Duinen missen natuurlijk beheer van het konijn

image_pdfimage_print

Ondanks de halvering van stikstofneerslag, langere perioden van droogte en begrazing met vee, blijft een levensvatbare populatie konijnen in de duinen, een groot gemis. Dat blijkt uit promotieonderzoek aan de Wageningen University & Research (WUR) van ecoloog Harrie van der Hagen in opdracht van Dunea.

Door verschillende oorzaken, waaronder te veel stikstofneerslag, is de vegetatie in de Nederlandse kustduinen de afgelopen vijf decennia veranderd. Open, zandige duinen en soortenrijke graslanden werden hoge grassen, struiken en bos, met verlies aan lokale biodiversiteit tot gevolg. Als maatregel is in veel gebieden begrazing ingevoerd met grote grazers. Zo ook in Meijendel, het waardevolle duin- en waterwingebied tussen Den Haag en Wassenaar. In 1990 werden jaarrond koeien en pony’s ingezet. Beheerder Dunea wilde na 20 jaar deze zeer gangbare beleidskeuze onder natuurbeheerders, graag wetenschappelijk onderbouwd zien.

Dr. Harrie van der Hagen, ecoloog bij Dunea, onderzocht de ontwikkeling van de vegetatie in Meijendel sinds de introductie van vee en kwam na jarenlang onderzoek tot een opvallende conclusie: de afname van de konijnenstand, de afname van de stikstofdepositie sinds 1990 en veranderingen in het klimaat, bleken belangrijker voor het gedeeltelijke herstel van de biodiversiteit dan het effect van begrazing met vee. “De duinen missen vooral het natuurlijke beheer van konijnen”, verklaart Van der Hagen. “Waar vee bij toeval kiemplanten van bomen en struiken eet, zoeken konijnen deze eiwitrijke bronnen van voedsel stelselmatig op. Ook missen we het positieve effect van de graafactiviteiten van konijnen.”

De oorspronkelijke populatie konijnen in de duinen verdween nagenoeg toen de ziekte myxomatose in 1954 Nederland bereikte en later opnieuw in 1989 met het VHS-virus. “Kiemplanten eten en holen graven zijn twee eigenschappen die konijnen als oorspronkelijke beheerder voor hebben op het geïntroduceerde vee”, aldus de ecoloog die op basis van zijn onderzoek deze week promoveerde aan de Wageningen University & Research (WUR). “Konijnen zorgen ervoor dat naast gras ook bossen en struiken geen kans krijgen in de duingraslanden. De duinen blijven daardoor open en dynamisch, waardoor kruiden en andere kleine soorten niet hoeven te concurreren met hoge soorten om lucht en licht.”

“Het aantal konijnen moet omhoog om hen weer te laten heersen over de kalkrijke kustduinen van Meijendel”, concludeert Van der Hagen. Dat is echter makkelijker gezegd dan gedaan en dat vraagt vervolgonderzoek. “Het verplaatsen van konijnen vanuit plaatsen waar ze nog talrijk zijn, ligt voor de hand. Dat moet uit een natuurlijke duinomgeving zijn, zodat ook de jonge konijnen leren om uit klauwen van bijvoorbeeld roofvogels en vossen te blijven. Ervaren konijnen weggevangen van sportterreinen en introduceren in onze duinen zou dan een win-win situatie zijn, want op de sportterreinen worden hun knaag- en graafactiviteiten juist als overlast ervaren. Met een inenting en een veilige schuilplek kunnen konijnen binnen twee jaar weer uitgroeien tot een levensvatbare populatie.”

bron: Dunea,