Jacht

image_pdfimage_print

Jagen in Nederland

“De Jacht in Nederland is meer dan schieten alleen”

Er zijn tegenwoordig nog maar weinig mensen die voor hun levensonderhoud zijn aangewezen op de jacht. Het verlangen om te jagen is echter bij alle volkeren springlevend gebleven en er is dan ook geen land ter wereld waar niet wordt gejaagd.

Jacht in onze maatschappij heeft mede tot taak het wild en de groene ruimte waarin het wild leeft in stand te houden. Het jachtbedrijf is dan ook voor een belangrijk deel toegespitst op actief natuurbeheer. De moderne jager is vóór alles een wildkenner en faunabeschermer.

Je mag niet zomaar jagen in Nederland. Om met een geweer te mogen jagen, moet je tenminste 18 jaar en bezit van een erkend jachtdiploma, een omgevingswetvergunning jachtactiviteit hebben en mogelijkheid hebben om op minimaal veertig hectare aaneengesloten gebied, dat voldoet aan de eisen van artikel 11.76 Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL) te mogen jagen en een WA-verzekering jachtactiviteiten hebben die voldoet aan de eisen zoals vermeld in artikel 11.78 BAL

In Nederland maakt men zich sterk voor een gevarieerde planten- en dierenwereld, ook wel biodiversiteit genoemd. Duurzaam gebruik van de natuur is een voorwaarde voor een optimale biodiversiteit. Jacht en beheer van diersoorten is een belangrijk onderdeel van dit duurzame gebruik.(Bron: Ministerie van LNV, wetsvoorstel 29.448, 4 april 2006, behandeling en ‘stemming, nr. 24, p. 1152)

Jagen toen en nu

De vroege mens was een jager/verzamelaar. Hij maakte deel uit van de natuur en benutte haar op verschillende manieren. De landbouw zorgde voor groente en fruit, de veeteelt voor melk en vlees. Ook de jacht leverde vlees en dus voedsel op. In de huidige tijd is de mens nog steeds onderdeel van de natuur en het cultuurlandschap. We vinden hem/haar terug als vrijwilliger in bos en veld tijdens de uitoefening van het spannende vak van jager, beheerder en bestrijder. Jagers doen dit werk niet zomaar vrijblijvend: zij vinden het leuk om hun jachtveld gedurende het gehele jaar in de gaten te houden, waarna zij uiteindelijk tot een weloverwogen afschot komen. Deze verantwoordelijkheid voor de natuur en de spanning van de jacht is voor jagers een mooie en inspirerende combinatie. Tegenwoordig weten mensen dat de natuur in Nederland zichzelf niet kan redden: De ervaring heeft geleerd dat bepaalde dieren zich in een cultuurlandschap ten koste van andere vermeerderen, en dat brengt de biodiversiteit soms In gevaar. Ingrijpen is dan noodzakelijk en daarom horen natuur en beheer door jacht bij elkaar. De Europese Unie wil door samenwerking tussen betrokkenen tot een goed faunabeheer komen, met zoveel mogelijk variatie in diersoorten.

Jagen, beheren en  bestrijden

In Nederland mag worden gejaagd op een aantal diersoorten. Op welke dieren mag u precies jagen? In welke periodes mag dat en onder welke voorwaarden moet dit gebeuren?

Algemene regels voor het jagen

Jacht op de vijf Wildsoorten is hierbij een stap in een samenhangend meertraps-proces van gecoördineerde Jacht, Beheer & Schadebestrijding:

1. Gedurende het jachtseizoen wordt van een jachthouder verwacht dat hij ervoor zorgt dat er gedurende het jachtseizoen naast een mogelijke benutting ook zo min mogelijk schade en overlast door Wildsoorten te verwachten is in zijn eigen jachtveld, zowel in het jachtseizoen als daarbuiten,wel moet hierbij de redelijke wildstand behouden blijven;

2. Mocht of kon in een bepaald gebied de Jacht niet op een dermate manier uitgeoefend worden dat tijdens of buiten het jachtseizoen dreigende schade of overlast door wildsoorten afdoende kon worden voorkómen, dan kan aanvullend op de Jacht op wildsoorten voor sommige soorten (Houtduif, Konijn) op basis van Artikel 11.43, eerste lid, onder b, BAL en Artikel 4.27 BAL(aanwijzing vergunningvrije gevallen andere soorten: bestrijding schadelijke dieren) op basis van een goedgekeurd faunabeheerplan beheerd worden;

3. Indien het andere dan de hierboven genoemde vrijgestelde soorten betreft kan de betreffende soort op basis van een Landelijke dan wel Provinciale omgevingsverordening op basis van een goedgekeurd faunabeheerplan beheerd worden;

4. Mocht er na inzet van hiervoor genoemde middelen nog steeds sprake zijn van (dreigende) schade of overlast door bepaalde diersoorten, dan is de inzet van omgevingsverordening op basis van het faunabeheerplan aan de orde;

5. Tenslotte (als voornoemde handelingen niet tot het gewenste resultaat leiden en als daartoe de noodzaak bestaat) kan er een Opdracht Artikel 8.74o en 8.74p, eerste lid Bkl (vogels); 8.74r, eerste lid, Bkl (soorten habitatrl en andere soorten) worden gegeven door de provincie, waarbij aan specifieke personen diverse middelen en methoden kunnen worden toegestaan en de toegang tot terreinen kan worden afgedwongen. Dit kan ook voor soorten als Exoten en Verwilderde Dieren (die niet vallen onder het beschermende regime van de wet), maar waarvoor bijvoorbeeld het gebruik van het geweer pas is toegestaan als het als middel tot doden van bedoelde diersoorten is aangewezen.

In de Omgevingswet zijn op de zogeheten Wildlijst-soorten opgenoemd waarvan de gunstige staat niet in het geding is en waarbij benutting geen gevolgen heeft voor die gunstige staat. Het faunabeheerplan moet de jachthouder de ruimte bieden om invulling te geven aan diens verplichting om een redelijke wildstand op zijn jachtveld te handhaven of te bereiken, waarbij onder “redelijke wildstand” wordt verstaan een stand waarbij de gunstige staat van instandhouding niet in het geding komt, er – indien mogelijk gezien het moeten behouden van een redelijke wildstand – zo min mogelijk schade optreedt aan diverse belangen (bijvoorbeeld gewasschades in de landbouw) en er sprake is van een duurzame benutting.

Voor de volgende op basis van de Omgevingswet op de wildlijst geplaatste diersoorten dienen in het Faunabeheerplan van de provinciale Faunabeheereenheid te zijn opgenomen;

  • Houtduif
  • Wilde Eend
  • Fazant
  • Haas
  • Konijn
Algemene eisen:
  • U bent 18 jaar of ouder.
  • U gedraagt zich als een goed jager.
  • Er bestaat geen vrees dat u misbruik maakt van uw wapen of uw bevoegdheid om te jagen.
  • De bevoegdheid om te jagen mag u niet door de rechter zijn ontzegd.
  • U bent in de twee jaar voor het aanvragen van de akte niet veroordeeld voor het overtreden van de Flora- en faunawet, de Wet op de dierenbescherming of de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Periodes en tijden

U mag niet jagen;

  • op zondag, nieuwjaarsdag, tweede paas- en pinksterdag, beide kerstdagen en Hemelvaartsdag
  • voor zonsopgang en na zonsondergang (behalve op wilde eenden vanaf een half uur voor zonsopkomst tot een half uur na zonsondergang)
Uitgeputte dieren

U mag niet jagen:

  • op wild dat door onvoldoende bevedering niet kan vliegen of door de weersomstandigheden uitgeput is
Plaatsen

U mag niet jagen:

  • binnen een straal van 200 meter rond plaatsen waar voer of aas ligt om wild te lokken
  • met een geweer binnen de afpalingskring van een eendenkooi
  • met een geweer binnen de bebouwde kom van de gemeenten en de aangrenzende percelen
  • op begraafplaatsen
  • in de buurt van wakken of bijten in het ijs
  • op wild dat door zich hoge waterstand ophoudt op hoog gelegen gedeelten
  • vanuit een motorrijtuig of vanuit een luchtvaartuig
  • vanuit een vaartuig dat 5 km of harder per uur vaart (geldt alleen voor jagen op wilde eend, fazant, patrijs of houtduif)

Bij het jagen moet u aan diverse voorwaarden voldoen. Deze vindt u bij de Algemene regels voor het jagen. Wilt u andere jachtmiddelen gebruiken? Dat kan alleen als u hiervoor een ontheffing heeft gekregen voor beheer en schadebestrijding.

Jagen bij sneeuw

Is de grond bedekt met sneeuw? Dan mag u jagen op konijnen, hazen, wilde eenden, houtduiven en fazanten, zolang u deze dieren niet voor de voet bejaagt. Voor konijnen, hazen en fazanten is dan de drijfjacht wel toegestaan.

Uw provincie kan tijdens bijzondere weersomstandigheden de jacht voor de hele provincie of een deel daarvan een bepaalde tijd sluiten.

Verschil tussen Jacht, beheer en schadebestrijding diersoorten

De huidige Omgevingswet kent een duidelijk verschil in de jacht beheer en schadebestrijding op diersoorten.

Namelijk:

  • De Jacht, Art 8.3 Omgevingswet en Artikel 4.17 Omgevingswet regeling (opening jacht)op nog 5 wildsoorten dit zijn Haas, Fazant, Wilde eend, konijn en de houtduif in een voor hen geldende geopend seizoen op basis van een Jachthuurovereenkomst.
  • Beheer van diersoorten op basis van een goedgekeurd Faunabeheerplan, dat opgesteld wordt door een Faunabeheereenheid en uitgevoerd op basis van hierop verstrekte provinciale omgevingsvergunningen of Ministrieel besluit  worden jagers het gehele jaar door ingeschakeld voor het beheren van populaties grote hoefdieren: ree, maar ook ganzen om schade te voorkomen.
  • Schadebestrijding diersoorten op basis van de toestemming grondgebruiker (art 11.52 lid 5 BAL);
    • een landelijke of provinciale omgevingsverordening
    • Op basis van een Faunabeheerplan van een Faunabeheereenheid;
    • Ministriële – en of provinciale opdracht (art 3.67 Bkl)
    • Omgevingsvergunning  8.74j, tweede lid Bkl (vogels), 8.74k, tweede lid, Bkl (soorten habitat-richtlijn), 8.74l, tweede lid, Bkl (andere soorten)

Overzicht van wettelijke vereisten ten aanzien van de uitoefening van de jacht, het populatiebeheer en schadebestrijding door grondgebruikers

 

Jacht

Vrijstelling voor schadebestrijding

Populatiebeheer

Welk belang Benutting en redelijke wildstand in eigen jachtveld Schade aan eigendommen en bescherming flora en fauna
  • Schade aan eigendommen
  • Bescherming flora en fauna
  • Volksgezondheid en openbare veiligheid vliegverkeer
  • Andere belangen
Wie bevoegd Jachthouder en anderen in zijn gezelschap Grondgebruiker en anderen met diens toestemming (jachtaktehouder of wildbeheereenheid) Faunabeheereenheid, personen door hen gemachtigd (jachtaktehouder of wildbeheereenheid)
Grondslag Jachtrecht (zakelijk recht), zoals beperkt door de wet Landelijke vrijstelling (bij ministeriële regeling) en provinciale vrijstelling (bij provinciale verordening) Provinciale ontheffing of opdracht
Welke soorten Vijf soorten, mits in goede staat van instandhouding. Te bepalen bij algemene maatregel van bestuur. Afhankelijk van faunabeheerplan en ontheffing
Welke periode Jachtseizoen, bepaald door minister LNV, in overleg met provincies Te bepalen bij vrijstelling, kan gehele jaar. Afhankelijk van faunabeheerplan en ontheffing
Welke voorwaarden voor de uitvoering
  • Goed jachthouderschap
  • omvang jachtveld bij gebruik geweer
  • redelijke wildstand
  • uitvoeringsvoorschriften,
  • aansprakelijk voor wildschade
  • overeenkomstig faunabeheerplan
Schade in omgeving, dit of volgend jaar optredend.
Afhankelijk van ontheffing op basis van goedgekeurd faunabeheerplan
Welke middelen
  • Aangewezen bij wet
  • voor gebruik geweer en jachtvogels is een akte vereist
  • Landelijke vrijstelling: aangewezen bij ministeriële omgevingsbesluit
  • provinciale Omgevingsvergunning: aangewezen bij provinciale verordening
  • voor gebruik geweer en jachtvogels is een omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit vereist
  •  
  • Bij omgevingsverordening aangewezen door provincies
  • voor gebruik geweer en jachtvogels is een omgevingsvergunning vereist
Eisen jachtakte
  • Jachtexamen·
  • jachthouder zijn van grond van voldoende omvang (40 ha) of diens toestemming hebben
  • verzekering jachtgeweer
  • lidmaatschap wildbeheereenheid indien jachthouder

Idem

geen lidmaatschap van een wildbeheereenheid vereist

Idem

meestal wel lidmaatschap door wildbeheereenheid geeïst, i.v.m. gebruik omgevingsvergunning(en) die gecoördineerd worden door de WBE

Rol faunabeheereenheden Opstellen faunabeheerplannen t.b.v. wildsoorten Opstellen faunabeheerplannen uitvoering schadebestrijding Opstellen faunabeheerplannen t.b.v. beheer populaties
Rol wildbeheereenheden Aanleveren gegevens trendtellingen wildsoorten en geregistreerd afschot hiervan aan faunabeheereenheden voor faunabeheerplan Aanleveren gegevens trendtelling faunasoorten en geregistreerd afschot via FRS t.b.v. het faunabeheerplan aan faunabeheereenheden Uitvoering en coördinatie t.b.v.faunabeheerplan

Voor meer overzicht;  Zie het landelijk overzicht op de site van de faunabeheereenheden in Nederland, waar  U iedere provinciale faunabeheereenheid kunt vinden met alle juiste gegevens

Jagen is conform de omschrijving in artikel 1 van de Omgevingswet, bemachtigen, doden of het met het oog daarop opsporen van wild alsmede het doen van pogingen daartoe;

In de herfst en winter wordt het meeste wild gegeten, want dat is de periode dat er op wild wordt gejaagd. De jonge dieren zijn dan zelfstandig en de populatie is het grootst. De Flora- en faunawet kent in Nederland vijf wildsoorten met een eigen jachtperiode: haas, konijn, fazant, wilde eend en houtduif. De patrijs is ook een wildsoort, maar daar mag vanwege de lage stand niet op gejaagd worden.

Verder worden jagers het gehele jaar door ingeschakeld voor het beheren van populaties grote hoefdieren:  zoals ree en wild zwijn en de overzomerende en overwinterende ganzen, die vrij veel schade veroorzaken aan de landbouw en Fauna.

Doordat in Nederland voor de natuurlijke vijanden van deze dieren geen plaats meer is, heeft de jager in feite de rol van roofdier overgenomen. Jagers helpen ook bij de bestrijding van (dreigende) land- en bosbouwschade: landbouwgewassen en jonge bos-aanplant vormen voor veel dieren een aantrekkelijke voedselbron. Zij eten deze gewassen op, bevuilen of vertrappen ze, of wroeten akkers om. De grondgebruikers moeten veel doen om schade aan hun gewassen door bijvoorbeeld wilde zwijnen en ganzen te voorkomen. Daarvoor plaatsen zij knalapparaten, vlaggen en linten, vogelverschrikkers en afrasteringen. Als deze middelen de schade niet afdoende beperken, doen land- en bosbouwers een beroep op jagers.

Verantwoordelijkheid voor de natuur

Door wegenaanleg, stadsuitbreiding en huizenbouw is de ruimte voor natuur steeds verder geslonken. Toch leven in ons land veel dieren in het wild. Dit is mede te danken aan het fauna- en natuurbeheer door ongeveer 30.000 jagers en +/- ook 30.000 drijvers en andere betrokkenen die veel werk in het veld verzetten. De taken en verantwoordelijkheden van de jager zijn vastgelegd in de Flora- en faunawet. De jager streeft in zijn of haar gebied naar een wildstand die enerzijds geen bedreiging vormt voor de landbouw en anderzijds de dieren een optimaal leven verschaft.

Als er door faunasoorten schade is aan gericht aan de landbouwgewassen, verleent de jager op verzoek van de betreffende boer zijn diensten. Ook tellen jagers diersoorten, zodat een goed beeld kan worden ver kregen van de populatie-ontwikkeling van deze dieren. Jagers zetten zich daarnaast in voor zogeheten biotoopverbetering door de leefomstandigheden van in het wild levende dieren te verbeteren. Ook plaatsen ze wildspiegels om aanrijdingen te voorkomen en bestrijden ze stroperij. Hierbij werken ze samen met boeren en terreinbeheerders. Van het diervriendelijke beheer van slootranden, bermen, perceelranden en het aanplanten en onderhouden van houtwallen profiteert niet alleen het wild, maar ook vlinders, vogels, marterachtigen en andere beschermde dieren varen daar wel bij. En dat is weer goed voor de biodiversiteit.

Biodiversiteit

Biodiversiteit wordt vaak opgevat als het totale aantal planten- en diersoorten van een gebied. In Nederland zijn er ruim 24.000 diersoorten en ruim 10.000 plantensoorten. Daarmee vormen ze ongeveer 2% van het totaal aantal soorten dat op de wereld bekend is.

Wat is weidelijkheid?

Bij de jachtcursus en het jachtexamen vormt ‘weidelijkheid’ een belangrijk thema: een weidelijk jager is een vakkundig jager met eerbied voor de natuur, die in het besef van zijn verantwoordelijkheid de jacht uitoefent. Vanzelfsprekend komt hij de wettelijke verplichtingen na van het land waarin hij jaagt. Een weidelijk jager zal alle middelen aanwenden om dieren niet onnodig te laten lijden, hij verzorgt geschoten dieren zodanig dat er zo weinig mogelijk van verloren gaat, en werkt waar mogelijk samen met andere natuurbeheerders.

Voorwaarden

In ons land is de jacht gebonden aan strenge regels. Kennis van deze regels is noodzakelijk om aan het jachtbedrijf te mogen deelnemen. Sinds 1 april 1978 dient iedereen die een jachtakte wil aanvragen in het bezit te zijn van het door het Ministerie van Economische Zaken erkend jachtdiploma.

De SJN-cursus Jacht & Faunabeheer vormt de basis, die in de eerste plaats van belang is voor elke aspirant-jager. Maar ook mensen die door hun beroep of hobby te maken hebben met wild, fauna en natuurbeheer zullen deze cursus interessant vinden en kennismaken met een zeer praktijkgerichte en actieve visie op het natuurbeheer in Nederland. Om aan de cursus te kunnen deelnemen, worden geen specifieke eisen aan uw vooropleiding gesteld.

De cursus bestaat uit een theoretisch en een praktisch gedeelte. Beide delen sluiten nauw op elkaar aan. In het theoretische gedeelte gaat het op de eerste plaats om de basiskennis die noodzakelijk is om op een verantwoorde manier te kunnen deelnemen aan de jacht. In het praktijkgedeelte wordt ruim aandacht besteed aan het vaardig, maar bovenal veilig omgaan met een vuurwapen.

Met het diploma op zak ben je er nog niet. Je mag niet jagen zonder WA-jachtverzekering. Ook heb je een jachtveld nodig en dat veld moet minstens veertig hectare groot zijn. Voor dat gebied kun je jachtrecht huren bij een boer of terreinbeheerder.

Ook kan een andere jager je uitnodigen. Met het diploma, het verzekeringsbewijs en de jachthuurovereenkomst met de grondeigenaar kun je uiteindelijk een jachtakte aanvragen bij de politie, die de akte alleen verstrekt als er geen vrees voor misbruik van de wapens of de bevoegdheid tot jagen is. De politie blijft controleren of het faunabeheer naar behoren gaat.

Wellicht fronst u de wenkbrauwen bij het lezen van deze titel, jagers weten maar al te goed dat vooral het schot de aandacht trekt en dat de meeste mensen daar onmiddellijk het “doden” bij denken. En toch schiet de gemiddelde jager slechts 200 patronen per jaar; de ene wat meer, de andere wat minder. Een patroon afvuren duurt maar één seconde, 200 patronen afvuren nauwelijks vier minuten. Tijdens het jachtseizoen vier minuten jachtplezier beleven, valt mager uit; er moet dus wat anders zijn dat ervoor zorgt dat 7.000.000 mannen en vrouwen in Europa uitzien naar de openingsdag van het jachtseizoen.

De echte jagers zijn het hele jaar door bezig met het verzorgen, beschermen en beheren van hun jachtveld. Ze weten wat het wild nodig heeft om er zich “goed” te voelen. Ze zullen kosten noch moeite sparen om het jachtterrein wild/diervriendelijker te maken, samen met het wild profiteren al de daar in het wild levende dieren van de inspanningen van de jagers. Die zetten zich met oog en hart, met zin voor evenwicht en soorten rijkdom, voortdurend in voor de natuur. Zo kan de jager er zeker van zijn dat, wanneer de tijd van oogsten is aangebroken, hij dit met rede en verstand kan doen, zonder een negatieve impact op het totale natuurgebeuren.

Het nieuwe Flora-en faunawet omschrijft jagen: bemachtigen, doden of het met het oog daarop opsporen van wild alsmede het doen van pogingen daartoe;De NOJG is van mening dat jagen, bij het beheer en bescherming van diersoorten noodzakelijk is, zeker voor het behoud van de biodiversiteit. Jagen is dus verantwoord natuurbeheer en is niet zoals velen denken alleen maar het doodschieten van dieren.

Jachthonden

Een weidelijk jager besteedt alle zorg aan het binnenbrengen van geschoten dieren, en neemt daarom een jachthond mee op jacht. Sommige honden hebben de taak om het wild op te sporen, andere worden vooral ingezet voor het werk ‘na het schot’, het apporteren. Ook zijn er rassen die over beide vaardigheden beschikken. Goed opgeleide jachthonden zijn onmisbaar voor de jacht. De jachthondenopleiding in Nederland staat internationaal op een hoog niveau er zijn overal in Nederland jachthondenopleidingen deze worden op diverse plaatsen gegeven. Hier leert men de hond op te leiden tot een goede jachthond. Vervolgens kan worden deelgenomen aan een aantal examens waarbij het vooral gaat om gehoorzaamheid en apporteren. Jachthonden hebben aantrekkelijke eigenschappen: zij werken graag samen met mensen, zijn meestal erg vriendelijk, actief en intelligent. Jagen met een jachthond is niet alleen een groot plezier voor de jager, maar bovenal voor de hond

Jachtmethoden

Het is aan de jachthouders en de leden van de wildbeheereenheid te bepalen, op welke wijze ze het wild willen en kunnen bejagen. Als algemene richtlijn wordt gesteld, dat er in principe gejaagd wordt conform de afspraken die vastgelegd in zijn in een wildbeheerplan “Lange termijn” van de WBE , (dit wordt straks in de nieuwe wet Natuurbescherming vastgesteld in het afschotplan dit in overleg met de Faunabeheereenheid) waar de WBE bij is aangesloten en dat niet op een dusdanige wijze mag worden gejaagd dat de jacht hierdoor in diskrediet wordt gebracht, dan wel in strijd is met de gedrag- en weidelijkheidsregels. Er zijn verschillende manieren om wild te bejagen: zowel individueel als in groepsverband en met verschillende jachtmiddelen.

JACHTVORMEN
Jacht voor de voet

Een kleine jacht voor doorgaans één of enkele personen. De jager loopt, al dan niet met een hond, door het veld.

Waterwild

Deze jacht is tegenwoordig alleen toegestaan op wilde eenden. Ze kunnen onder meer worden bejaagd vanaf een boot, een eendenkooi of vanaf een bedekte omgeving op de grond.

Jacht in de ‘aanzit’

Heeft doorgaans plaats bij zwartwild (wilde zwijnen) maar ook bij herten en reeën. De jager loopt niet door het veld maar blijft lange tijd op dezelfde plek om het dier voor schot te krijgen. Vaak in combinatie met jacht op de hoogzit.

Jagen vanuit een “hut

Deze vorm van jagen vindt vaak plaats op houtduiven, kraaien en eenden, die dan vaak schade veroorzaken aan percelen met erwten of gerst en tarwe.Jacht vanuit de ‘hoogzit’Jagen vanaf een verhoging. Het jachtveld is beter te overzien, wild makkelijker te tellen, het schot beter te maken.

Drijfjacht

De drijfjacht heeft plaats met meer jagers. Behalve door de jagers wordt aan de drijfjacht ook door een aantal honden en de nodige ‘drijvers’ deelgenomen. De dieren worden uit een bepaald gebied gedreven door hond en mens en ‘opgewacht’ door de jagers. Vergunningen zijn niet nodig voor drijfjachten op hazen, fazanten en konijnen. Deze manier van jagen wordt vaak gebruikt op grote open vlakten of zeer dicht begroeide bospercelen.

Aardjacht

Aardjacht met gebruikmaking van honden is toegestaan, mits de holen niet worden vernield.

JACHTMIDDELEN

Toegestane  geoorloofde middelen die gebruik mogen worden bij de jacht, beheer en schadebestrijding staan omschreven in art 11.48 BAL

3.3.1. Middelen, methoden en installaties voor het vangen en doden van vogels

  1. Als middelen als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, onderdeel a, van de wet (Jacht) worden aangewezen:
    1. geweren;
    2. honden, niet zijnde lange honden;
    3. haviken, slechtvalken en woestijnbuizerds;
    4. kastvallen;
    5. vangkooien;
    6. vangnetten;
    7. eendenkooien;
    8. bal-chari, en
    9. slag-, snij- of steekwapens.
  2. Als methoden als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, onderdeel a, van de wet worden aangewezen:
    1. het doden met gebruikmaking van middelen die krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn toegelaten of vrijgesteld;
    2. het vangen door middel van bijeendrijven, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de vangkraal in combinatie met een middel als bedoeld in onderdeel a;
    3. het vangen of doden met gebruikmaking van lokvogels;
    4.  het vangen of doden met gebruikmaking van een middel waarmee lokgeluiden kunnen worden gemaakt
    5. het vangen of doden met gebruikmaking van een geweer, voorzien van een geluiddemper of van nachtzichtapparatuur, en
    6. het doden door middel van cervicale dislocatie.
  3. Als middelen, onderscheidenlijk methoden als bedoeld in artikel 3.4, vierde lid, van de wet worden aangewezen:
    1. eendenkooien die worden gebruikt anders dan ten behoeve van de uitoefening van de jacht
    2. bal-chatri;
    3. doden met gebruikmaking van middelen die krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn toegelaten of vrijgesteld;
    4. het vangen of doden met gebruikmaking van een middel waarmee lokgeluiden kunnen worden gemaakt, en
    5. het vangen of doden met gebruikmaking van een geweer, voorzien van een geluiddemper of van nachtzichtapparatuur
  4. De aanwijzing van woestijnbuizerds, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, geldt uitsluitend voor het gebruik van deze roofvogels door degene die beschikt over een valkeniersakte als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, onderdeel a, van de wet.
  5. De aanwijzing van bal-chari, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel h, geldt uitsluitend onder de voorwaarde dat hierbij geen gebruik wordt gemaakt van levende lokdieren, dat op voorhand is gewaarborgd dat de balchatri onder permanent direct toezicht staat van een deskundige en dat gevangen dieren niet onnodig lang vastzitten en niet onnodig worden verwond.
  6. De aanwijzing van slag-, snij- of steekwapens, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel i, geldt alleen voor het doden van in nood verkerende, gewonde vogels, door personen die aantoonbaar de nodige kennis en vaardigheden bezitten om deze taak humaan en doeltreffend uit te voeren, en ingeval er redelijkerwijs geen alternatief middel voorhanden is met minder mogelijke nadelige gevolgen voor het welzijn van het desbetreffende dier.
  7. De aanwijzing van lokvogels, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel c, geldt, indien het levende lokvogels betreft, uitsluitend indien:
    1. het eksters, kauwen, zwarte kraaien, ganzen, eenden of spreeuwen betreft, die worden gebruikt voor het vangen van eksters, kauwen, zwarte kraaien, ganzen, eenden, onderscheidenlijk spreeuwen met vangkooien, kastvallen of vangnetten
    2. de vogels zijn gefokt;
    3. de vangkooien en kastvallen zodanig zijn vervaardigd dat in de kooi of val geen lichamelijk contact mogelijk is tussen de lokvogel en het te vangen dier;
    4. de vogels niet verminkt of blind zijn, en
    5. de vogels beschikken over voldoende voedsel, water, lucht, beschutting en bewegingsruimte en worden ook overigens gehouden overeenkomstig de eisen gesteld bij of krachtens de Wet dieren
  8. De aanwijzing van geweren, voorzien van een geluiddemper of van nachtzichtapparatuur, bedoeld in het tweede lid, aanhef, onderdeel e, geldt uitsluitend voor zover:
    1. op grond van artikel 3.26, derde lid, van de wet ontheffing of vrijstelling is verleend van artikel 3.13, vierde lid, om een geweer te gebruiken dat is voorzien van een geluiddemper, onderscheidenlijk van nachtzichtapparatuur, en
    2. ten aanzien van nachtzichtapparatuur, op grond van artikel 3.26, derde lid, van de wet ontheffing of vrijstelling is verleend van artikel 3.16, eerste lid, onderdeel a, om voor zonsopgang of na zonsondergang een geweer te gebruiken.
  9. De aanwijzing van cervicale dislocatie, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel f, geldt alleen voor het doden van in nood verkerende, gewonde vogels van een omvang kleiner dan of gelijk aan eenden, door personen die aantoonbaar de nodige kennis en vaardigheden bezitten om deze taak humaan en doeltreffend uit te voeren, en ingeval er redelijkerwijs geen alternatief middel voorhanden is met minder mogelijke nadelige gevolgen voor het welzijn van het desbetreffende die

Geweren t.b.v. de jacht

Artikel 11.79 BAL (specificaties geweren en munitie)

  1. Een geweer als bedoeld in Artikel 11.79 onder 2 BAL  van de wet heeft een gladde loop met een kaliber van ten minste 24 en ten hoogste 12 of een getrokken loop met een nominaal kaliber van ten minste .22 inch of 5,58 millimeter
  2. Een enkelloops hagelgeweer als bedoeld in Artikel 11.79 onder 2 BAL van de wet heeft een magazijn dat ten hoogste twee patronen kan bevatten.
  3. Een kogelgeweer als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, van de wet heeft een magazijn dat ten hoogste twee patronen kan bevatten, tenzij het is voorzien van een grendelinrichting waarmee het wapen handmatig schot voor schot wordt geladen.
  4. Een geweer als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, van de wet is niet voorzien van een geluiddemper, een kunstmatige lichtbron, een voorziening om de prooi te verlichten, een vizier met beeldomzetter, een elektronische beeldversterker of enig ander instrument om in de nacht te schieten.

Artikel 11.80 (specificaties geweren en munitie voor bepaalde diersoorten)

  1. Met betrekking tot dieren van de hierna genoemde soorten worden, onverminderd de artikelen 3.13, tweede, derde en vierde lid, en 3.14, derde lid, uitsluitend de volgende geweren en munitie gebruikt:
    1. reeën: geweren met ten minste één getrokken loop en kogelpatronen voor getrokken loop waarvan de trefenergie ten minste 980 Joule op 100 meter afstand van de loopmond bedraagt;
    2. edelherten, damherten en wilde zwijnen: geweren met ten minste één getrokken loop en kogelpatronen voor getrokken loop waarvan de trefenergie ten minste 2200 Joule op 100 meter afstand van de loopmond bedraagt.
  2. Onverminderd artikel 11.80 lid 2 en 3 BAL, worden met betrekking tot konijnen en houtduiven uitsluitend gebruikt:
    1. hagelpatronen waarvan de korrelgrootte van de hagel een doorsnede van 3,5 millimeter niet overschrijdt, of
    2. kogelpatronen van een kaliber van .22 inch of 5,58 millimeter
  3. Met betrekking tot hazen, fazanten en wilde eenden worden, onverminderd artikel 3.14, tweede lid, uitsluitend hagelpatronen gebruikt.
Eendenkooien 

Een eendenkooi als bedoeld in Artikel 11.86 (eendenkooien) BAL, voldoet aan de volgende regels:

  1. er is een open wateroppervlakte aanwezig van ten minste 200 vierkante meter, waarin een cirkel met een straal van ten minste 7,50 meter beschreven kan worden;
  2. het water is ten minste 50 centimeter diep;
  3. rondom het water ligt een rand van bos of struweel, en
  4. in open verbinding met het water is ten minste één vangpijp aanwezig die onmiddellijk als vangmiddel kan worden gebruikt.
Lokvogels 

Art 11.48 Bal (aanwijzing vergunningplichtige gevallen soorten habitatrichtlijn: wijze van vangen of doden);  het vangen of doden met gebruikmaking van lokvogels toegestaan als methode Art 11.71, eerste lid, Bal, lokeenden en lokduiven, mogen bij de bejaging van wild worden ingezet. Ze mogen niet blind of verminkt zijn.

Lokinstrumenten

als methode; het vangen of doden met gebruikmaking van een middel waarmee lokgeluiden kunnen worden gemaakt en als toegestaan middel: het vangen of doden met gebruikmaking van een middel waarmee lokgeluiden kunnen worden gemaakt

Voornamelijk fluitjes en andere blaasinstrumenten. Lokinstrumenten mogen niet elektronisch zijn.

Schep en stok

Middelen ‘tot delven en slaan’. Een schep wordt onder meer gebruikt om een konijnenhol uit te graven. Een stok om het dier te doden.

Fretten

Worden gebruikt bij de ‘bouwjacht’. De fret wordt in het konijnenhol (de bouw) gestuurd om het dier te verdrijven. Het konijn wordt dan geschoten of opgevangen in buidels.

Vangnetten artikel 11.72 BAL

Een soort vangnetten die onder meer konijnen die uit hun hol zijn gedreven kunnen opvangen, deze mogen niet gebruikt worden zonder ontheffing voor het vangen van vossen.

Kastvallen (art 11.48 BAL)

Het dier wordt door middel van een soortgenoot of eten naar de kast gelokt. De kast sluit op het moment van betreden. Op ontheffing kunnen kastvallen ook voor andere dieren dan vos, konijn  worden gebruikt, voor de kraai en de kauw is de kraaienvangkooi is een ontheffing art 3.17 voor aangevraagd moet worden bij de Faunabeheereenheid en de kastval toegestaan in verband met een algehele landelijke vrijstelling art 3.1 B-Wn.

Kunstlicht 

Jagen met gebruikmaking van kunstlicht, of de extra jacht, ter voorkoming van wildschade is alleen dan toegestaan wanneer andere middelen niet het gewenste resultaat hebben bereikt. Op ontheffing artikel 11.75 Bal worden ook lichtbakken gebruikt. Het veld wordt verlicht, nachtdieren (bijvoorbeeld vos of konijn) zijn dan beter te benaderen.Deze middelen zijn alleen toegestaan met toestemming van de Faunabeheereenheid en na toestemming met de grondgebruiker (art 11.52 lid 5 BAL) voor tenminste 40 ha conform de eisen van artikel 11.76 BAL  (schadebestrijding met geweer).De hiervoor benodigde ontheffingen worden door de WBE aangevraagd a.d.h.v. de schade meldingen van de grondgebruikers bij de Faunabeheerheid waar het gebied van de schade onder valt. De grondgebruiker is verantwoordelijk voor het nemen van preventieve maatregelen om schade te voorkomen en dan pas kan indien dit niet helpt een ontheffing worden aangevraagd. ( zie diersoorten en de Wn)

Geluidsdemper 

De aanwijzing van geweren, voorzien van een geluiddemper of van nachtzichtapparatuur, bedoeld in het tweede lid, aanhef, onderdeel e, geldt uitsluitend voor zover:

op grond van een omgevingsvergunning is verleend om een geweer te gebruiken dat is voorzien van een geluiddemper, onderscheidenlijk van nachtzichtapparatuur, en

Nachtzichtapparatuur

ten aanzien van nachtzichtapparatuur, op grond van de Omgevingsverordening,  een omgevingsvergunning is verleend van 5.2, eerste lid, Ow, 11.42 in samenhang met 11.44, derde lid Bal (vogels); 11.49 in samenhang met 11.52, derde lid, Bal (soorten habitat-richtlijn); 11.56 in samenhang met 11.58, derde lid, Bal (andere soorten), om voor zonsopgang of na zonsondergang een geweer te gebruiken

Overige Middelen

Jachthut camouflage.

Dit is vaak een dekking van natuurlijke materialen zoals takken met bladeren, riet of rietenmatten en ook stokken met camouflagenetten worden veel gebruikt.

Motorvoertuigen.

Bij de uitoefening van de jacht wordt het gebruik van gemotoriseerde vervoermiddelen tot het uiterste beperkt er mag alleen maar worden geschoten vanaf een stilstaand voertuig dus niet vanuit het voertuig. Bij beheer en schadebestrijding diersoorten is dit wel toegestaan mits het voertuig stilstaat. Bij elke jachtvorm dient een bruikbare jachthond aanwezig te zijn, tenzij tegen de aanwezigheid van een hond uitdrukkelijk bezwaar is gemaakt door de grondeigenaar(s) c.q. grondgebruiker(s).

Jachtopleiding in Nederland

De Stichting Jachtopleidingen Nederland (SJN) heeft ruim 35 jaar ervaring en staat garant voor een optimale vakopleiding.

De cursus Jacht & Faunabeheer is de basisopleiding ter voorbereiding op het jachtexamen voor de jacht met een geweer. Het jachtdiploma is één van de drie vereisten voor de aanvraag van de jachtakte. De jachtakte heeft u nodig voor de uitoefening van de jacht.

Algemene informatie cursus Jacht & Faunabeheer

Sinds 1 april 1978 dient iedereen die een jachtakte wil aanvragen in het bezit te zijn van het door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit erkend jachtdiploma.

De SJN-cursus Jacht & Faunabeheer vormt de basis, die in de eerste plaats van belang is voor elke aspirant-jager. Maar ook mensen die door hun beroep of hobby te maken hebben met wild, fauna en natuurbeheer zullen deze cursus interessant vinden en kennismaken met een zeer praktijkgerichte en actieve visie op het natuurbeheer in Nederland. Om aan de cursus te kunnen deelnemen, worden geen specifieke eisen aan uw vooropleiding gesteld.

De cursus bestaat uit een theoretisch en een praktisch gedeelte. Beide delen sluiten nauw op elkaar aan. In het theoretische gedeelte gaat het op de eerste plaats om de basiskennis die noodzakelijk is om op een verantwoorde manier te kunnen deelnemen aan de jacht. In het praktijkgedeelte wordt ruim aandacht besteed aan het vaardig, maar bovenal veilig omgaan met een vuurwapen.

Een in heldere taal geschreven cursusboek met duidelijke illustraties, waarvan vele in kleur, vormt de basis van de cursus. Het cursusmateriaal ontvangt u in een fraai uitgevoerde opbergmap.

Intranet cursisten

Cursisten die zijn ingeschreven voor de cursus Jacht & Faunabeheer hebben tijdens het cursusseizoen toegang tot het intranet van de SJN. Op het intranet kunt u als cursist o.a. actuele gegevens vinden over cursus- en examenactiviteiten. Na afloop van het cursusseizoen vervallen automatisch uw gebruikersgegevens. Helaas is het intranet op dit moment nog niet toegankelijk.

Examen

Het jachtexamen wordt ten minste één keer per jaar – in april/mei – afgenomen. Het examen bestaat uit een schriftelijk theoriegedeelte (met meerkeuzevragen) en een praktijkgedeelte. Voor het afleggen van het praktijkexamen dient de kandidaat minimaal 16 jaar te zijn.

Om aan het praktijkexamen te kunnen deelnemen, dient u in het bezit te zijn van een veiligheidsverklaring. Deze verklaring krijgt u als cursist van de SJN-cursus Jacht & Faunabeheer automatisch wanneer u het vereiste aantal praktijkinstructies hebt gevolgd op de daarvoor aangewezen schietbanen.

Over de regelingen die betrekking hebben op het examen wordt u tijdens uw studie tijdig geïnformeerd.

De cursus vormt met aanvullende modules ook de voorbereiding op het theorie-examen voor de jacht met jachtvogels en het examen jacht met een eendenkooi.

Inschrijven en meer detail informatie over de jachtopleidingen in Nederland

De cursus Wildhygiëne leidt op tot ‘gekwalificeerd persoon’. Een gekwalificeerd persoon onderzoekt het geschoten wild, bestemd voor de handel, op abnormaliteiten die van invloed kunnen zijn op de volksgezondheid.

Jachtakte

Als u het examen met voldoende resultaat hebt afgelegd, ontvangt u het jachtdiploma. Hiermee voldoet u aan één van de drie eisen voor het aanvragen van een jachtakte. De tweede eis is dat u kunt aantonen verzekerd te zijn voor wettelijke aansprakelijkheid tijdens de uitoefening van de jacht. De derde eis waaraan u moet voldoen om een jachtakte te kunnen aanvragen, is dat u kunt aantonen over jachtmogelijkheid te beschikken in Nederland.

Reacties zijn gesloten.