• De organisatie voor Jacht, beheer en schadebestrijding.

Verlenen-Weigeren-Intrekken Omgevingsvergunning Jachtgeweeractiviteit

image_pdfimage_print

GRONDEN VOOR VERLENEN

1.     Met goed gevolg een examen voor een jachtgeweeractiviteit heeft afgelegd (art 874t, lid 1 sub a BKL)

2.     De leeftijd van achttien jaar heeft bereikt (art 874t, lid 1 sub b BKL)

3.     Jachthouder/ lid WBE / toestemming  (art 874t lid 1 sub c BKL)

4.     Een geldig bewijs van de verzekering (art 874t, lid 1 sub d BKL

5.     Aanvraag in persoon (art. 10.21b Omgevingsbesluit)

6.     Meegewerkt aan onderzoek art 6a, 1 b Wwm (art 874t, lid 1 sub e BKL)

7.     Opgave 3 referenten (art 7.197t lid 1, sub c Omgevingsregeling

8.     In persoon aanwezig bij kluiscontrole (art 874t, lid 1 sub f BKL)

9.     Uitreiken in persoon (art 16.78a Omgevingswet)

GRONDEN VOOR WEIGEREN

1.     Misbruik van de bevoegdheid om (art 874t, lid 2 sub A BKL)

2.     Geweer/munitie voorhanden hebben

3.     Jacht uit te oefenen

4.     Beheer en schade te bestrijden

5.     Of gevaar voor zichzelf, openbare orde of veiligheid kan gaan vormen

6.     Aanvrager nalatig zal zijn te doen wat een goed jager betaamt bij de

7.     Uitoefening van de jacht (art 874t lid 2 sub b BKL)

8.     Bevoegdheid om de jacht uit te oefenen bij rechterlijke uitspraak ontzegd (art 874t lid 2 sub c BKL)

9.     In de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag is veroordeeld voor een strafbaar feit wegens overtreding van het bepaalde bij of krachtens de wet of wegens gedragingen als bedoeld in artikel 2.1, 2.2, 2.3, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.13, 2.14 of 2.15 van de Wet dieren, tegen hem daarvoor

11.  Een strafbeschikking is uitgevaardigd of als hem wegens overtreding van het bepaalde bij of krachtens die artikelen van de Wet dieren

12.  Een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 8.7 van die wet is opgelegd (art 874t lid 2 sub d BKL) in de acht jaar voorafgaand bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak is veroordeeld wegens het plegen van

13.  Een misdrijf als omschreven in de artikelen 92, 95, 95a, 108 tot en met 110, 115 tot en met 117, 121, 121a, 123 tot en met 124a, 131, 140 tot en met 141a, 142, 157, 164, 166, 168, 170, 179, 180, 242 tot en met 247, 248f, 249, 250, 273f, 274, 279, 281 tot en met 282b, 284 tot en met 285b, 287 tot en met 292, 300 tot en met 303, 307, 312, 317, 350, 352 of 381 tot en met 387 van het Wetboek van Strafrecht,

14.  Een misdrijf op grond van de Wet wapens en munitie of

15.  Een misdrijf op grond van de Opiumwet.

GRONDEN VOOR INTREKKEN “FACULATIEF” = KAN

1.     Strafbeschikking uitgevaardigd overtreding van het Bal, paragrafen 11.2.2 t/m 11.2.10 (art 8.103 lid 2 sub a BKL)

2.   Wegens handelen in strijd met een andere omgevingsvergunning voor een flora- en fauna activiteit, een jachtgeweeractiviteit of een valkeniersactiviteit (art 8.103 lid 2 sub b BKL)

3.   Wegens gedragingen als bedoeld in artikel 2.1, 2.2, 2.3, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.13, 2.14 of 2.15 van de Wet dieren, als daarvoor

–       Een strafbeschikking is uitgevaardigd of

–       Een bestuurlijke boete is opgelegd wegens overtreding van het bepaalde bij of krachtens die artikelen van de Wet dieren

4.   Er grond is om aan te nemen dat de houder van zijn bevoegdheid om de jacht uit te oefenen misbruik maakt (art 8.104, lid 3 sub a BKL)

5.   De houder nalatig is te doen wat een goed jager betaamt bij de uitoefening van de jacht (art 8.104, lid 3 sub b BKL)

6.   Er grond is om aan te nemen dat de houder van zijn bevoegdheden misbruik maakt in het kader van (art 8.104, lid 3 sub c BKL)

–       Beheren van populaties van in het wild levende dieren en

–       Het bestrijden van schadeveroorzakende dieren

GRONDEN VOOR INTREKKEN “IMPERATIEF” = MOET

1.   Onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt (art 8.104, lid 1 sub a BKL)

2.   Niet voldoende dekking van de verzekering (art 8.104, lid 1 sub b BKL)

3.   De houder misbruik heeft gemaakt van;

–   wapens of munitie of

–   de bevoegdheid om wapens of munitie voorhanden te hebben, of

–   er andere aanwijzingen zijn dat aan hem het voorhanden hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd (art 8.104, lid 1 sub c BKL)

4.   Na de verlening onherroepelijk is veroordeeld wegens

–   het plegen van een misdrijf als omschreven in de artikelen 92, 95, 95a, 108 tot en met 110, 115 tot en met 117, 121, 121a, 123 tot en met 124a, 131, 140 tot en met 141a, 142, 157, 164, 166, 168, 170, 179, 180, 242 tot en met 247, 248f, 249, 250, 273f, 274, 279, 281 tot en met 282b, 284 tot en met 285b, 287 tot en met 292, 300 tot en met 303, 307, 312, 317, 350, 352 of 381 tot en met 387 van het Wetboek van Strafrecht,

–   een misdrijf op grond van de Wet wapens en munitie of

–   een misdrijf op grond van de Opiumwet (art 8.104 lid 1, sub d BKL

5.   In bezit van een magazijn voor een vuurwapen als bedoeld in artikel 6, derde lid, van Richtlijn (EU) 2021/555, zonder hiervoor een verlof of ontheffing op grond van de Wet wapens en munitie te hebben (art 8.104, lid 1 sub e BKL)

6.   Minister J&V bevoegd intrekken bij  (5.41 lid 2 OW i.v.m. 5,42 lid 3 OW)

–   misbruik van wapens of munitie

–   onder zich hebben wapens/munitie niet langer kan worden toevertrouwd

Reacties zijn gesloten.