaarden, omdat een selectieve implementatie het risico vergroot dat het beheer tekortschiet en schade toeneemt. Hoewel schade nooit volledig te voorkomen is, moet deze binnen maatschappelijk aanvaardbare grenzen blijven om het draagvlak voor de soortbescherming op lange termijn te waarborgen. Dit vereist een gecoördineerde aanpak, met betrokkenheid van alle stakeholders, ondersteuning van jagers en terreinbeheerders, en een solide juridische basis die snelle interventie mogelijk maakt bij overpopulatie of uitbraken van dierziekten zoals Afrikaanse Varkenspest (AVP).
De scenario-analyse in de Zwijnencommissie-rapportage voor Noord-Brabant vergelijkt vier beleidsopties omtrent wilde zwijnenpopulaties: (A) vrijlevend zonder afschot, (B) vrijlevend met beheer én afschot, (C) niet-vrijlevend met leefgebieden begrensd door rasters, en (D) géén wilde zwijnen. Scenario B – vrijlevend met beheer en afschot – wordt als meest gedragen oplossing voorgesteld, omdat het ecologische voordelen met maatschappelijk draagvlak en effectieve schadebeperking combineert.
De belangrijkste adviezen zijn:
- Beleidswijziging: Hef het huidige nulstandbeleid op en herzie het beleid volgens scenario B (vrijlevend met beheer en afschot), met bijbehorende randvoorwaarden als onderdeel. Stuur op een natuurlijke (lage) dichtheid van wilde zwijnen in bos- en natuurgebieden, met een richtlijn van één wild zwijn per 100 hectare in bos- en natuurgebied.
- Permanent populatiebeheer: Implementeer permanent populatiebeheer en voer beheer uit op basis van geobserveerde effecten, in plaats van reactief te handelen op basis van populatieomvang.
- Juridische borging en escalatieladder: Leg een juridisch houdbare en praktisch uitvoerbare escalatieladder vast, waarmee snel kan worden ingegrepen bij verhoogde risico’s/schades of onvoldoende naleving van afspraken.
- Hef de zwijnentafels op: Stuur in de regio centraal aan door middel van gezamenlijke uitvoeringsoverleggen met uitsluitend uitvoerende partijen om een doelgerichte en efficiënte aanpak in de uitvoering van het beheer en het maken van praktische afspraken te borgen, zonder discussie over beleidsuitgangspunten.
- Risico’s Afrikaanse Varkenspest (AVP): Ontwikkel een crisisplan voor Noord-Brabant voor AVP met duidelijke verantwoordelijkheden en dekking van kosten. Daarnaast worden preventieve maatregelen aanbevolen om insleep en verspreiding van ziekten te beperken, waaronder compartimentering van risicogebieden bij een uitbraak.
Dit advies biedt een toekomstgericht kader dat de balans bewaart tussen ecologische en maatschappelijke belangen en recht doet aan de intrinsieke waarde van het wilde zwijn. Het erkent de wettelijke status van het wilde zwijn als inheemse diersoort en streeft naar een duurzame aanwezigheid van de populatie en het leefgebied binnen de provincie, waarbij een gunstige staat van instandhouding wordt nagestreefd met een beheersbare impact op landbouw, bebouwde omgeving, infrastructuur en flora en fauna. Dit betekent dat het wilde zwijn niet langer als uitzonderingsgeval wordt beschouwd, maar als een volwaardige inheemse en beschermde soort met een essentiële rol in het Brabantse landschap en de ecologische processen die dit landschap vormen.
Regionale coördinatie en centrale aansturing via gezamenlijke overleggen van uitsluitend uitvoerende partijen waarbinnen afstemming en evaluatie van effectiviteit plaatsvinden zonder beleidsdiscussies.
Juridische borging en schadecompensatie: Borgen via zorgvuldig getoetste regelgeving en een juridische en praktisch toepasbare escalatieladder (interventieteam bij overschrijding schade- of populatienorm). Financiële prikkels: schadevergoeding alleen bij preventieve maatregelen; subsidiëring van rasters en faciliteren van monitoring om meldingsbereidheid te vergroten.
Monitoring & adaptief beheer: Sturing op effecten in plaats van absolute aantallen (o.a. via Faunaschade, getaxeerde schades, afschotanalyse, monitoring verkeersincidenten en mapping van verspreiding). Jaarlijkse evaluaties met mogelijkheid tot bijsturing op basis van nieuwe inzichten, inclusief gebiedsgerichte scenario’s en maatwerkafspraken.
Om recht te doen aan deze ecologische en maatschappelijke waarde is het van belang dat de aanwezigheid van wilde zwijnen wordt geaccepteerd binnen zorgvuldig gestelde randvoorwaarden, waarbij beheersbare populaties en situaties centraal staan. Dit is bovendien niet alleen nodig om schade aan maatschappelijke belangen te beperken, maar ook om op lange termijn de bescherming en instandhouding van de soort te borgen. Een effectieve uitvoering van dit beleid vereist heldere randvoorwaarden en breed gedragen consensus over deze visie, zodat ecologie en maatschappij in samenhang kunnen profiteren van een duurzaam beheer.
Voor de toelichting en wetenschappelijke onderbouwing van de uitgangspunten van dit advies wordt verwezen naar de rapportage “Wilde zwijnen in Noord-Brabant – een scenarioanalyse”, die is opgenomen als Bijlage IV bij dit advies. Op basis van deze gegevens is dit advies tot stand gekomen. De inhoud, uitgangspunten en begrippen worden hier niet opnieuw uitgewerkt; in plaats daarvan wordt verwezen naar de betreffende bijlage.
Overzicht scenario’s en hun effecten:
- Scenario A: Vrijlevend zonder afschot. Zwijnenpopulaties mogen zich onbeperkt ontwikkelen; dit leidt tot hoge dichtheden, conflicten met landbouw, veel schade en risico’s voor verkeersveiligheid en ziekteverspreiding. Niet haalbaar en niet wenselijk bevonden door stakeholders.
- Scenario B: Vrijlevend met beheer en afschot. Zwijnen zijn toegestaan in bos- en natuurgebieden binnen strikte randvoorwaarden waaronder permanente populatieregulatie door afschot. Streefniveau is 1 zwijn per 100 hectare, met aanpassingen op basis van ecologische draagkracht en schade-effecten. Dit scenario geniet de breedste steun vanwege het gebalanceerde compromis tussen soortenbescherming, biodiversiteit en beperking van overlast en schade.
- Scenario C: Niet vrijlevend, wel binnen rasters. Zwijnen worden beperkt tot omrasterde gebieden, waarbij genetische isolatie, hoge lokale dichtheden en onnatuurlijke beperkingen voor ecologisch functioneren optreden. Ook heeft dit scenario weinig draagvlak vanwege de kosten, praktische nadelen en ethische vragen.
- Scenario D: Geen wilde zwijnen. Volledige uitbanning; ecologische waarde van het zwijn vervalt, maar volledige nulstand is in de praktijk onhaalbaar, onder andere door instroom van migranten uit buurlanden. Maatschappelijk wordt dit ook als ongewenst gezien.
Scenario-vergelijkingstabel:

Scenario B scoort het best in de scenario-analyse, want:
– Het erkent de intrinsieke en ecologische waarde van het wilde zwijn als inheemse soort in Brabant en zijn rol in biodiversiteit en natuurlijke processen.
– Het houdt door afschot de populatie op een ecologisch en maatschappelijk acceptabel laag niveau, en voorkomt excessen zoals schade aan landbouw, verkeersincidenten en epidemieën zoals Afrikaanse varkenspest.
– Populatiebeheer focust zich niet op exacte aantallen maar op zichtbare effecten op natuur, landbouw en veiligheid. Monitoring en adaptief beheer zorgen ervoor dat bij toenemende negatieve effecten direct kan worden bijgestuurd.
– Strikte randvoorwaarden garanderen dat populaties niet buiten bos- en natuurgebieden vestigen en dat schade niet op één stakeholdergroep afgewenteld wordt.
Randvoorwaarden en effecten:
Natuurlijke/‘lage’ dichtheid: Richtlijn is 1 wild zwijn per 100 hectare bos- en natuurgebied (afhankelijk van draagkracht en fluctuaties door mastjaren). Fluctuaties zijn acceptabel zolang het ecosysteem in balans blijft, met extra inspanning in jaren met hoge natuurlijke aanwas of risico op ziekteverspreiding.
Populatiebeheer en samenwerking: Beheer door structureel afschot, inclusief inzet van alle wettelijk toegestane middelen; vangkooien blijven slechts in uitzonderingsgevallen beschikbaar.
Conclusie:
Scenario B uit de scenario-analyse, waarin zwijnen vrij kunnen leven met strak gecontroleerd beheer en afschot, is in de rapportage als best onderbouwde en breedst gedragen toekomstoptie voor Noord-Brabant naar voren gekomen. Het biedt een compromis waarin ecologische, maatschappelijke en economische belangen samenkomen, mits alle randvoorwaarden integraal en gebiedsgericht worden toegepast.
Bronnen:
— Advies-Zwijnencommissie_Def_aanbiedingsbrief-GS.pdf
Trouw: Het wild zwijn krijgt meer ruimte in Noord-Brabant maar zijn ook grenzen vastgesteld