Veel gestelde vragen Jacht praktijk
Het jachtveld moet een aaneengesloten oppervlakte hebben van ten minste 40 ha per jachthouder. In dat veld moet een cirkel kunnen worden getrokken met een straal van ten minste 150 meter. Ook water waarvan u het jachtrecht heeft gehuurd mag meegerekend worden bij de oppervlakteberekening. Een water breder dan 10 meter vormt alleen een scheiding, indien u het jachtrecht hiervan niet bezit. Een autosnelweg vormt een scheiding in een jachtveld.
Artikel 3.26 lid 1 onderdeel b Wet natuurbescherming,
Artikel 3.12 Besluit natuurbescherming
Bij de berekening van de oppervlakte, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, worden niet meegerekend:
gronden die zijn gelegen op een afstand van meer dan 350 meter van het middelpunt van een cirkel met een straal van 150 meter die het dichtst bij die gronden in het jachtveld kan worden beschreven;
andere gronden dan die, bedoeld in onderdeel a, die van het middelpunt, bedoeld in onderdeel a, uit in rechte lijn slechts bereikbaar zijn over grond die tot een ander jachtveld behoort openbare, verharde verkeerswegen, niet zijnde grindwegen;
begraafplaatsen, en bebouwde kommen van de gemeenten als bedoeld in artikel 3.21, derde lid, van de wet en onmiddellijk aan die kommen grenzende terreinen.
Als afzonderlijke jachtvelden worden beschouwd, ook ingeval zij grenzen aan gronden waarop het aan dezelfde persoon of personen is toegestaan om de jacht uit te oefenen:
gronden als bedoeld in het derde lid, onderdelen a of b;
delen van gronden waarbij de verbinding tussen deze delen op enig punt smaller is dan 50 meter, en
delen van gronden die van elkaar worden gescheiden door een autosnelweg als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of
door een water, breder dan 10 meter, indien de jachthouder niet gerechtigd is om daarop de jacht uit te oefenen.
Voor alles wat een jager in het jachtveld met het geweer doet geldt de minimale jachtveldeis van 40 aaneengesloten hectares. Dit geldt bij zowel jacht, als bij beheer en schadebestrijding.
De wetgever heeft dit gedaan om het gebruik van het geweer op een veilige manier mogelijk te maken.
Daarnaast maakt de wetgever een strikte scheiding in jacht (art 3.23 Wn) enerzijds en beheer en schadebestrijding (art 3.15 t/m art 3.18 Wn) anderzijds. Zo is een optelling van een deel jachthuur met een oppervlakte van minder dan 40 hectare met een ander deel met de toestemming voor beheer en schadebestrijding van minder dan 40 hectare geen bejaagbaar jachtveld en dus ook niet toegestaan.
In bijzondere gevallen kan de provincie wel ontheffing verlenen. Dit geldt dan met name voor beheer en schadebestrijding waarbij het fysiek niet mogelijk is om aan de minimale jachtveldeis van 40 hectares te kunnen voldoen. Een veld welke kleiner is dan 40 hectares en is omgeven door snelwegen en of bebouwde kom is hiervan een voorbeeld. Het aanvragen van een ontheffing hiervoor kunt u doen bij de FBE van de bewuste provincie. Zie www.faunabeheereenheid.nl
Voor het gebruik van andere middelen zoals fret en buidel, kastval en vangkooi geldt echter niet de minimale eis van 40 hectare en is dit ook mogelijk binnen de bebouwde kom. U zou daarom met de toestemming voor beheer en schadebestrijding van 1 hectares een kastval kunnen plaatsen en onderhouden om bijvoorbeeld een vos te vangen.
Gedurende de looptijd van een jachthuurovereenkomst gaat de eigendom van een of meerdere percelen in het jachtveld over naar een andere eigenaar, die ook de jachtrechten heeft voorbehouden in de pachtovereenkomst met de grondgebruiker. De grondgebruiker blijft dezelfde. Welke rechten heeft de jager? Kan na verkoop van de gronden de eventuele nieuwe eigenaar de jager de toegang op zijn gronden verbieden?
Koop (verkoop) breekt geen huur (Burgelijk Wetboek 7:226). Dat betekent dat de jachthuurovereenkomst gedurende de resterende looptijd in stand blijft. Alle rechten en plichten gaan dan wel over naar de nieuwe eigenaar en zo dient dan ook de (jaarlijkse) tegenprestatie zoals in de JHO is overeengekomen aan de nieuwe eigenaar te worden voldaan .
Voor beheer en schadebestrijding, bijvoorbeeld ten aanzien van niet-wild soorten of wildsoorten buiten de geopende jachttijd, is echter te allen tijde toestemming van de grondgebruiker vereist. De nieuwe eigenaar kan het betreden van de gronden ter uitoefening van de jachthuurovereenkomst dus niet verbieden, zolang de oude JHO geldig is.
Burgerlijk Wetboek 7:226
In artikel 3.15 lid 2 van de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt vrijstelling verleend van bijvoorbeeld het verbod op het doden, voor de bestrijding door grondgebruikers van schadeveroorzakende vogels en dieren die in het Besluit Natuur art 3.1 zijn aangewezen, omdat ze in het gehele land schade veroorzaken. Het betreft hier de landelijke vrijstellingslijst, te weten Zwarte kraai, Kauw, Canadese gans, Vos, Houtduif en konijn. Provinciale Staten kunnen bij verordening eveneens soorten aanwijzen waarvoor een provinciale vrijstelling geldt binnen de provincie, eveneens gericht tot grondgebruikers.
Artikel 3.15 lid 7 Wnb stelt vervolgens:
“De grondgebruiker kan bij schriftelijke en gedagtekende toestemming de hem ingevolge het tweede tot en met vijfde lid toegestane handelingen door een wildbeheereenheid of anderen doen uitoefenen.”
De Raad van State heeft in dit verband de lezing bevestigd dat de grondgebruiker een schriftelijke toestemming kan verlenen maar dat deze bepaling niet zo gelezen moet worden dat elke jachtaktehouder fysiek over deze toestemming dient te beschikken ( Zie hier voor de uitspraak, in het bijzonder rechtsoverweging 2.4.1).
Nu er geen wijziging op dit punt is beoogd door de wetgever geldt het volgende:
Indien de grondgebruiker de jachthouder middels ons standaardcontract een schriftelijke toestemming geeft, waar ook in staat dat de toestemming doorgegeven mag worden, dan is aan het vereiste van artikel 3.15 lid 7 Wnb voldaan. De houder van deze toestemming mag deze doorgeven.
Indien hij bij de activiteit aanwezig is blijkt enkel uit zijn aanwezigheid al dat hij deze toestemming doorgeeft. Is hij niet zelf aanwezig dan doet hij er verstandig aan om aan uitvoerders deze toestemming schriftelijk door te geven.