De NOJG verlangt van haar leden, dat zij zich aan de gedrags- en weidelijkheidsregels (gedragscode) houden, zoals deze door alle landelijk jachtorganisaties worden gehanteerd en zijn vastgesteld. De Omgevingswet (Ow) wijst hier in verschillende artikelen naar, in bijvoorbeeld; Artikel 8.3 Ow Een ieder die een in het wild levend dier doodt of vangt voorkomt dat het dier onnodig lijdt Art 11.28 Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL).
De door de jagersorganisaties opgestelde code omvat regels voor een fatsoenlijke en respectvolle omgang met het in het wild levende dieren en de natuur en maar ook met mensen met wie de jager omgaat of in contact komt
Algemeen:
De mens mag de natuur zo beheren, dat een optimale benutting en tegelijk bescherming mogelijk is, zodat de natuurlijke waarden en bestanddelen in al hun verscheidenheid niet worden aangetast.
Bij het jagen legt men zich beperkingen op ten aanzien van het gebruik van mankracht en middelen. Een weidelijk jager is een vakkundige jager met eerbied voor de natuur die in het besef van zijn verantwoordelijkheid de jacht uitoefent.
Hij leeft de wettelijke verplichtingen van het land na, gedraagt zich fatsoenlijk ten opzichte van zijn medeburgers en jaagt volgens de door de jagersgemeenschap aanvaarde normen.
De weidelijk jager herkent men aan:
- Het zich weten te beheersen,
- Hij maakt zijn jachtpassie ondergeschikt aan de eisen van goed wildbeheer,
- Hij schiet niet als:
- Hij het wild onvoldoende kan aanspreken;
- Het wild zich niet dodelijk trefbaar vertoont;
- Hij het beschoten wild niet binnen kan krijgen;
- Het wild zich gunstiger presenteert voor een andere jager.
De veilige omgang met zijn wapen:
- Hij zorgt ervoor, dat wapens en munitie thuis en tijdens het vervoer zodanig zijn opgeborgen, dat onbevoegden er niet aan kunnen komen;
- Hij ontlaadt zijn wapen steeds als hij niet schietklaar hoeft te zijn en draagt zijn wapen dan geopend;
- Hij gebruikt zijn wapen zodanig, dat het nooit op een mens gericht is;
- Bij het schieten neemt hij steeds een ruime veiligheidsgrens in acht ten aanzien van; mensen, honden, vee, etcetera.;
- Hij schiet niet als hij niet zeker is dat het schot veilig kan worden afgegeven.
Het beheer van het jachtveld:
- Hij zal zorgdragen voor een goede wildstand ;
- Hij zal het wild helpen in barre omstandigheden;
- Hij jaagt conform het goed gekeurd faunabeheerplan en de interne afspraken zoals die binnen het werkgebied van de Wildbeheereenheid zijn gemaakt;
- Doet mee aan de jaarlijkse wild- en overige soorten tellingen ten behoeve van het actueel houden van de faunabeheerplannen;
- Rapporteert jaarlijks zijn afschotcijfers ten behoeven van het Faunabeheerplan;
- Hij zal alles doen wat in zijn vermogen ligt om de fauna en flora in het jachtveld te beschermen tegen onredelijke of onrechtmatige aantasting;
- Hij onderhoudt regelmatig contacten met grondgebruikers en andere betrokkenen en tracht overmatige schade door wild te voorkomen.
- Hij houdt zijn kennis op het gebied van de natuur, jachtbeheer en schadebestrijding voldoende op peil.
Zijn houding ten opzichte van het wild:
- Hij zal alle middelen aanwenden om wild niet onnodig te laten lijden;
- Hij besteedt alle moeite en zorg aan het binnenbrengen van het beschoten wild, hierin bijgestaan door een goede jachthond tenzij omstandigheden dit niet toelaten.
- Hij verzorgt het geschoten wild op een zodanige wijze, dat er een optimaal gebruik van kan worden gemaakt.
Zijn houding ten opzichte van zijn medemens door zijn:
- Respect voor de rechten en eigendommen van derden in het jachtveld;
- Rekening houden met de gevoelens van anderen;
- Collegialiteit ten opzichte van andere jagers;
- Stipte opvolging van de aanwijzingen van de jachtleiders;
- Streven alles na te laten wat de jacht in diskrediet zou kunnen brengen.