Voorwoord
In deze pagina wordt het wild vanuit de veiligheid van de voedselketen belicht.
De pagina is bestemd voor de jagers en jachtopzieners van de Benelux die het geschoten wild in een Benelux-land waar zij de jacht uitoefenen en dat een ander land is dan het land waar zij als gekwalificeerde personen zijn geregistreerd, aan het eerste onderzoek op het gebied van gezondheid en hygiëne zoals voorzien in de verordening (EG) n° 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, willen onderwerpen.
De Europese regelgeving voor voedselveiligheid (hygiënepakket) voorziet in de mogelijkheid dat een jager, die een hygiëneopleiding heeft gevolgd (gekwalificeerd persoon) een eerste beoordeling van het geschoten wild kan verrichten. Het staat de nationale autoriteiten echter vrij de rechtstreekse afzet door de jager van het wild of het daarvan afkomstige vlees aan de eindverbruiker of de detailhandel te reguleren. De nationale aanpak heeft tot verschillen tussen de diverse landen geleid. Deze pagina informeert het geïnteresseerde publiek over de bestuursrechtelijke bepalingen die dienen te worden nageleefd door jagers en gekwalificeerde personen die in het Benelux-gebied opereren.
Missie van het Secretariaat-generaal van de Benelux
De Benelux is een grensoverstijgende samenwerking tussen Belgen, Nederlanders en Luxemburgers. De Benelux streeft naar een regio zonder grenzen, omdat dit zorgt voor meer welvaart, mobiliteit, veiligheid en duurzaamheid voor iedereen. Het Secretariaat-Generaal van de Benelux is de centrale spil van de grensoverschrijdende samenwerking. Het initieert, ondersteunt en bewaakt samenwerking op het gebied van economie, duurzaamheid en veiligheid.
De grensoverschrijdende samenwerking op veterinair terrein valt onder deze taakstelling. Zij wordt geconcretiseerd in regelmatig overleg tussen de hoofden van de veterinaire dienstens (« Chief veterinary officers », CVO’s) over thema’s voor operationele samenwerking op het vlak van diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid. Constaterend dat de opleidingen van de jagers op het gebied van gezondheid en hygiëne in de Benelux gelijkwaardig zijn, hebben de CVO’s van de drie landen ingestemd met het beginsel van de wederzijdse erkenning tussen de Benelux- landen van de gekwalificeerde personen en hebben het Benelux Secretariaat-Generaal opdracht gegeven een werkgroep in het leven te roepen, die zich over de concrete invulling van deze wederzijdse erkenning diende te buigen. Deze brochure is het resultaat van het overleg tussen nationale deskundigen met de steun van het Secretariaat-Generaal van de Benelux.
De wederzijdse erkenning van de gekwalificeerde persoon
Verklaring gekwalificeerd persoon (GP)
De Europese regelgeving schrijft voor dat het wild dat de jager voor de menselijke consumptie wil bestemmen, vergezeld moet gaan van een door een gekwalificeerd persoon (GP) afgegeven verklaring. In de regel is de jager zelf een GP. Het is voldoende als minstens een van de leden van het jachtgezelschap deze opleiding heeft gevolgd. De GP zou eveneens de jachtopziener kunnen zijn als hij deel van het jachtgezelschap uitmaakt of als hij zich in directe nabijheid bevindt.
In die verklaring worden de vaststellingen opgetekend die tijdens een eerste onderzoek ter plaatse op dat wild zijn gedaan, met inbegrip van het gedrag van het wild vóór het doden en de toestand van de omgeving. Om het doel te bereiken dat met die verklaring, die een belangrijke schakel in de veiligheid van de voedselketen is, wordt nagestreefd, moet de GP naast het kunnen onderscheiden van normaal en abnormaal een monster ten behoeve van trichinenonderzoek kunnen nemen.
Opleiding niet geharmoniseerd op Europees niveau
Om een GP te kunnen worden en derhalve die verklaring te kunnen afgeven, moet de jager of de jachtopziener ten genoegen van de bevoegde autoriteit van het land waar hij optreedt, een opleiding op het gebied van gezondheid en hygiëne hebben gevolgd en door die autoriteit als GP zijn erkend en geregistreerd. Noch de opleiding noch de erkenning van GP’s is in Europees verband volledig geharmoniseerd. Concreet hangt alles van iedere nationale autoriteit af. Iemand kan dan ook alleen als GP fungeren in het land waar hij de opleiding heeft gevolgd en is geregistreerd.
De nationale aanpak heeft tot verschillen tussen de diverse landen geleid. De criteria die aan aspirant-GP’s worden opgelegd alsook aan de opleidingen zelf, die door jagersverenigingen worden verstrekt, lopen uiteen, hoewel in de Europese regelgeving een algemeen kader is geschetst van wat met de opleiding moet worden bereikt. Tot slot verschillen ook de nationale modelverklaringen van elkaar.
Op grond van het subsidiariteitsbeginsel staat het de nationale autoriteiten ingevolge de Europese regelgeving bovendien vrij de rechtstreekse afzet door de jager van het wild of het daarvan afkomstige vlees aan de eindverbruiker of de detailhandel te reguleren. Ook die nationale bepalingen verschillen van land tot land. Het spreekt vanzelf dat die bestuursrechtelijke bepalingen dienen te worden nageleefd door jagers en GP’s die op het grondgebied van het bewuste land opereren. Die voorschriften moeten dus minstens bekend zijn en maken daarom deel uit van de opleiding.
Afstemming binnen Benelux
Bij de bevoegde autoriteiten van de BENELUX-landen is het besef gegroeid dat een wederzijdse erkenning van GP’s het voor iedereen gemakkelijker zou kunnen maken en een eerste stap zou kunnen betekenen in de richting van een onderlinge afstemming van bestuursrechtelijke bepalingen op dit specifiekeEerste terrein. Na bestudering van de concrete situatie in elk van onze drie landen de conclusie dat een wederzijdse erkenning in twee fasen worden bereikt. De bevoegde autoriteiten hebben aldus in LUX-verband afspraken gemaakt.
Eerste fase: individuele aanvragen
Een eerste fase, vanaf oktober 2011, mag een in België, Nederland of Luxemburg geregistreerde GP in de 3 landen als optreden. Het gaat hier om een procedure op verzoek van de betrokkene.
De navolgende voorwaarden, dat hij/zij:
- de opleiding heeft gevolgd en is geregistreerd in een BENELUX-lidstaat;
- in het bezit is van een jachtakte/jachtverlof met een geldigheidsduur voor het lopende jachtseizoen die/dat is afgegeven in het land waar de jacht plaatsvindt en waarin hij de erkenning en registratie aanvraagt;
- de voorgeschreven formaliteiten heeft vervuld: zijn aanvraag indienen via een jagersvereniging van zijn land (die daartoe door de bevoegde autoriteit gemachtigd is).
De individuele aanvragen worden door de jagersverenigingen (of op een andere gelijkwaardige wijze) gegroepeerd en doorgegeven aan de bevoegde nationale autoriteiten. Ze worden vervolgens eenmaal per jaar door het Secretariaat- generaal Benelux doorgeleid naar de bevoegde autoriteiten van de beide overige landen, die de erkenning al dan niet goedkeuren en de aanvragende autoriteiten kennisgeven van het besluit.
Het spreekt vanzelf dat de GP zich bij zijn optreden dient te houden aan de nationale regelgeving en procedures van het land waar de jacht plaatsvindt, met inbegrip van het modeldocument. Als de jager erkend is in het land waar de jacht plaatsvindt en het geverifieerd is dat er geen recente beperkingen gelden uit oogpunt vanuit sanitaire redenen in de regio waar het wild is geschoten, kan de jager het wild van zijn jacht of het wild dat hij in het afkomstland geschoten heeft meenemen. Hij zal dit wild in de handel kunnen brengen rekening houdend met de nationale wetgeving in dit land, zoals in de onderstaande tabel samengevat.
Tweede fase: algemene wederzijdse erkenning
Het is de bedoeling in een tweede fase te bezien of deze procedure kan worden afgeschaft en een algemene Europese regelgeving (Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en 853/2004) –
Levering van wild door jager aan EG erkende wildbewerkingsinrichting
Nationale wetgeving1
Nederland | België | Luxemburg | |
Nationale wetgeving | Regeling Vleeskeuring van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 december 20052 Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden door de jager aan de eindverbruiker of aan de plaatselijke detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert. | KB van 22 december 2005 betreffende de hygiëne van levensmid- delen van dierlijke oorsprong3: Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden door de jager aan de eindverbruiker of aan de plaatselijke detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert. | Groothertogelijk besluit van 4 februari 1994 betreffende de veterinairrechtelijke en gezondheids- vraagstukken met betrekking tot het doden van vrij wild en het in de handel brengen van vlees van vrij wild; Groothertogelijk besluit van 1 december 1994 tot wijziging van het groothertogelijk besluit van4 februari 19945 betreffende de veterinairrechtelijke en gezondheidsvraagstukken met betrek- king tot het doden van vrij wild en het in de handel brengen van vlees van vrij wild. |
Eigen consumptie? | Toegestaan, geen verklaring, vrij- willig trichinenonderzoek | Toegestaan, geen verklaring, vrijwillig trichinenonderzoek | Toegestaan, geen verklaring |
Rechtstreekse verkoop door jager van beperkte aantallen? | |||
• Eindverbruiker? | Toegestaan + verklaring+ trichinenonderzoek | Toegestaan + verklaring+ trichinenonderzoek | Niet toegestaan |
• Restaurant | Idem | Niet toegestaan, behalve … (zie hieronder detailhandel) | Niet toegestaan |
• Detailhandel | Idem | Niet toegestaan, behalve als die detailhandel beschikt over een erkenning als wildbewerkingsin richting die grenst aan een detail- handelszaak (minder uitgebreide voorwaarden dan die van verordeningen 852 en 853; vlees bestemd voor de levering aan die detailhan- del en uitsluitend voor de verkoop aan de eindverbruiker) | Niet toegestaan |
Aanwezigheid GP tijdensjacht | Niet verplicht | Verplicht | Verplicht, behalve afwijking |
Afstaan karkas | Afstaan alleen heel karkas of als vlees van vrij wild | Afstaan alleen heel karkas | Afstaan alleen heel karkas |
1 Nationale wetgeving ter nadere uitvoering van EG-verordening, met regels voor de uitzonderingen van de EG-verordening.
BELGIË
De jager die het wild bejaagt om dit aan een derde (eindverbruiker of wildbewerkingsinrichting) af te staan, moet de GP-status hebben. Gaat het om een groep jagers, dan volstaat het als er minstens één GP aanwezig is.
Verklaring eerste onderzoek
De genummerde verklaringen worden in boekjes aan gekwalificeerde personen verstrekt door de Royal Saint- Hubert Club de Belgique in het Frans en het Duits en door de Hubertusvereniging Vlaanderen in het Nederlands. Deze boekjes zijn individueel en elke verklaring wordt in tweevoud en genummerd verstrekt. Het origineel vergezelt het wild dat aan een wildbewerkingsinrichting of de eindverbruiker wordt afgeleverd. Het wordt in principe aan het gedode dier bevestigd. Voor zover het wild een identificatie draagt (genummerd label), moet het document niet aan het dier worden bevestigd als dat identificatienummer in de verklaring wordt vermeld. Dit geldt eveneens als de verklaring betrekking heeft op verschillende gedode dieren en hun identificatie daarin duidelijk is aangegeven.
Trichinenonderzoek bij wilde varkens verplicht
Alle wilde zwijnen worden in erkende wildbewerkingsinrichtingen onderzocht op trichinen. Bij rechtstreekse overdracht aan een eindverbruiker neemt de GP monsters en doet ze analyseren. Hij vermeldt dit in de verklaring en deelt nadien het resultaat mee. Indien voor eigen consumptie van de jager (en zijn gezin) bestemd, is het onderzoek ook zeker aanbevolen. Levering van vrij wild door de jager aan de detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert De jager mag in de regel geen wild aan een detailhandelszaak leveren. Op grond van de nationale wetgeving mag van deze mogelijkheid evenwel gebruik worden gemaakt door de detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert, zodra een wildbewerkingsinrichting aan die zaak grenst. Het wild wordt dan in die inrichting gekeurd.
NEDERLAND
Voor de GP relevante nati onale regelgeving is in Nederland opgenomen in de Regeling Vleeskeuring van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 december 2005.
Verklaring eerste onderzoek Grof vrij wild
Bij de levering van grof vrij wild moet aan het karkas een uniek identificatienummer worden bevestigd, bij voorkeur het wildmerknummer dat in de benodigde ontheffing voor het afschot is vermeld. Verder moet een verklaring Grofwild ingevuld door een gekwalificeerd persoon meegeleverd worden waarop de voorgeschreven informatie.
Op de Verklaring GP Grofwild kunnen de gegevens van meerdere stuks grofwild vermeld worden, mits de identificatie goed geborgd is (middels wildmerk) en mits alle op de Verklaring vermelde dieren naar één en dezelfde wildbewerkingsinrichting gaan. Let op dat bij abnormaliteiten duidelijk wordt aangegeven op welk dier dit betrekking heeft !
Bij wilde zwijnen moet ook de uitslag van het trichinenonderzoek meegeleverd worden.
Voor de jagers en jachtopzichters die gebruik maken van het Faunaregistratiesysteem (FRS) die kunnen na de registratie van het afschot van het grofwild, ook de verklaring Gekwalificeerd Persoon uitprinten voor het Grofwild.
Voorbeeld van een ‘Verklaring eerste onderzoek’ voor het grof vrijwild.
Kleinwild
Per partij kleinwild (zelfde datum en gebied geschoten) dient de ‘Verklaring eerste onderzoek’ meegeleverd te worden.
In het kader van de traceerbaarheid die Verordening (EG) nr. 178/2002 voorschrijft , is het van belang dat bijgehouden wordt aan wie het wild wordt geleverd. Ook degene die het wild ontvangt/koopt moet bijhouden wie het wild geleverd heeft . Het is in het kader van de traceerbaarheid namelijk noodzakelijk dat één stap terug en één stap vooruit nagetrokken kan worden. De administratie van leveren en ontvangen moet drie jaar worden bewaard.
Voorbeeld van een ‘Verklaring eerste onderzoek’ voor het kleinwild.
Verklaring 1e Onderzoek kan gedownload worden via onze website;
Mogelijkheden bij abnormaliteit
Indien de gekwalificeerde persoon bij wild een abnormaliteit heeft geconstateerd, heeft de GP wettelijk gezien drie mogelijkheden.
Hij kan het dier( behalve wild zwijn):
- In het veld achterlaten.
- Ter destructie bestemmen.
- Overdragen aan de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) indien de jager het wild in de (lokale) handel wil brengen. Overdragen aan de NVWA betekent dat een dierenarts van de NVWA het wild nader onderzoekt of het al dan niet voor consumptie geschikt is. Om het wild over te dragen NVWA, neemt de gekwalificeerde persoon contact op met de NVWA telefoon: +31 800-0488. 3.
- Het dier laten onderzoeken bij het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) te Utrecht. De GP kan een dier dat afwijkingen vertoont voor onderzoek aanbieden aan het DWHC: Vooraf moet alti jd contact wordt opgenomen met het DWHC (tel: +31 30 253 7925). Daar wordt bepaald of onderzoek gewenst en/of mogelijk is en kunnen verdere afspraken gemaakt worden over het transport. Op de website van DWHC (www.dwhc.nl) is diverse informatie beschikbaar, zoals een instructie over het inpakken van op te sturen dode dieren. Na onderzoek worden de restanten ter destructie bestemd.