Vragen Jacht praktijk
Het jachtveld moet een aaneengesloten oppervlakte hebben van ten minste 40 ha per jachthouder een de eisen van art 11.76 BAL . In dat veld moet een cirkel kunnen worden getrokken met een straal van ten minste 150 meter. Ook water waarvan u het jachtrecht heeft gehuurd mag meegerekend worden bij de oppervlakteberekening. Een water breder dan 10 meter vormt alleen een scheiding, indien u het jachtrecht hiervan niet bezit. Een autosnelweg vormt een scheiding in een jachtveld.
Artikel 11.76 Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL)
Bij de berekening van de oppervlakte, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, worden niet meegerekend:
- gronden die zijn gelegen op een afstand van meer dan 350 meter van het middelpunt van een cirkel met een straal van 150 meter die het dichtst bij die gronden in het jachtveld kan worden beschreven;
- andere gronden dan die, bedoeld in onderdeel a, die van het middelpunt, bedoeld in onderdeel a, uit in rechte lijn slechts bereikbaar zijn over grond die tot een ander jachtveld behoort openbare, verharde verkeerswegen, niet zijnde grindwegen;
- begraafplaatsen, en bebouwde kommen van de gemeenten als bedoeld in 11.71, vierde lid, Bal van de wet en onmiddellijk aan die kommen grenzende terreinen.
Als afzonderlijke jachtvelden worden beschouwd, ook ingeval zij grenzen aan gronden waarop het aan dezelfde persoon of personen is toegestaan om de jacht uit te oefenen:
- gronden als bedoeld in het derde lid, onderdelen a of b;
- delen van gronden waarbij de verbinding tussen deze delen op enig punt smaller is dan 50 meter, en
- delen van gronden die van elkaar worden gescheiden door een autosnelweg als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of
- door een water, breder dan 10 meter, indien de jachthouder niet gerechtigd is om daarop de jacht uit te oefenen.
Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet van kracht. Deze wet zorgt voor een beleidsneutrale overgang, wat betekent dat er inhoudelijk niets verandert, maar dat er wel enige extra aandacht nodig is voor bepaalde aspecten. Een van deze aspecten is het jagen in of nabij de bebouwde kom van de gemeente, waarbij het begrip 'bebouwingscontour jacht' geïntroduceerd wordt onder de Omgevingswet.
De regels met betrekking tot de 'bebouwingscontour jacht' zijn bedoeld als voortzetting van de relevante bepalingen onder de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierin stond dat het verboden was om te jagen met een geweer binnen de door de gemeenteraad vastgestelde grenzen van de bebouwde kom of in aangrenzende terreinen.
Onder de Omgevingswet is het nu de taak van gemeenten om de 'bebouwingscontour jacht' expliciet aan te duiden, rekening houdend met het belang van de veiligheid van bewoners.
In de meeste gevallen zal de grens van de bebouwingscontour jacht hetzelfde blijven als onder de vorige wet, maar de gemeente heeft enige beoordelingsruimte en moet haar keuzes goed onderbouwen.
Onder de Omgevingswet in Nederland zijn er specifieke regels en bepalingen ingesteld voor de uitoefening van jacht in en rondom bebouwde komgebieden.
Hier enkele belangrijke punten:
Bebouwingscontour Jacht
Gemeenten moeten in hun omgevingsplan een gebied aanwijzen waar jacht met een geweer niet is toegestaan, dit wordt de "bebouwingscontour jacht" genoemd. Deze contour omvat stedelijk gebied en lintbebouwing langs wegen, waterwegen of waterkeringen.
Veiligheid en Welzijn
De aanwijzing van deze contour is bedoeld om het welzijn en de veiligheid van personen in de bebouwde kom te waarborgen. Jacht met een geweer is niet toegestaan binnen deze contour of op terreinen die direct aan deze contour grenzen
Flexibiliteit in Aanwijzing
Gemeenten hebben enige flexibiliteit bij het vaststellen van de bebouwingscontour jacht. Ze moeten rekening houden met de feitelijke situatie en de veiligheid, maar mogen niet grote stukken onbebouwd gebied met een landelijk karakter binnen de contour opnemen
Overgangsrecht
Bestaande aanwijzingen van de bebouwde kom onder de oude Wet natuurbescherming gelden als bebouwingscontour jacht onder de Omgevingswet, totdat het omgevingsplan is aangepast
Weidelijkheidsregels
Jagers moeten altijd de weidelijkheidsregels in acht nemen, wat betekent dat ze met hun rug naar de bebouwing toe moeten schieten en rekening moeten houden met de mensen die in de omgeving wonen
Deze regels zorgen ervoor dat de jacht veilig en verantwoord wordt uitgevoerd, zonder risico's voor de bewoners van bebouwde komgebieden.
Het is daarom van groot belang dat Wildbeheereenheden input leveren bij de totstandkoming van deze bebouwingscontour jacht.
Daarnaast is het gebruik van het geweer ook niet toegestaan op terreinen die direct grenzen aan de bebouwingscontour. Waar precies deze 'onmiddellijk aan de bebouwingscontour grenzende terreinen' beginnen, hangt af van de feitelijke situatie op locatie en kan niet algemeen worden vastgesteld.
Wij adviseren bij de jacht, beheer en schadebestrijding om voldoende afstand te houden van woningen en tuinen en in een veilige richting te schieten.
Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft elke gemeente automatisch een omgevingsplan. Hierbij geldt overgangsrecht: zolang er nog geen bebouwingscontour jacht is aangewezen in het omgevingsplan, gelden de door de gemeenteraad aangewezen grenzen van de bebouwde kom als bebouwingscontour jacht onder de nieuwe wet.
De gemeente kan ervoor kiezen om actief een bebouwingscontour jacht vast te stellen, een eerder aangewezen bebouwde kom over te nemen als bebouwingscontour jacht, of hiervan af te wijken. Het is belangrijk dat Wildbeheereenheden navraag doen bij alle gemeenten in hun werkgebied of en wanneer zij (opnieuw) een bebouwingscontour jacht gaan vaststellen.
Bij het vaststellen of wijzigen van een omgevingsplan volgt de gemeente een vaste juridische procedure. Belangrijk hierbij is dat iedereen de mogelijkheid heeft om zienswijzen in te dienen over elk onderdeel van het omgevingsplan.
De totstandkoming of wijziging van een Omgevingsplan is grofweg in te delen in 3 procedurestappen:
- De gemeente maakt bekend dat ze het ontwerp omgevingsplan gaat vaststellen/wijzigen.
- Het ontwerp omgevingsplan; De gemeente geeft kennis van het ontwerp omgevingsplan en legt het ter inzage. Iedereen kan zienswijzen inbrengen.
- Zie navolgende link: participatie-%20omgevingsplan">https://iplo.nl/regelgeving/omgevingswet/participatie/participatie-instrumenten/participatie-%20omgevingsplan">participatie- omgevingsplan
- De gemeente stelt het omgevingsplan vast.
Het is van belang om bij uw gemeente(s) na te gaan wat de huidige stand van zaken is bij de implementatie van de nieuwe Omgevingswet door te informeren of er al een ontwerp-omgevingsplan is, of hierin al iets staat over de bebouwingscontour jacht of dat de gemeente de grenzen van de aangewezen bebouwde kom hanteert, en of er een participatiebeleid is en hoe dit eruitziet.
Voor alles wat een jager in het jachtveld met het geweer doet geldt de minimale jachtveldeis van 40 aaneengesloten hectares (art. 11.76 BAL). Dit geldt bij zowel jacht, als bij beheer en schadebestrijding.
De wetgever heeft dit gedaan om het gebruik van het geweer op een veilige manier mogelijk te maken.
Daarnaast maakt de wetgever een strikte scheiding in jacht (Art 8.3 Omgevingswet) enerzijds en beheer en schadebestrijding (Art.5.2, derde lid, Ow) anderzijds. Zo is een optelling van een deel jachthuur met een oppervlakte van minder dan 40 hectare met een ander deel met de toestemming voor beheer en schadebestrijding van minder dan 40 hectare, geen bejaagbaar jachtveld en dus ook niet toegestaan.
In bijzondere gevallen kan de provincie wel ontheffing verlenen. Dit geldt dan met name voor beheer en schadebestrijding waarbij het fysiek niet mogelijk is om aan de minimale jachtveldeis van 40 hectares te kunnen voldoen. Een veld welke kleiner is dan 40 hectares en is omgeven door snelwegen en of bebouwde kom is hiervan een voorbeeld. Het aanvragen van een ontheffing hiervoor kunt u doen bij de FBE van de bewuste provincie. Zie www.faunabeheereenheid.nl
Voor het gebruik van andere middelen zoals fret en buidel, kastval en vangkooi geldt echter niet de minimale eis van 40 hectare en is dit ook mogelijk binnen de bebouwde kom. U zou daarom met de toestemming voor beheer en schadebestrijding van 1 hectares een kastval kunnen plaatsen en onderhouden om bijvoorbeeld een vos te vangen.
Ja. De 40 ha-regeling (art 11.76 BAL eisen) voor het doden met geweer geldt ook voor de niet-wildsoorten. In artikel 11.76 BAL staat dat het verboden is dieren te doden met een geweer, in een veld dat niet voldoet aan de gestelde eisen (o.a. 40 ha). In bijzondere gevallen kan de provincie wel ontheffing verlenen.
Als voorbeeld: Een persoon is in het bezit van zowel een omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit als een verlof tot voorhanden hebben van (vuur)wapens WM4. Nu wil hij zijn kleinkaliber kogelgeweer laten bijschrijven op zijn omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit en zijn verlof WM4 laten vervallen. Om zijn schietvaardigheid als jager op peil te houden, wil hij met zijn kleinkaliber kogelgeweer gaan oefenen op de schietbaan. Is dit toegestaan of moet hij naast zijn jachtakte ook nog zijn WM4-vergunning aanhouden?
Artikel 44 van de Regeling Wapens en Munitie geeft mogelijkheden voor het vervoer naar en van de schietbaan van wapens die op de omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit staan vermeld. De vrijstelling voor het vervoer van de woning naar de schietbaan geldt voor wapens en munitie die de jager gerechtigd is voorhanden te hebben. Hij hoeft dus geen WM4-verlof aan te houden.
In Artikel 11.75 BAL (Toegestane activiteiten met geweren)
1. Een geweer wordt ter uitvoering van de wet alleen gebruikt voor:
a. de uitoefening van de jacht;
b. het verrichten van een flora en fauna activiteit die betrekking heeft op het doden van dieren in
overeenstemming met de daarvoor verleende omgevingsvergunning of in overeenstemming met de
omgevingsverordening of ministeriële regeling waarbij op grond van dit hoofdstuk vergunningvrije
gevallen zijn aangewezen;
c. het bestrijden van exoten of verwilderde dieren, als dat in opdracht van Onze Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of van gedeputeerde staten gebeurt, of als de betrokken
diersoorten zijn aangewezen bij ministeriële regeling;
d. het bestrijden van de zwarte rat, de bruine rat of de huismuis;
e. het schieten van kleiduiven; of
f. jachthondenproeven.
2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder f, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een jachtgeweeractiviteit te verrichten, geldt niet in bij omgevingsverordening aangewezen gevallen. Bij de aanwijzing wordt rekening gehouden met de belangen van de natuurbescherming, veiligheid, gezondheid en het milieu. Vergunningvrije gevallen worden aangewezen bij min isteriële regeling als Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bevoegd gezag is als bedoeld in artikel 11.25, eerste lid.
Het is toegestaan om te jagen met levende lokeenden/duiven, mits ze niet zijn verminkt. Is een lokvogel kortwieken ook verminken?
Een lokvogel kortwieken (het wegknippen van de grote en kleine slagpennen aan één van de vleugels) is geen verminken, dus is een gekortwiekte lokvogel toegestaan. Leewieken (het laatste vleugellid waaraan de grote slagpennen groeien van één vleugel wegnemen) daarentegen is wel verminken en dus niet toegestaan.
Artikel 11.71, eerste lid, Besluit Activiteiten Leefomgeving
Als je het jachtrecht van deze beek heeft gehuurd, vormt deze beek uiteraard geen scheiding in het jachtveld. De oppervlakte van deze beek mag worden meegerekend bij de totale oppervlakteberekening van uw jachtveld. Een water echter breder dan 10 meter, waarvan het jachtrecht niet is gehuurd, vormt wel een scheiding in het jachtveld. Zie Artikel 11.76 BAL
Gedurende de looptijd van een jachthuurovereenkomst gaat de eigendom van een of meerdere percelen in het jachtveld over naar een andere eigenaar, die ook de jachtrechten heeft voorbehouden in de pachtovereenkomst met de grondgebruiker. De grondgebruiker blijft dezelfde. Welke rechten heeft de jager? Kan na verkoop van de gronden de eventuele nieuwe eigenaar de jager de toegang op zijn gronden verbieden?
Koop (verkoop) breekt geen huur (Burgelijk Wetboek 7:226). Dat betekent dat de jachthuurovereenkomst gedurende de resterende looptijd in stand blijft. Alle rechten en plichten gaan dan wel over naar de nieuwe eigenaar en zo dient dan ook de (jaarlijkse) tegenprestatie zoals in de JHO is overeengekomen aan de nieuwe eigenaar te worden voldaan .
Voor beheer en schadebestrijding, bijvoorbeeld ten aanzien van niet-wild soorten of wildsoorten buiten de geopende jachttijd, is echter te allen tijde toestemming van de grondgebruiker vereist. De nieuwe eigenaar kan het betreden van de gronden ter uitoefening van de jachthuurovereenkomst dus niet verbieden, zolang de oude JHO geldig is.
Burgerlijk Wetboek 7:226
Het jachtrecht is geen afzonderlijk zakelijk recht, maar een aan de eigendom gekoppeld recht. Het kan in principe dus niet afgescheiden worden van de eigendom van de grond.
Wat echter wel kan is dat verkopende partij in de koopovereenkomst laat opnemen dat de kopende partij verplicht is om aan de verkopende partij een jachthuurovereenkomst(en) aan te bieden. Op grond van deze jachthuurovereenkomst kan verkopende partij dan jagen. Afhankelijk van hoe een notaris een en ander heeft opgenomen in een koopovereenkomst kan door middel van een kettingbeding ook aan rechtsopvolgers van de kopende partij deze verplichting tot het aanbieden van een jachthuurovereenkomst(en) overgaan.
Van belang is derhalve na te gaan wat er exact in het koopovereenkomst staat ten aanzien van de jacht.
Hieronder volgt een aantal bepalingen die bezien in hun samenhang als “kettingbeding” kunnen worden gehanteerd en bij gehele of gedeeltelijke vervreemding van onroerend goed kan worden gebruikt.
Deze bepalingen vormen een handreiking; bijna altijd dient maatwerk door de notaris geleverd te worden:
– Verkoper bedingt hierbij van de koper dat de koper zich jegens verkoper verplicht om na afloop van iedere periode waarvoor voormeld jachtrecht is gehuurd, een overeenkomst van verhuur en huur ter zake van het jachtrecht op het verkochte te sluiten, voor de wettelijk vastgestelde periode met de wildbeheereenheid van het gebied, waarin het verkochte is gelegen.
– Koper erkent bij deze dat hij bekend is met het belang dat verkoper hecht aan voortzetting van het door verkoper uitgeoefende jachtrecht voor een zo lang mogelijke periode en verklaart hierbij er mee akkoord te gaan het bedoelde jachtrecht voor een zo lang mogelijke periode in overeenstemming met de wens van de verkoper te zullen verhuren.
– Voorts verplicht de koper zich hierbij jegens de verkoper om na afloop van de lopende huurovereenkomst en zo vervolgens na afloop van elke volgende huurovereenkomst bindend advies te vragen aan de WBE het jachtrecht dient te worden verhuurd en tegen welke prijs, zulks op verbeurte van een boete groot vijfentwintigduizend Euro, (€ 25.000,-) per jaar dat deze verplichting niet wordt nageleefd.
– Koper verplicht zich verder opvolgende kopers aan de boven geformuleerde bedingen te zullen houden, eveneens bij niet naleving op verbeurte van een boete groot vijfentwintigduizend Euro (€ 25.000,-).
In artikel 11.52 lid 5 (BAL) wordt vrijstelling verleend van bijvoorbeeld het verbod op het doden, voor de bestrijding door grondgebruikers van schadeveroorzakende vogels en dieren die in het Art 11.44, vierde lid (vogels), 11.52, vierde lid, (soorten habtitatrl) 11.58, vierde lid (andere soorten) Bal, omdat ze in het gehele land schade veroorzaken. Het betreft hier de landelijke vrijstellingslijst, te weten Zwarte kraai, Kauw, Canadese gans, Vos, Houtduif en konijn. Provinciale Staten kunnen bij een verordening eveneens soorten aanwijzen waarvoor een provinciale vrijstelling geldt binnen de provincie, eveneens gericht tot grondgebruikers. Artikelen 8.74o en 8.74p, eerste lid Bkl (vogels); Art. 8.74r, eerste lid, Bkl (soorten habitatrl en andere soorten)
Bij het verlenen van vrijstellingen van de soorten-beschermingsverboden en bij het geven van een opdracht waarbij mag worden afgeweken van die verboden, moet het bevoegd gezag de middelen aanwijzen die mogen worden gebruikt 11.44, vierde lid (vogels), 11.52, vierde lid, (soorten habitatrl), 11.58, vierde lid (andere soorten) Bal
Artikel 11.52 lid 5 BAL stelt vervolgens:
“De grondgebruiker kan bij schriftelijke en gedagtekende toestemming de hem ingevolge het tweede tot en met vijfde lid toegestane handelingen door een wildbeheereenheid of anderen doen uitoefenen.”
De Raad van State heeft in dit verband de lezing bevestigd dat de grondgebruiker een schriftelijke toestemming kan verlenen maar dat deze bepaling niet zo gelezen moet worden dat elke jachtaktehouder fysiek over deze toestemming dient te beschikken ( Zie hier voor de uitspraak, in het bijzonder rechtsoverweging 2.4.1).
Nu er geen wijziging op dit punt is beoogd door de wetgever geldt het volgende:
Indien de grondgebruiker de jachthouder middels ons standaardcontract een schriftelijke toestemming geeft, waar ook in staat dat de toestemming doorgegeven mag worden, dan is aan het vereiste van artikel 11.52 lid 5 BAL voldaan. De houder van deze toestemming mag deze doorgeven.
Indien hij bij de activiteit aanwezig is blijkt enkel uit zijn aanwezigheid al dat hij deze toestemming doorgeeft. Is hij niet zelf aanwezig dan doet hij er verstandig aan om aan uitvoerders deze toestemming schriftelijk door te geven.
Een jachthuurovereenkomst kan niet eenzijdig worden ingetrokken. Dit kan wel indien alle verhuurder(s) en huurder(s) hiermee akkoord gaan, dit kan opgenomen worden in de jachthuuroverenkomst. Wanneer een van de partijen toch de overeenkomst wil beëindigen en de ander niet, dan is dit alleen mogelijk via de rechter, wat uiteraard geld kost. In het geval dat de verhuurder het contract wil beëindigen zal de rechter de huurder waarschijnlijk een financiële compensatie toekennen vanwege het gemiste jachtgenot.
Wanneer een huurder in gebreke blijft met de betaling van de jachthuur of andere compensatie dan dient de verhuurder de huurder een aangetekend schrijven te sturen waarin wordt gesteld dat de huurder de tegenprestatie binnen een redelijke termijn dient te voldoen (bijvoorbeeld binnen 3 weken). Doet de huurder dit niet dan kan de verhuurder de jachthuurovereenkomst als beëindigd beschouwen. De verhuurder zou dan het jachtrecht opnieuw kunnen verhuren aan iemand anders.
Ja, het is wettelijk toegestaan om een lid van de WBE een toestemming te geven op een blok dat kleiner is dan 40 ha, daar de WBE de jachthouder is en het een groot jachtveld vormt. De WBE geeft hiervoor aan haar leden een toestemming om buitengezelschap Jachthouder op basis van 11.64 lid 1 sub d BAL. Wel moet het totale veld van de WBE groter zijn dan het aantal toestemmingen maal 40 ha.
Art 11.76 BAL
Om een omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit te kunnen aanvragen, moet je kunnen aantonen dat je in de gelegenheid bent om met een geweer te mogen jagen in een jachtveld waarvan men zelf jachthouder of toestemminghouder is om in/buiten gezelschap jachthouder te mogen jagen (art 11.64 lid 1 sub b of d). De omgevingswet maakt immers onderscheid tussen jagen (op de 5 wildsoorten) en het doden/vangen van dieren in het kader van beheer en schadebestrijding op basis van 8.74o en 8.74p, eerste lid Bkl (vogels); 8.74r, eerste lid, Bkl (soorten habitatrl en andere soorten) en 11.44, vierde lid (vogels), 11.52, vierde lid, (soorten habitatrl), 11.58, vierde lid (andere soorten) Bal Je kunt dus niet op basis van beheer en schadebestrijding geen omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit aanvragen. Artikel 8.74t, eerste lid, Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Een jachthouder hoeft geen jachtakte te hebben. In principe is iedere eigenaar van een stuk grond jachthouder als dit niet verhuurd is voor de jacht, ongeacht de grootte. Het is echter niet mogelijk om te jagen in gezelschap van een jachthouder zonder een jachtakte, alleen een Wildbeheereenheid met inbreng van jachtrechten is als rechtspersoon gerechtigd om een toestemming hiervoor te verlenen op basis van 11.64, eerste lid, Bal.
Sinds 1977 na een uitspraak van de Minister van Landbouw, dat vernieuwing van een jachthuurovereenkomst binnen 2 jaar voor de afloop van de oude jachthuurovereenkomst opnieuw afgesloten kan worden, dit is nog steeds van toepassing als een redelijke termijn.
De nieuwe jachthuurovereenkomst kan echter pas ingaan na afloop van de oude jachthuurovereenkomst.
In art 8.3 Ow is bepaald wie de jachtrechten heeft en wie dan van deze jachtrechten gebruik mag maken. Binnen een Wildbeheereenheid zijn dat in principe dus degene die de jachtrechten hebben of inbrengen, binnen een Wildbeheereenheid, het is dus niet aan de Wildbeheereenheid om te bepalen wie waar jaagt. Wel kunnen de jachtrechten verdeeld worden, echter alleen in overleg met de jachthouders, die de jachtrechten bezitten binnen de Wildbeheereenheid.
Gerechtigd tot het uitoefenen van de jacht in een veld zijn, elkaar uitsluitend:
a. De eigenaar van de grond
b. De erfpachter of vruchtgebruiker van de grond, tenzij de eigenaar zich bij het vestigen van het erfpachtrecht of het recht op vruchtgebruik het jachtrecht heeft voorbehouden en tenzij het jachtrecht ten tijde van het vestigen van het erfpachtrecht of het recht op vruchtgebruik al was verhuurd;
c. de pachter van de grond, tenzij de verpachter bij het aangaan van de pachtovereenkomst niet tot het uitoefenen van de jacht gerechtigd was of zich het recht tot de uitoefening van de jacht heeft voorbehouden en tenzij ten tijde van het aangaan van de pachtovereenkomst het jachtrecht al was verhuurd, dan wel
d. degene die het jachtrecht bij schriftelijke en gedagtekende overeenkomst voor een periode van ten minste zes jaar en ten hoogste twaalf jaar heeft gehuurd van de ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst tot de uitoefening van de jacht gerechtigde:
1°. eigenaar, erfpachter, vruchtgebruiker of pachter van de grond, met toestemming van de grondgebruiker ingeval de verhuurder niet tevens grondgebruiker is, of
2°. huurder van het jachtrecht, met toestemming van de eigenaar, erfpachter, vruchtgebruiker of pachter die het jachtrecht aan deze huurder heeft verhuurd en mits het jachtrecht in zijn geheel wordt weder verhuurd.
In de huurovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, kan niet worden afgeweken van artikel 226, eerste, tweede en derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Zij bevat geen beding van optie of verlenging.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden geregeld in welke gevallen het is toegestaan dat de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, korter is dan zes jaar.
Een Jachthuurovereenkomst is een overeenkomst tussen 2 partijen volgens het BW art 251 en verder bepaald 8.3, eerste tot en met derde lid, Ow, dat koop geen huur verbreekt van een bestaande jachthuurovereenkomst. Deze kan dus alleen gewijzigd worden als beide partijen het hier mee eens zijn, dus de tegenprestatie die altijd verlangt wordt in een jachtuurovereenkomst blijven dan ook van kracht.
- Een jachthouder met een jachtakte of Wildbeheereenheid zijnde jachthouder kan, aan andere jachtaktehouders een toestemming (art 11.64 lid 1 sub b BAL) verlenen om de jacht met het geweer in zijn gezelschap uit te oefenen. Met deze gastverklaring toont een aanvrager van een jachtakte genoegzaam aan dat hij in de gelegenheid is om te jagen. Deze aanvrager voldoet daarmee aan een van de eisen voor de verlening van de jachtakte die zijn genoemd in artikel 8.74t, eerste lid, Bkl.
- Deze toestemming kan schriftelijk worden gegeven, bijvoorbeeld volgens het model dat de NOJG daarvoor heeft opgesteld.
- Ook de “Toestemming buiten gezelschap Jachthouder” (art 11.64 lid 1 sub d BAL) is mogelijk mits het jachtveld v.w.b. de grootte voldoet aan de vereiste 40 ha regeling.Wie zo’n toestemming als bedoeld in (art 11.64 lid 1 sub d BAL) heeft, mag volgens vervolgens ook zelf weer aan derden toestemming verlenen om in zijn gezelschap te jagen, mits toegestaan door de jachthouder.
De formulieren voor het uitgeven van deze toestemming vindt u op onze site: Formulieren aanvraag jachtakte Omgevingswet
Ja, deze wijze van jagen is niet verboden bij of krachtens de Omgevingswet indien er sneeuw ligt. Fretteren met buidels, is immers een heel andere wijze van jagen, dan voor de voet welke vorm van jagen dat dan wel verboden is.
Artikel 11.67 BAL (uitzonderingen)
Indien je in het jachtveld bent voor de jacht op de 5 wildsoorten dan mag je niet schieten vanuit of op een auto ook al staat deze stil (art 11.66 BAL), dit geldt echter niet bij beheer en schadebestrijding. Voor niet wildsoorten is dit wel toegestaan, tenzij dit wordt uitgesloten
(4.3 Ow en ingevuld met art.11.66 Bal)
Ja, de politie is als toezichthouder aangewezen in de Omgevingswet en kan ingevolge artikel 5.17 lid 1. Algemene Wet bestuursrecht inzage vorderen van uw jachtakte.
(Artikel 4.7 Algemene Wet bestuursrecht)
Dit is toegestaan, het Artikel 11.66 lid 2 sub e BAL (geen jacht in bepaalde gevallen), je dient dan wel met bejagen ervan tenminste 200 meter er vandaan blijven bij het bejagen van de eenden.
Ja, dat mag bij schade of het voorkomen van schade, in het kader van schadebestrijding, zij zijn volgens Artikel 11.43 lid 1 sub 3 en 4 BAL aangewezen als vergunningvrije gevallen soorten vogelrichtlijn in ministeriële regeling)
U bent als jachthouder verplicht het faunabeheerplan uit te voeren, daarbij horen volgens ons ook de uitvoering van de trendtellingen ten behoeve van een planmatige en doelmatige aanpak van het faunabeheer hiermee wordt het faunabeheerplan onderbouwd door trendtellingen van de populaties van in het wild levende dieren in het gebied waarop het faunabeheerplan van toepassing is.
Verplichting gegevensverstrekking door jachtakte-houders aan faunabeheereenheden Art.6.3, derde lid, Omgevingswet Besluit (Ob)
Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet van kracht. Deze wet zorgt voor een beleidsneutrale overgang, wat betekent dat er inhoudelijk niets verandert, maar dat er wel enige extra aandacht nodig is voor bepaalde aspecten. Een van deze aspecten is het jagen in of nabij de bebouwde kom van de gemeente, waarbij het begrip 'bebouwingscontour jacht' geïntroduceerd wordt onder de Omgevingswet.
De regels met betrekking tot de 'bebouwingscontour jacht' zijn bedoeld als voortzetting van de relevante bepalingen onder de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierin stond dat het verboden was om te jagen met een geweer binnen de door de gemeenteraad vastgestelde grenzen van de bebouwde kom of in aangrenzende terreinen.
Onder de Omgevingswet is het nu de taak van gemeenten om de 'bebouwingscontour jacht' expliciet aan te duiden, rekening houdend met het belang van de veiligheid van bewoners.
In de meeste gevallen zal de grens van de bebouwingscontour jacht hetzelfde blijven als onder de vorige wet, maar de gemeente heeft enige beoordelingsruimte en moet haar keuzes goed onderbouwen. Het is daarom van groot belang dat Wildbeheereenheden input leveren bij de totstandkoming van deze bebouwingscontour jacht.
Daarnaast is het gebruik van het geweer ook niet toegestaan op terreinen die direct grenzen aan de bebouwingscontour. Waar precies deze 'onmiddellijk aan de bebouwingscontour grenzende terreinen' beginnen, hangt af van de feitelijke situatie op locatie en kan niet algemeen worden vastgesteld.
Wij adviseren bij de jacht, beheer en schadebestrijding om voldoende afstand te houden van woningen en tuinen en in een veilige richting te schieten.
Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft elke gemeente automatisch een omgevingsplan. Hierbij geldt overgangsrecht: zolang er nog geen bebouwingscontour jacht is aangewezen in het omgevingsplan, gelden de door de gemeenteraad aangewezen grenzen van de bebouwde kom als bebouwingscontour jacht onder de nieuwe wet.
De gemeente kan ervoor kiezen om actief een bebouwingscontour jacht vast te stellen, een eerder aangewezen bebouwde kom over te nemen als bebouwingscontour jacht, of hiervan af te wijken. Het is belangrijk dat Wildbeheereenheden navraag doen bij alle gemeenten in hun werkgebied of en wanneer zij (opnieuw) een bebouwingscontour jacht gaan vaststellen.
Bij het vaststellen of wijzigen van een omgevingsplan volgt de gemeente een vaste juridische procedure. Belangrijk hierbij is dat iedereen de mogelijkheid heeft om zienswijzen in te dienen over elk onderdeel van het omgevingsplan.
De totstandkoming of wijziging van een Omgevingsplan is grofweg in te delen in 3 procedurestappen:
- De gemeente maakt bekend dat ze het ontwerp omgevingsplan gaat vaststellen/wijzigen.
- Het ontwerp omgevingsplan; De gemeente geeft kennis van het ontwerp omgevingsplan en legt het ter inzage. Iedereen kan zienswijzen inbrengen. Zie navolgende link: participatie- omgevingsplan
- De gemeente stelt het omgevingsplan vast.
Het is van belang om bij uw gemeente(s) na te gaan wat de huidige stand van zaken is bij de implementatie van de nieuwe Omgevingswet door te informeren of er al een ontwerp-omgevingsplan is, of hierin al iets staat over de bebouwingscontour jacht of dat de gemeente de grenzen van de aangewezen bebouwde kom hanteert, en of er een participatiebeleid is en hoe dit eruitziet.