De bodemprocedure, gedeelte sluiting wildlijst en tellingen – een Q&A

image_pdfimage_print

Inmiddels is het jachtseizoen al ruim een maand aan de gang. Toch voelt het dit jaar anders. De minister besloot om dit jachtseizoen de jacht op konijn in het hele land en het haas in drie provincies niet toe te staan. De Jagersvereniging heeft getracht via een kort geding tegen de Staat een voorlopige voorziening te vragen, waardoor de jacht op het haas in Groningen, Utrecht en Limburg toch kon doorgaan. Niet geheel onverwacht wees de voorzieningenrechter het verzoek af. Het onderwerp is te complex voor een korte termijn uitspraak. De zaak zal nu letterlijk en figuurlijk tot de bodem worden uitgezocht in een bodemprocedure tegen de Staat.

Vanzelfsprekend roept dit hele proces veel vragen op. Wij proberen in dit artikel de meest gestelde vragen te beantwoorden.

Waarom zijn de Jagersverenigingen en de FPG het niet eens met besluit van de minister?
Het onderzoek waar de minister haar regeling op gebaseerd heeft, berust op onjuiste beoordelingsmethodes en discutabele keuzes rond gebruikte data en referentiejaren. Een paar korte punten:

  • Het referentiejaar 1950 is niet alleen discutabel, ook de bijbehorende grafiek die de ruim 60% daling van de populatie aangeeft klopt niet. Deze is samengesteld uit twee databronnen. De eerste jaren waarin de grootste daling te zien is, zijn gebaseerd op – hoogstwaarschijnlijk regionale – afschotcijfers van onderzoeker Broekhuizen. Het tweede – meer stabiele – deel van de grafiek bestaat uit afschotcijfers van jagers. Om een populatietrend te bepalen, kijk je naar meer recente gegevens van enkele generaties van de betreffende diersoort of hooguit 10 tot 20 jaar. De wereld zag er immers medio vorige eeuw compleet anders uit.
  • Dat het haas de status ‘gevoelig’ heeft gekregen op de Rode Lijst, wil niet zeggen dat de staat van instandhouding in het geding is. Dit is pas het geval wanneer een diersoort met uitsterven wordt bedreigd. En dat stempel kun je niet op het haas plakken, met een populatiegrootte van minimaal ruim 200.000 hazen in Nederland. Bovendien wil de Jagersvereniging dat de rechter duidelijkheid verschaft over het feit dat een ongunstige staat van instandhouding niet hetzelfde hoeft te zijn als dat de staat van instandhouding in het geding is. Hierbij komt dat de staat van instandhouding van de haas en de konijn gunstig is.
  • In het WEnR-rapport zijn de haas en het konijn behandeld als ‘habitatrichtlijnsoorten’. Dit zijn soorten die op Europees niveau op een speciale lijst zijn geplaatst omwille van hun kwetsbare populatie. Echter, de haas en het konijn staan helemaal niet op de habitatrichtlijn-lijst. Deze zoogdieren zouden daarom ook niet volgens de strenge habitatrichtlijnmethode langs de meetlat gelegd mogen worden.

Goed om te weten: habitatrichtlijnsoorten worden nauwlettend gemonitord, omdat er een rapportageplicht geldt voor lidstaten ten aanzien van deze bedreigde soorten. Haas en konijn zijn geen habitatrichtlijnsoorten; er bestaat dus geen rapportageplicht en de populaties van deze soorten worden niet nauwlettend gemonitord. Het is uiteindelijk helemaal niet bekend hoeveel hazen en konijnen er nu werkelijk voorkomen in Nederland.

De minister geeft zelf aan dat de jacht geen drukfactor van belang is. Welk nut dient het dan de jacht op het konijn landelijk en op het haas in de provincies Utrecht, Groningen en Limburg te sluiten?
Het ministerie stelt zich op het standpunt dat wanneer het niet goed gaat met een soort, de jacht daarop niet kan doorgaan ondanks het feit dat de Minister erkent dat de jacht geen druk vormt op het soort. Als uitgangspunt hiervoor neemt de minister de onderzoeksresultaten van WEnR en de plaatsingen van het konijn en het haas op de Rode Lijst hoewel de bevindingen van beiden zeer discutabel en onjuist zijn.

Waarom heeft de minister de jacht juist in deze drie provincies gesloten?
De minister is bij de tijdelijke sluiting uitgegaan van de cijfers van de meest recente uitgave van de Telganger, een uitgave van de Zoogdiervereniging. Hierin staat een meerjarentrend van een bepaalde soort. In Groningen, Utrecht en Limburg liet de trendlijn het laatste jaar een daling zien. Als je de cijfers uit de Telganger van een jaar eerder had genomen, dan had er bijvoorbeeld in Zuid-Holland en Drenthe niet op het haas gejaagd kunnen worden en in Utrecht wel. Deze momentopnamen zijn populatieschommelingen en niet geschikt om beleid op te baseren, daarvoor moet je kijken naar de trend op de lange termijn. En met die trend is er – zeker wanneer je naar het haas kijkt – niet veel aan de hand. Je zou dus kunnen stellen dat deze provincies dus vooral pech hebben.

Waarom zijn de Jagersverenigingen niet verrast dat zij het kort geding verloren hebben?
Vanzelfsprekend zijn we teleurgesteld dat wij de NOJG, de  Jagersvereniging en de FPG die zich bij ons hebben aangesloten, het kort geding tegen de Staat hebben verloren. Maar we wisten van tevoren dat een kort geding eigenlijk niet de weg is om in te slaan wanneer je een zaak inhoudelijk – tot letterlijk op de bodem – wilt laten uitzoeken. Wij werden gedwongen om het kort geding te starten, omdat de minister kort voor het jachtseizoen besloot om de jacht niet te openen. Bovendien, de drempel in een kort geding is – in tegenstelling tot de bodemprocedure – heel hoog: er moet namelijk sprake zijn van ‘evidente onrechtmatigheid’. En de minister heeft op basis van de informatie die haar ter beschikking stond (het WEnR-rapport en de Rode Lijst) de beslissing genomen. Hoewel wij de kwaliteit van het rapport en de definiëring van het haas en konijn op de lijst betwisten, heeft de minister geen evidente onrechtmatigheid begaan door deze informatie als vertrekpunt te nemen volgens de voorzieningenrechter. Echter, als gezegd, de Staat kwam pas laat met de ministeriële regeling van de (gedeeltelijke) sluiting van de jacht op de twee wildsoorten op de proppen. Redelijkerwijs was het enige waarmee de Jagersverenigingen en de FPG de regeling op korte termijn konden aanvechten een kort geding. Je hoopt bij het nemen van de beslissing om een kort geding te starten dat de rechter meegaat in de redenering dat de minister op zo’n korte termijn de jagers niet voor een voldongen feit mag stellen.

Stel, het gaat daadwerkelijk slecht met het haas. Is het volgens de jagersverenigingen alsnog onterecht om de jacht te sluiten?
De hazenstand kan per gebied wisselen, dat is een gegeven. Daarnaast is de hazenstand weersgevoelig en kan deze per jaar fluctueren. Een jachthouder weet dit en houdt hier rekening mee. De jager heeft bovendien de wettelijke plicht om te streven naar een redelijke wildstand in zijn jachtveld. Als de wildstand te laag is, moet de jager maatregelen nemen om de stand te verbeteren. Het is ook in het eigenbelang van de jager om niet meer te bejagen dan de stand aankan: hij wil immers tot in lengte van jaren kunnen genieten van een veld met een grote diversiteit aan flora en fauna. Het is dus een zelfregulerend systeem, waarbij de jagers gebonden zijn aan de Wet natuurbescherming. Dit maakt het sluiten van de jacht onnodig, zeker nu de minister niet heeft aangetoond dat jagers de plicht om de redelijke welstand te bewaken niet in acht nemen.

Waarom zijn de data jagers niet meegenomen? Waarom zijn die data niet gevalideerd?
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) kijkt naar landelijke telprotocollen. Jagers tellen ongeveer in het hele land op dezelfde manier. Echter als er kleine verschillen zitten in de telmethode van de provincies zet het CBS haar stempel er niet op. Dit zegt uiteraard niets over de data zelf, die blijft namelijk zeer waardevol. De teldata van jagers worden onder meer gebruikt voor provinciale beheerplannen. De jagersverenigingen zijn voorstander van eenduidige, landelijke telprotocollen en wil graag samenwerken met onder meer de Zoogdiervereniging en Sovon, die ook tellingen verzorgen. Ook de minister zit op deze lijn. De jagersverenigingen zijn dan ook nauw betrokken bij de overleggen die door het ministerie hierover worden geïnitieerd.

Wanneer starten de jagersverenigingen de bodemprocedure?

De Jagersvereniging wil samen met de NOJG, de Federatie Particulier Grondbezit (FPG) en nog enkele andere partijen, zo snel mogelijk de bodemprocedure opstarten. De verwachting is dat dit nog deze maand gebeurt. Dankzij het kort geding is er al veel voorwerk gedaan door de partijen en het ingeschakelde advocatenbureau. Door snel door te pakken, hoopt de Jagersvereniging op een definitieve uitspraak vóórdat het jachtseizoen 2023/2024 van start gaat. Overigens heeft de uitspraak van het kort geding geen invloed op de bodemprocedure.

Uiteindelijk is een gang naar de rechter natuurlijk allerminst de meest verkiesbare weg. De gang van zaken afgelopen jaar, met name de keuze voor een fundamenteel onjuiste beoordelingsmethode, stelt ons echter op dit moment voor geen andere keuze. Tegelijk blijven we de hand reiken naar het ministerie om in goed overleg tot adequate beoordelingsmethodes en juiste gebruikmaking en duiding van data te komen. Het is aan de minister of zij bereid is de weg van wetenschappelijk verantwoorde, maatschappelijke consensus en draagvlak voor beleid wil inslaan, of de huidige koers wil blijven varen. Een koers die motivatie, vertrouwen en oprechte (vrijwillige) inzet van meer dan 27.000 professioneel opgeleide jagers beschadigt in plaats van deze te benutten voor de uitdagingen die er liggen in het landelijk gebied.

Hoe zit het met de andere wildlijstsoorten? Is er een kans dat jagers straks de vogels op de wildlijst niet meer mogen bejagen?

De vrees dat de houtduif, eend en fazant straks ook niet meer bejaagd mogen worden is reëel. Daarom sorteren de jagersverenigingen in dit proces alvast voor op dit scenario. Dit verklaart ook waarom de Jagersverenigingen het kort geding ‘als opstapje’ zien naar de bodemprocedure. De onderzoeken naar de waarde van het WEnR-rapport, de tellingen van Sovon, de definitie van de Staat van Instandhouding, en de positionering van diersoorten op de Rode Lijst, kunnen ook worden ingezet wanneer de minister zou willen voorsorteren op het sluiten van de jacht op de vogels op de wildlijst.

Wordt er op dit moment al gewerkt aan nieuwe telprotocollen?

De Jagersvereniging en ook de NOJG vraagt de jagers om in 2023 wel het veld in te gaan om op dezelfde manier te tellen als altijd. Het is in de ontwikkeling naar een nieuw telprotocol heel belangrijk dat de datasets goed op elkaar aan blijven sluiten. Dat doe je door op dezelfde manier te blijven tellen. Ondertussen heeft het ministerie het initiatief genomen om een samen met alle betrokkenen te komen tot een eenduidig, gevalideerd telprotocol. De jagersverenigingen zijn hier nauw bij betrokken.

Hoe zit het met het rondetafelgesprek dat zou plaatsvinden?

Het rondetafelgesprek zou eerst eind september plaatsvinden. Dit ging echter niet door, omdat verschillende deskundigen en Kamerleden niet in de gelegenheid bleken aan te schuiven bij de discussietafels. Het rondetafelgesprek vindt nu volgende week alsnog plaats. Directeur Willem Schimmelpenninck is daarbij aanwezig namens de Jagersverenigingen. Er zijn vier gesprekrondes met verschillende thema’s:

  1. Wetenschap en tellingen
  2. Wet- en regelgeving
  3. Ethisch kader
  4. Belanghebbenden

De Jagersverenigingen sluiten aan bij ronde vier. Voorafgaande aan het rondetafelgesprek heeft de Jagersvereniging een position paper ingediend, waarin onze standpunten helder uiteen worden gezet. Meer info vindt u op de website van de Tweede Kamer: https://www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/commissievergaderingen/details?id=2022A07428