Jacht, het recht om te mogen jagen en de taak Wbe in deze.

image_pdfimage_print

 

Hierbij de zienswijze van de NOJG over de jacht en het recht om te mogen jagen naar aanleiding de vele vragen hierover door de invoering van de nieuwe Omgevingswet, die vanaf 1 januari 2024 van kracht is

De jacht en het recht om te mogen jagen is gebaseerd op:

  • eigendom,
  • pachtovereenkomst of
  • een huurovereenkomst van het jachtrecht

zoals aangegeven in artikel 8.3 Omgevingswet (Ow) en alle voorgaande wettelijke regelingen.

Er geldt nu sinds de Wet naturbescherming en ook bij de Omgevingswet een aansluitplicht bij de lokale wildbeheereenheid (Art 8.2, eerste tot en met vierde lid Ow) voor jachthouders met omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit, dit versterkt het streekgebonden karakter van schadebestrijding, beheer en jacht met het geweer op basis van het geldend faunabeheerplan nog verder.

Memorie van Toelichting bij de Omgevingswet

“3.3.5.1 Faunabeheereenheden en -plannen en wildbeheereenheden

Met dit aanvullingsbesluit wordt voorzien in een planmatige, samenhangende, gebiedsgerichte aanpak van schadebestrijding door grondgebruikers, populatiebeheer in opdracht van provincies en jacht. Daarbij hebben faunabeheereenheden, faunabeheerplannen en wildbeheereenheden een belangrijke functie.

De regeling van het aanvullingsbesluit is een voortzetting van de regeling die voorheen was opgenomen in de Wet natuurbescherming. Met een planmatige en gebiedsgerichte aanpak wordt geborgd dat alle inspanningen in het kader van schadebestrijding, populatiebeheer en jacht op elkaar worden afgestemd en ten dienste staan van het gebied waarin die inspanningen worden verricht. Daarbij is verzekerd dat recht wordt gedaan aan de specifieke omstandigheden in het betrokken gebied en aan de gevoelens en verwachtingen van de bewoners van de streek, vanuit hun betrokkenheid bij en beleefde verantwoordelijkheid voor hun directe leefomgeving en het beheer daarvan. Verbondenheid met de streek leidt ook tot weerwoord vanuit de streek ingeval van onzorgvuldig handelen.

Afstemming van de inspanningen bij de uitoefening van schadebestrijding, populatiebeheer en jacht is van groot belang. Zij hangen immers met elkaar samen en beïnvloeden gezamenlijk de stand van de populaties van dieren in de streek. Afstemming verzekert dat rekening wordt gehouden met alle belangen: de rechten van de grondgebruikers, de specifieke rechten van de jachthouders, het belang van een gunstige staat van instandhouding van de betrokken diersoorten en de belangen die in het geding kunnen zijn ingeval van een overmatige populatie van diersoorten, zoals de verkeersveiligheid, de luchtveiligheid en de bescherming van eigendommen.

De uitvoering van de schadebestrijding, het populatiebeheer en de uitoefening van de jacht moeten, gelet hierop, plaatsvinden overeenkomstig het voor het betrokken gebied geldende faunabeheerplan. Deze verplichting wordt met het aanvullingsbesluit toegevoegd aan het Bal.


Voor degenen die bij schadebestrijding, beheer en jacht zijn betrokken, voorziet de Omgevingswet in regels over het effectief voorkomen en bestrijden van schade, het deskundige gebruik van middelen, en over het goed jachthouderschap, daarom geldt daar ook de 40 ha regeling (Art. 11.76 BAL) en ook voor het veilig gebruik van het geweer.

Onder de begrippen schadebestrijding, overlastbestrijding, populatie-beheer en jacht wordt in de huidige Omgevingswet het navolgende verstaan.

  • Bij schadebestrijding gaat het om de maatregelen die een grondgebruiker mag nemen tegen dieren die schade aan zijn eigendommen veroorzaken.
  • Bij overlastbestrijding gaat het om maatregelen die gemeenten binnen een in het omgevingsplan of de omgevingsverordening begrensde bebouwings-contour (voorheen: «de bebouwde kom») kunnen nemen ter bestrijding van overlast veroorzakende dieren.
  • Populatiebeheer houdt in dat op basis van een planmatige en langdurige aanpak de omvang van populaties van diersoorten wordt beperkt als dat nodig is vanwege de ernst of omvang van de schade of de bedreiging van een publiek belang, zoals de volksgezondheid of verkeersveiligheid.
  • Jacht is het vangen en doden van wild ter uitoefening door een jachthouder van zijn jachtrecht, zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit is vereist.

Deze onderverdeling is tot stand gekomen in de Wet natuurbescherming. Goed beschouwd is dit geïntroduceerd bij het in werking treden van de Wet natuurbescherming in 2012. Daarvoor was ‘faunabeheer’ in essentie gelijkgesteld aan de jacht in brede zin.

De wildbeheereenheden zijn gehouden uitvoering te geven aan het door de faunabeheereenheid vastgestelde faunabeheerplan (Art. 11.63 Bal) en zoals aangegeven in (art 8.1 Ow) van de Faunabeheereenheid en de daarop verleende 8.74j, tweede lid Bkl (vogels), 8.74k, tweede lid, Bkl (soorten habitat-richtlijn), 8.74l, tweede lid, Bkl (andere soorten)door de provincie.

Zij bevorderen en coördineren de uitvoering hiervan binnen hun werkgebied waardoor meer planmatige en samenhangende regionale aanpak wordt zo verzekerd.

De jachthouder is volgens de Wet natuurbescherming en de Natuurvisie en de natuurverordening van de provincie verplicht het faunabeheerplan op de juiste wijze uit te voeren, dit betekent dat;

  • de jacht alleen is toegestaan binnen het jachtseizoen;
  • de jachthouder de verplichting zich als een goed jachthouder te gedragen en voor een redelijke wildstand in zijn veld te zorgen en schade te voorkomen en te beperken (art 11.65 Bal);
  • Hij heeft een rapportageplicht op basis van (art 6.3, derde lid, Omgevingswet besluit) ;
    • de voorjaarstellingen,
    • afschotgegevens,
    • valwild en
    • verplichte rapportages zoals aangegeven in de ontheffingen, vrijstellingen of bijzondere opdrachten.

Het principe van de wet voor het Faunabeheerplan (art 8.1 Ow) is;

  • Schadebestrijding, dat dit in principe uitgevoerd wordt door grondgebruikers of namens hen op basis van toestemming grondgebruiker (art 11.44 lid 5, 11.52 lid 5 en art 11.58 lid 6 BAL) als het gaat het om de maatregelen die een grondgebruiker mag nemen tegen dieren die schade aan zijn eigendommen veroorzaken.
  • Beheer diersoorten, uitgevoerd door faunabeheereenheden en de wildbeheereenheden, op basis van een planmatige en langdurige aanpak waarmee de omvang van populaties van diersoorten wordt beperkt als dat nodig is vanwege de ernst of omvang van de schade of de bedreiging van een publiek belang – zoals de volksgezondheid of verkeersveiligheid, dit ook op basis van de toestemming grondgebruiker.
  • Jacht, uitgevoerd door jachthouders op basis van een jachthuurovereenkomst (en) in een geopend jachtseizoen voor de 5 aangewezen diersoorten, waarvoor het verplichte lidmaatschap van de lokale wildbeheereenheid een voorwaarde is op basis van (Art 8.2, eerste tot en met vierde lid Ow).

Het regime van schadebestrijding en populatiebeheer buiten de jacht is daarom veel in belang toegenomen en geschiedt op basis van de toestemming van de grondgebruiker op basis van art 11.52 lid 5 BAL van de Omgevingswet.

De vraag is hierbij op welke basis (wettelijk) kan een Wildbeheereenheid bepalen, wie waar jaagt in haar beheergebied?

Volgens mij dient dit alleen te zijn op basis van de jachtrechten, welke de jachthouder heeft verkregen uit eigendom, pacht of jachthuurovereenkomst op basis van 8.3 Ow.

Dus m.a.w. de eigenaar, pachter of de jachthuurder bepaald in principe volgens de wet, wie waar jaagt en dus niet de Wbe.
  • Het verkregen jachtrecht(eigendom, pachtovereenkomst of een huurovereenkomst) kan de Wbe in principe niemand ontzeggen, ook niet bij inbreng van de jachtrechten.
  • De WBE kan er wel voor zorg dragen, dat de jachtvelden die hierdoor zijn ontstaan binnen hun werkgebied zoveel mogelijk, bejaagbaar zijn en dat beheer en schadebestrijding wordt uitgevoerd conform het Faunabeheerplan en conform de voorwaarden zoals vermeld in de ontheffingen, vrijstelling of bijzondere opdrachten.
  • Hiervoor kan zij gronden huren, van overheden, Terrein Beherende organisaties, Waterschappen etc. Zij vraagt ontheffingen bij de FBE aan ten behoeve van haar leden.
  • Verder bepalen in principe de jachthouders onderling hoe de grenzen van de jachtvelden zijn waarbij de WBE alleen een ondersteunende en geen bepalende rol mag en kan spelen, dit wordt dan in de ALV van de WBE bevestigd en dan pas kan de WBE de jachtveldgrenzen in het Fauna Registratie Systeem/DORA of ander registratie systeem aanpassen.