• De organisatie voor Jacht, beheer en schadebestrijding.

Rechter gaat ten onrechte voorbij aan argumenten Jagersverenigingen en FPG

image_pdfimage_print

NOJG
DEN HAAG – De rechtbank in Den Haag heeft vandaag uitspraak gedaan in de bodemprocedure tegen de ministeriële regeling die de jacht op de haas in Groningen, Utrecht en Limburg en op het konijn in heel Nederland verbiedt. De Jagersvereniging, de NOJG en FPG zijn teleurgesteld over het vonnis. Met name het gebrek aan inhoudelijke behandeling van de argumenten en onderbouwingen die de verenigingen hebben aangedragen is opvallend.

Met deze uitspraak is het begrip een ‘gunstige staat van instandhouding’ en het aantal konijnen en hazen er daarbij in Nederland behoort rond te lopen, vrijwel volledig afhankelijk geworden van de zienswijze van de minister. De rechtbank toetst de besluitvorming van de minister nagenoeg niet en stelt de politieke visie van de minister op de staat van instandhouding voorop.

Afhankelijk van politieke wind
De jacht lijkt hiermee niet langer een fundamenteel recht, maar eerder afhankelijk te zijn van de politieke wind die er op een bepaald moment waait. Willem Schimmelpenninck, directeur van de Jagersvereniging: “Het feit dat de minister van de rechter zoveel ruimte krijgt is niet wenselijk en niet passend bij het feit dat het recht om te jagen onderdeel is van het eigendomsrecht. Een uitspraak als deze kan verstrekkende consequenties hebben. Als de uitspraak wordt gebruikt om alle algemeen voorkomende diersoorten voortaan zo te benaderen, heeft dit grote maatschappelijke gevolgen voor onder meer huizen- en wegenbouw en andere activiteiten waarbij dieren kunnen worden verstoord.”

Rene Leegte, de voorzitter van de NOJG is dat van harte met hem eens: “de uitspraak heeft meer impact dan de rechtbank kennelijk voor ogen heeft gehad. Bovendien is het gebrek aan inhoudelijke motiveringen opvallend en wekt de niet-ontvankelijkheidsverklaring van de verenigingen grote verbazing”.

Enerzijds staat in het vonnis dat het goed is om beoordelingsprocedures en rekenmethoden ter discussie te stellen, anderzijds geeft de rechter met het vonnis de minister bijna volledige vrijheid van handelen, waardoor een serieuze toetsing van de gehanteerde procedures en methodes ontbreekt.

Regulering eigendomsrecht
De belangrijkste vordering van de Jagersverengingen en de FPG was het terugdraaien van het onrechtmatige besluit van de minister om de Regeling natuurbescherming (Rnb) te wijzigen, zodat de jacht op haas en konijn in heel het land weer mogelijk zou zijn in het jachtseizoen. De rechter bevestigde in haar vonnis dat de minister met haar besluit de Rnb te wijzigen inderdaad het eigendomsrecht reguleert. Deze regulering is volgens de rechter toegestaan, omdat daarvoor een wettelijke basis bestaat en omdat deze regulering proportioneel is (oftewel niet te ver gaat). De jagersverenigingen en de FPG blijven echter bij hun standpunt dat de wettelijke basis hiervoor ontbreekt, omdat de minister heeft besloten een strengere toetsing toe te passen voor de staat van instandhouding dan in de wet is opgenomen en omdat het niet nodig was op de jacht op deze wijze te verbieden.

‘Gunstig’ of ‘in het geding’
De minister heeft de algemeen voorkomende soorten haas en konijn langs de meetlat van de Europese habitatrichtlijn gelegd en getoetst of de soorten in een ‘gunstige staat van instandhouding’ verkeren, in plaats van dat hun ‘staat van instandhouding in het geding is’. Bovendien werd opnieuw als referentiejaar voor de populatiedaling het jaar 1950 genomen, waarvan onderzoek inmiddels uitvoerig heeft aangetoond dat de tellingen in dit jaar geen landelijke, maar regionale cijfers betrof.
Daarnaast staan op habitatrichtlijn-lijst alleen diersoorten die toen die richtlijn in werking trad (1994) bedreigd waren. De advocaten van de Jagersvereniging en de FPG hebben de rechter voorgelegd dat de toepassing van de habitatrichtlijnmethode voor de bepaling van de staat van instandhouding van algemeen voorkomende soorten, zoals de haas en het konijn onrechtmatig is. Ook in andere Europese landen is dit niet gebruikelijk.

Deze methode neemt als vertrekpunt dat de populatie van de dieren in de habitatrichtlijn-lijst even hoog moet zijn als in 1994. Er hoeven namelijk anno 2023 niet evenveel hazen en konijnen te zijn als in 1994. Immers in 1994 waren deze dieren niet bedreigd en zijn daarom niet opgenomen in de habitatrichtlijn-lijst. In het verlengde hiervan hebben de advocaten het verbod aan de Staat gevorderd om de habitatrichtlijnmethode in de toekomst toe te mogen passen voor de bepaling van de staat van instandhouding van de haas en het konijn. Dit zijn wezenlijke vorderingen die belangrijk zijn voor de vraag hoe wij in Nederland met wilde dieren willen omgaan en samenleven, maar ze zijn zonder afdoende inhoudelijke argumentatie door de rechter aan de kant geveegd.

Niet ontvankelijk
Daarnaast is het opvallend dat de verenigingen als belangenbehartigers van de jagers in Nederland niet ontvankelijk worden verklaard. De advocaten van de jagersverenigingen en de FPG zeggen hierover: “Verenigingen hebben een (grond)recht om besluiten die hun eigen belang raken aan de rechter voor te leggen. Dit miskent de niet-ontvankelijkverklaring van de verenigingen. Omdat we dit probleem al hadden voorzien hebben we hebben vanaf het begin twee WBE’s en drie individuele jagers mee laten doen als ‘eisers’. Feitelijk moest de rechtbank dus linksom of rechtsom een inhoudelijke uitspraak doen”.

Discussie noodzakelijk
Hoewel het vonnis van de rechtbank in Den Haag veel vragen oproept, benadrukt voorzitter van de Jagersvereniging Theo ten Haaf om ondanks de teleurstelling niet bij de pakken neer te gaan zitten. “Daarvoor is het belang van de jager en onze missie veel te belangrijk. De brede rol die jagers spelen in het Nederlands landschap blijft cruciaal, zeker nu mensen en dieren elkaar steeds vaker in de weg zitten. Ook na dit vonnis blijft het belangrijk om goede relaties te onderhouden met de politiek en andere belanghebbenden. Wij blijven politieke partijen onverminderd benaderen met onze standpunten. Met een bezoek van de minister in het vooruitzicht zullen wij de belangen van de jagers en de passie waarmee onze mensen zich inzetten voor de Nederlandse natuur blijvend voor het voetlicht brengen. Zonder rechtszaak hadden we geen discussie gehad over beoordelingsmethoden, rekenmodellen en het begrip ‘staat van instandhouding’. Deze discussie is wel noodzakelijk om de in de toekomst de wetenschappelijke grondslag van de beleidsvorming te verbeteren. Hoewel dit zich op dit moment niet heeft vertaald in een positieve uitspraak, is het zaak dat u zich blijft inzetten voor de jacht en wetgeving op basis van betere data en beoordelingsmethoden.”

Rene Leegte, voorzitter van de NOJG houdt ook de moed erin: wij zullen samen met de Jagersvereniging het gespreek met de minister aangaan tijdens de komende bijeenkomsten. De politieke lobby, zeker in deze politiek spannende tijden, gaat onverminderd voort.”

Rene Leegte roept de leden van de NOJG op om de ALV van 16 november aanstaande te bezoeken om mee te praten over deze uitspraak en te discussiëren over de toekomst: “de inbreng van onze leden in deze discussie is van groot belang”.

Hoger beroep
De Jagersvereniging, de NOJG en de FPG zullen het vonnis van de rechtbank uitvoeriger bestuderen en in onderling overleg besluiten of het wenselijk is in hoger beroep te gaan. Dit moet binnen drie maanden worden ingediend.

De volledige uitspraak van de rechter vind hier:ECLI NL RBDHA 2023 14822

 

Reacties zijn gesloten.