De Tweede Kamer heeft afgelopen dinsdag drie moties aangenomen die betrekking hebben op de bejaagbaarheid van verschillende diersoorten in Nederland.
Twee daarvan kunnen positief worden uitgelegd. De derde motie van Akerboom (PvdD) over het schrappen van soorten die in hun voortbestaan worden bedreigd van de landelijke vrijstellingslijst kwam niet als een verrassing gezien de uitspraak van de Raad van State in Noord-Holland eind april in een procedure tegen het goedkeuringsbesluit Faunabeheerplan Algemene soorten 2017-2023 FBE Noord-Holland, waarin zij oordeelde dat zowel de landelijke als de provinciale vrijstellingen in het faunabeheerplan van de provincie onvoldoende zijn onderbouwd.
Motie PvdD
De motie waarin zonder meer gesteld wordt dat de dieren die op de landelijke vrijstellingslijst staan in hun voort bestaan bedreigd worden of gevaar lopen, dit naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dat deze in de lijst vermelde diersoorten, houtduif, zwarte kraai en kauw, konijn en vos niet voldoende onderbouwd is om aan de eisen van de Natuurbeschermingswet te voldoen. Daarmee zou de landelijke vrijstellingslijst niet langer van toepassing mogen zijn.
Geen gevolgen
De PvdD suggereert in haar motie dat meerdere diersoorten op de landelijke vrijstellingslijst in hun voorbestaan bedreigd zouden worden. Dit is voor alle soorten op de vrijstellingslijst pertinent onjuist.
Enkel het konijn staat op de Rode Lijst als zijnde ‘gevoelig’. Dit is de meest lichte status: de geschatte populatie bedraagt tussen de 1.1 en 3.4 miljoen (bron: WEnR). Dit betekent dat deze motie – wanneer deze zou worden uitgevoerd – waarschijnlijk geen gevolgen heeft voor de bejaging van de diersoorten op de landelijke vrijstellingslijst, op het konijn na. Ook als een soort (tijdelijk) niet is vrijgesteld, blijft bejaging op basis van een ontheffing eventueel wel mogelijk, maar de regeldruk neemt hierdoor fors toe. Ook voor de boeren is deze motie een potentiële tegenvaller, gezien de grote schade die de vrijgestelde soorten toebrengen aan de gewassen.
Voorsorteren op nieuwe situatie
Deze uitspraak heeft ook de andere provincies doen inzien dat de Faunabeheerplannen in de toekomst – ook daar waar het de landelijk vrijgestelde soorten betreft – beter onderbouwd dienen te worden. Het afgelopen half jaar hebben diverse provincies daarom al voorgesorteerd op deze situatie.
Het is maar de vraag of de minister uitvoering zal geven aan de motie, gezien zij al meerdere keren heeft aangegeven bezig te zijn met een stelselwijziging van het faunabeheer in Nederland. Hierover hebben de Jagersverenigingen regelmatig en goed contact met de minister.
Motie Landelijke aanpak exotenbestrijding (BBB)
De motie van Van der Plas (BBB) die pleit voor een landelijke aanpak van het invasieve exotenbeleid, gezien de provinciale verschillen, werd niet onwelwillend ontvangen door de demissionair minister voor Natuur en Stikstof en is door een grote meerderheid van de Kamer aangenomen.
Motie (PvdD) Essentiële rol van grote predatoren in Natuurbeleid
Hetzelfde geldt voor de motie van Akerboom die de demissionair minister verzoekt om de essentiële rol van grote predatoren voor het functioneren van het ecosysteem mee te nemen in het toekomstbestendig maken van het natuurbeleid. In het eerste antwoord op deze motie stelt Van der Wal dat er in de natuurbeschermingsregelgeving ook vanuit wordt gegaan, dat bij beschermde soorten zoals de wolf nodig kan zijn beheersmaatregelen te treffen. Daarmee redeneert de minister in lijn met de Jagersvereniging, die de wolf als een toevoeging van het ecosysteem ziet, maar van mening is dat Nederland te klein is voor een ongecontroleerde toename van deze roofdieren.
Voorzitter NOJG – René Leegte
Geeft aan dat op maandag 6 november, de NOJG en Jagersvereniging een bijeenkomst hebben gepland met het Ministerie van Natuur en Stikstof en op dinsdag 7 november is er ook een gesprek met de minister gepland waarin ook deze moties en de gevolgen van de uitspraak Bodemprocedure Haas en konijn besproken zullen worden.